Overwegingen
1. Bij besluit van 23 november 2009 is eiser met ingang van 1 januari 2010 aangesteld in de functie van [functie 2] (thans [functie] , hierna: [functie] ) bij de [naam leerstoelgroep] van Wageningen University (WU). Dit betrof een tijdelijke aanstelling voor de duur van drie jaar. In het aanstellingsbesluit is vastgelegd dat eiser deelneemt aan een loopbaantraject voor wetenschappelijk personeel (hierna: tenure track). Een tenure track geeft perspectief op een vaste aanstelling als persoonlijk hoogleraar als voldaan wordt aan bepaalde kwaliteitscriteria voor onderwijs, onderzoek en management. Tijdens de tenure track volgt elke drie jaar een nieuwe loopbaanstap met als sluitstuk – na vier loopbaanstappen – de aanstelling als persoonlijk hoogleraar. In eisers aanstellingsbesluit is vastgelegd dat circa zes maanden voor het einde van het tijdelijke dienstverband een beoordeling wordt opgesteld over voortzetting van het loopbaantraject en dat die beoordeling mede plaatsvindt op basis van advies van een beoordelingsadviescommissie.
2. Professor [naam betrokkene] (hierna: prof. [naam betrokkene] ), voorzitter van de [naam leerstoelgroep] (waarvan de naam later is gewijzigd naar [naam leerstoelgroep] , hierna: [naam leerstoelgroep] ) heeft in een brief van 14 september 2012 een uiteenzetting gegeven van eisers presteren sinds 1 januari 2010. Prof. [naam betrokkene] heeft de aanbeveling gedaan om eiser te bevorderen naar de functie van [functie 1] , de tweede loopbaanstap van de tenure track.
3. Op 19 oktober 2012 heeft een midterm assessment committee van het [naam leerstoelgroep] (hierna: BAC I) een negatief advies uitgebracht over een bevordering van eiser van [functie] naar [functie 1] . Daaraan is onder meer ten grondslag gelegd dat eiser onvoldoende wetenschappelijke publicaties heeft gerealiseerd en dat, niettegenstaande de verklaringen die hiervoor zijn gegeven, van eiser op dit punt meer vooruitgang had mogen worden verwacht. Ook het publicatieplan voor de komende drie jaar wordt niet geheel realistisch bevonden.
4. Met overneming van het advies van BAC I heeft verweerder bij besluit van 29 november 2012 besloten om eiser niet te bevorderen naar de functie van [functie 1] . Eisers tijdelijke aanstelling in het kader van de tenure track is niet verlengd. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt. Kern van het bezwaar was dat er amper beoordelingen (R&O-gesprekken) hadden plaatsgevonden, zodat van reflectie, resultaatgerichte planning en een eventuele verbeterkans geen sprake was. Ook was er als gevolg van de zware onderwijsbelasting van eiser (vanwege de ziekte van een collega) en de sfeer binnen de vakgroep onvoldoende ruimte voor het schrijven van publicaties.
5. Op advies van de Commissie van advies voor de bezwaarschriften Wageningen Universiteit (hierna: de bezwaarschriftencommissie) hebben partijen de mogelijkheid van een minnelijke oplossing van het geschil onderzocht. Dit heeft ertoe geleid dat partijen op 27 mei 2013 een vaststellingsovereenkomst hebben gesloten. Afgesproken is dat eisers aanstelling als [functie] wordt verlengd van 1 januari 2013 tot 1 juli 2014 en dat in mei 2014 een midterm-BAC (hierna: BAC II) zal beoordelen of aan de afgesproken criteria is voldaan. Ook is onder meer afgesproken dat eisers onderwijslast in 2013 en het eerste kwartaal van 2014 gemiddeld maximaal 30% van de standaard beschikbare tijd bedraagt, dat een R&O-gesprek zal worden gehouden over de afgelopen twee jaar, dat daarna tot 1 juli 2014 elke vier maanden een voortgangs- en evaluatiegesprek zal worden gehouden en dat eiser gebruik kan maken van een coach.
6. Op 13 mei 2013, 12 augustus 2013, 20 november 2013 en 13 maart 2014 hebben R&O-gesprekken plaatsgevonden tussen eiser en zijn leidinggevende, [naam leidinggevende] (hierna: [naam leidinggevende] ), [functie 3] bij [naam leerstoelgroep] . Tegen de R&O-verslagen van 13 mei 2013 en 13 maart 2014 heeft eiser bezwaar gemaakt.
7. Op 8 mei 2014 heeft eiser zijn portfolio aan BAC II aangeboden. Op 27 mei 2014 heeft BAC II gesproken met eiser. Ook heeft BAC II gesproken met [naam leidinggevende] . BAC II heeft geen kennis genomen van de in de periode van mei 2013 tot en met maart 2014 opgemaakte R&O-verslagen. Op 5 juni 2014 heeft BAC II een negatief advies uitgebracht over de bevordering van eiser naar [functie 1] . Bij brief van 18 juni 2014 heeft eiser zijn bedenkingen geuit tegen het negatieve advies van BAC II. Na een zienswijzegesprek op 1 juli 2014 heeft verweerder het primaire besluit III genomen.
8. Bij het bestreden besluit heeft verweerder, conform het advies van de bezwaarschriftencommissie, het bezwaar tegen het primaire besluit III ongegrond verklaard en het bezwaar tegen de R&O-verslagen gegrond verklaard. Bij nader besluit van 23 maart 2015 heeft verweerder de motivering van de R&O-verslagen van 13 mei 2013 en 13 maart 2014 aangevuld.
9. De rechtbank zal hierna eerst ingaan op verweerders weigering om eiser te bevorderen naar [functie 1] en daarna de geschilpunten met betrekking tot de R&O-verslagen van 13 mei 2013 en 13 maart 2014 beoordelen. Bij het geschil over deze twee R&O-verslagen zal op grond van het bepaalde in artikel 6:19, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) het nadere besluit van 23 maart 2015 worden betrokken in de beoordeling.
De weigering om eiser te bevorderen naar [functie 1] en het niet verlengen van de aanstelling
10. In zijn besluitvorming heeft verweerder aan de weigering tot bevordering en het niet verlengen van eisers aanstelling ten grondslag gelegd dat eisers capaciteiten, waaronder competenties, houding en gedrag, onvoldoende zijn. Ter motivering heeft verweerder verwezen naar het negatieve advies van BAC II en verder heeft verweerder gesteld dat op tenminste een drietal punten de feiten wezenlijk anders liggen dan door eiser is gepresenteerd, hetgeen niet strookt met de van een tenure track-kandidaat te verwachten houding en integriteit. Eiser bestrijdt het advies van BAC II en het verwijt ten aanzien van zijn houding en integriteit. De rechtbank zal eerst ingaan op het advies van BAC II.
11. In beroep voert eiser primair aan dat BAC II hem ten onrechte heeft beoordeeld aan de hand van alle criteria van de tenure track, omdat hij na de verlenging van zijn aanstelling uitsluitend nog voldoende publicatie-credits moest behalen om te worden bevorderd naar [functie 1] . Eiser verwijst hiervoor naar punt 4.2 van de vaststellingsovereenkomst van 27 mei 2013 (hierna: de overeenkomst), waarin staat dat een M-BAC zal beoordelen of aan de afgesproken criteria is voldaan. Dit zijn volgens eiser uitsluitend de criteria die zijn genoemd in de punten 4.3, 4.7 en 4.8 van de overeenkomst. Deze zien op het behalen van 24 publicatie-credits, de onderwijslast en het houden van R&O-gesprekken. Aan deze eisen is voldaan. Andere beoordelingspunten hadden, anders dan BAC II heeft gedaan, niet mogen worden meegewogen, aldus eiser.
12. De rechtbank volgt eiser niet in de door hem gegeven uitleg van de overeenkomst. De bepalingen daarvan dienen in onderlinge samenhang en tegen de achtergrond van de tenure track-regeling te worden gelezen. Onder punt 4.9 van de overeenkomst wordt gesproken over “de criteria om de volgende loopbaanstap te maken in tenure track”, waarbij uitdrukkelijk is verwezen naar de eisen die zijn opgenomen in de bijlagen bij de overeenkomst. Als bijlagen zijn aangehecht de documenten ‘Appointment and promotion criteria scientific staff SSG’ en ‘Guidelines career development academic staff/tenure track SSG’. Hierin zijn alle criteria (van de verschillende loopbaanstappen) van de tenure track opgenomen. Eisers stelling dat hij kon volstaan met het behalen van 24 publicatie-credits vindt dus geen steun in de overeenkomst. De tekst van punt 4.3 van de overeenkomst (“Voordat de BAC adviseert over de promotie van [functie] naar [functie 1] , heeft [de man] 24 credits aan gepubliceerde dan wel geaccepteerde publicaties gerealiseerd.”) wijst er bovendien op dat het behalen van die 24 credits veeleer als een ingangsvoorwaarde had te gelden, waaraan moest zijn voldaan, alvorens de BAC aan een inhoudelijke toetsing aan de (andere) criteria en beoordelingspunten van de tenure track zou toekomen. In de vastlegging van de afspraken tussen partijen in de overeenkomst kan dus geenszins een inperking of vermindering worden gelezen van de algemeen geldende tenure track-criteria. Dat eiser stelt in de veronderstelling te hebben verkeerd dat BAC II alleen zou kijken naar de publicatie-credits, en niet naar andere beoordelingspunten, is daarbij niet relevant, omdat dit niet een betekenis is die hij redelijkerwijs aan de gemaakte afspraken heeft mogen toekennen. Deze beroepsgrond slaagt niet.
13. Subsidiair voert eiser aan dat het advies van BAC II onzorgvuldig tot stand is gekomen en inhoudelijk onjuist is, zodat verweerder zijn besluitvorming niet op dit advies had mogen baseren. Eiser stelt dat zijn capaciteiten toereikend zijn voor een bevordering naar [functie 1] en heeft ter onderbouwing van zijn standpunt verklaringen van collega-wetenschappers van de WU en andere universiteiten overgelegd.
14. Partijen zijn het er over eens dat het advies van BAC II zowel het karakter heeft van een advies als dat van een beoordeling. Naarmate aan een advies een grotere mate van deskundigheid ten grondslag ligt, zal de ruimte voor een inhoudelijke toets beperkter zijn. Dit betekent dat de rechtbank in dit geval de inhoud van het aan het bestreden besluit ten grondslag gelegde advies van BAC II terughoudend toetst. Dit neemt echter niet weg dat een advies inzichtelijk en concludent moet zijn en dat het zorgvuldig tot stand moet zijn gekomen. De terughoudende toets geldt ook in zoverre het advies van BAC II tevens als een beoordeling is aan te merken. Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (de Raad) is de toetsing met betrekking tot de inhoud van een beoordeling beperkt tot de vraag of gezegd moet worden dat de beoordeling op onvoldoende gronden berust. Daarbij geldt als uitgangspunt dat in het geval van negatieve oordelen het betrokken bestuursorgaan aan de hand van concrete feiten in rechte aannemelijk moet maken dat die negatieve waardering niet op onvoldoende gronden berust (zie onder meer de uitspraak van de Raad van 1 mei 2003, ECLI:NL:CRVB:2003:AK8410). D
e samenstelling van BAC II en de zorgvuldigheid van de totstandkoming van het advies
15. Artikel 4 lid 3 van de Assessment regulations tenure track Wageningen University (hierna: assessment regulations) bepaalt de samenstelling van een M-BAC als volgt:
independent chairperson
secretary
Director of Research Institute (member, possibly in combination with independent chairpersonship)
Programme Director (member)
student (member)
scientist from an adjacent field of study (member)
chair holder (informant)
HR officer (advisor).
BAC II bestond uit de volgende personen:
[de persoon] (voorzitter)
[de persoon] (aanpalende leerstoelgroep)
[de persoon] (directeur [school] )
[de persoon] (programma-directeur [school] )
[de persoon] (student)
[de persoon] (HR adviseur).
16. Eiser stelt dat [de persoon] geen ‘independent chairperson’ is in de zin van artikel 4, derde lid, van de assessment regulations, omdat [de persoon] verbonden was aan de WU en daarnaast ook de voorzitter van BAC I was en dus al eerder (negatief) over eiser had geadviseerd.
17. Verweerder heeft ter zitting toegelicht dat [de persoon] fungeert als vaste voorzitter van alle BAC’s binnen het departement [naam leerstoelgroep] , tenzij hij verhinderd is. Dat de voorzitter onafhankelijk moet zijn, betekent volgens verweerder dat de voorzitter niet dezelfde hoogleraar mag zijn als de hoogleraar van de leerstoelgroep van de tenure track-kandidaat.
18. De rechtbank is met verweerder van oordeel dat de BAC als een interne adviescommissie moet worden aangemerkt. Dit betekent dat het bepaalde in artikel 3:5, eerste lid, van de Awb, waarop door eiser ter zitting een beroep is gedaan en waarin staat dat de adviseur niet werkzaam is onder verantwoordelijkheid van het bestuursorgaan, in dit geval niet van toepassing is. Dat [de persoon] verbonden was aan de WU doet zodoende niet af aan zijn onafhankelijkheid. Ook het feit dat [de persoon] de voorzitter was van BAC I maakt niet dat hij in dit geval niet als onafhankelijk kan worden aangemerkt. In het advies van BAC I is eiser immers uitsluitend beoordeeld aan de hand van een objectief vast te stellen gegeven, namelijk het aantal behaalde publicatie-credits. Op basis van dit gegeven heeft BAC I negatief geadviseerd. Eisers beroepsgrond dat de voorzitter van BAC II niet onafhankelijk was, slaagt daarom niet.
19. Volgens artikel 4, derde lid, van de assessment regulations fungeert de
chair holder(de leerstoelhouder) als informant voor de BAC. De gebruikelijke gang van zaken is dat de chair holder een voordracht schrijft en de BAC tijdens een gesprek nader mondeling informeert. In dit geval beschikte de leerstoelgroep [naam leerstoelgroep] ten tijde van de advisering door BAC II niet over een leerstoelhouder vanwege het vertrek van [naam betrokkene] . In haar hoedanigheid van [functie 3] heeft [naam leidinggevende] als informant gefungeerd. Zij heeft een korte brief geschreven, waarin BAC II is verzocht advies uit te brengen, en zij heeft tijdens het gesprek van 27 mei 2014 inlichtingen aan BAC II verstrekt.
20. De rechtbank is van oordeel dat het ontbreken van een (inhoudelijke) hoogleraar als informant in dit geval als een ernstige onzorgvuldigheid is aan te merken. Het voorschrift dat de leerstoelhouder als informant optreedt, strekt ertoe te waarborgen dat de BAC beschikt over relevante informatie over het vakgebied en het onderzoeksdomein van de tenure track-kandidaat en diens functioneren daarbinnen. Dit komt ook tot uitdrukking in de Guidelines career development academic staff/tenure track SSG (hierna: de Guidelines). Daarin staat (vetgedrukt) als centrale toetsingsmaatstaf:
The Assessment Committee (BAC) makes an overall assessment of the academic performance of a candidatewithin her/his domain-specific and institutional context(onderstreping rechtbank). Naar het oordeel van de rechtbank valt niet in te zien hoe recht kan worden gedaan aan dit uitgangspunt wanneer de BAC geen inhoudelijke informatie verkrijgt van één of meer personen die voldoende deskundig zijn op eisers onderzoeksterrein en zicht hebben op diens functioneren. De stelling van verweerder, dat het niet de hoogleraar is maar de BAC die de tenure track-kandidaat beoordeelt, is op zichzelf juist, maar laat onverlet dat het verstrekken van informatie door een hoogleraar/leerstoelhouder essentieel is.
21. Mede gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, verhoudt een zorgvuldige samenstelling van BAC II zich niet met het feit dat (uitsluitend) [naam leidinggevende] als [functie 3] de rol van informant heeft vervuld. Niet in geschil is immers dat [naam leidinggevende] geen wetenschapper is, geen inhoudelijke kennis heeft over het door eiser uitgevoerde onderzoek en eisers onderzoeksdomein. Dit betekent dat [naam leidinggevende] , hetgeen zij overigens zelf ook heeft erkend, niet in staat is om een inhoudelijk oordeel te geven over het werk van eiser.
22. Bij gebrek aan informatie van een hoogleraar van eisers leerstoelgroep had BAC II zich in dit geval op andere wijze ervan moeten verzekeren dat zij zou beschikken over voldoende relevante informatie over eisers vakgebied en onderzoeksdomein en zijn functioneren. Dat heeft BAC II echter niet gedaan. Zo was denkbaar geweest dat bijvoorbeeld informatie zou zijn ingewonnen bij leden van de leerstoelgroep [naam leerstoelgroep] . Dat is niet gebeurd. Ook was denkbaar geweest dat extern informatie zou zijn ingewonnen, bijvoorbeeld bij een hoogleraar van een andere universiteit met expertise op eisers vakgebied en onderzoeksdomein. Zo heeft [de persoon] tijdens het bedenkingengesprek op 1 juli 2014 verklaard dat in bepaalde gevallen onafhankelijke deskundigen worden geraadpleegd. Niet duidelijk is waarom dat in dit geval niet is gebeurd, terwijl daar wel alle reden voor was.
23. Een en ander klemt te meer omdat ook de leden van BAC II niet tot de leerstoelgroep van eiser behoorden. Voorzitter [de persoon] is hoogleraar [naam leerstoelgroep] en behoort tot een geheel andere vakgroep. [de persoon] is verbonden aan een andere leerstoelgroep dan die van eiser. Niet gebleken is dat [de persoon] , directeur van de [school] , [de persoon] , programma-directeur van [bedrijf] of [de persoon] , medewerker [functie 4] , over (vakinhoudelijke) expertise op eisers onderzoeksgebied beschikten. [de persoon] , het student-lid, was als enige verbonden aan (een opleiding van) de leerstoelgroep. Zijn lidmaatschap van BAC II kan echter geenszins het gemis van een hoogleraar als informant compenseren, reeds omdat de deskundigheid en ervaring van een student met betrekking tot het beoordelen van een tenure track-kandidaat niet op één lijn kan worden gesteld met dat van een hoogleraar.
24. In dit verband stelt de rechtbank verder vast dat door verweerder de Guidelines niet volledig zijn nageleefd. Die schrijven in paragraaf 6 voor dat de tenure track-kandidaat in de gelegenheid wordt gesteld mensen voor te dragen als lid van de BAC; in dit geval een student en iemand van een aanpalende leerstoelgroep. Vast staat dat aan eiser die gelegenheid niet is geboden. [de persoon] is benoemd als het lid van een aanpalende leerstoelgroep zonder dat eiser de mogelijkheid heeft gekregen hiervoor iemand voor te dragen. Hiermee is eiser de kans ontnomen een lid van een aanpalende leerstoelgroep voor te dragen dat zich naar eisers inschatting positief zou verhouden tot zijn thema’s, expertise en theoretische oriëntaties. Dit was bij [de persoon] volgens eiser niet het geval. Anders dan verweerder verbindt de rechtbank aan het niet naleven van de Guidelines op dit punt wel consequenties. Mede gelet op het ontbreken van een hoogleraar als informant, acht de rechtbank - daargelaten de omstandigheid dat eiser ook geen student heeft kunnen voordragen - met name het aan eiser onthouden van een kans om als lid iemand van een aanpalende leerstoelgroep voor te dragen een ernstig manco dat (eveneens) afbreuk doet aan de zorgvuldigheid van de gevolgde procedure.
25. De conclusie van het voorgaande is dat BAC II niet beschikte over voldoende relevante informatie over het vakgebied en onderzoeksdomein van eiser en zijn functioneren. Dit brengt de rechtbank tot het oordeel dat, anders dan de Guidelines voorschrijven, niet kan worden vastgesteld dat een deugdelijke en zorgvuldige beoordeling van eisers academisch functioneren binnen zijn domeinspecifieke en institutionele context heeft plaatsgevonden.
26. Over de zorgvuldigheid van de totstandkoming van het advies van BAC II overweegt de rechtbank ten slotte nog het volgende.
27. Ter zitting is gebleken dat [naam leidinggevende] in het gesprek met BAC II op 27 mei 2014 buiten aanwezigheid van eiser is gehoord. Eiser was er daardoor niet van op de hoogte welke informatie [naam leidinggevende] bij die gelegenheid aan BAC II heeft verstrekt en eiser is dus ook niet in de gelegenheid geweest om daarop te reageren. Dit is in strijd met het beginsel van hoor en wederhoor, te meer daar uit het advies van BAC II blijkt dat zij haar oordeel mede op mondeling verstrekte (negatieve) informatie van [naam leidinggevende] heeft gebaseerd. Dit acht de rechtbank daarom een zeldzaam onzorgvuldige gang van zaken. Ook overigens zijn kanttekeningen te plaatsen bij de wijze van informatieverstrekking door [naam leidinggevende] . Hoewel de voordrachtbrief van [naam leidinggevende] aan BAC II neutraal van aard is, heeft [naam leidinggevende] dezelfde dag (op 6 mei 2014) een uitgesproken negatieve e-mail aan eiser gestuurd. Daarin schrijft [naam leidinggevende] dat zij vindt dat eiser serieus tekort schiet, met name in de soft skills en in de verbinding met de context, het WUR domein en mensen. [naam leidinggevende] heeft deze e-mail echter ook in kopie gestuurd aan (onder andere) [de persoon] , die als adviseur [functie 4] deel uitmaakte van BAC II. De rechtbank acht dit zeer onzorgvuldig, omdat hiermee de advisering door BAC II op niet-transparante wijze is of kon worden beïnvloed.
De beoordeling door BAC II
28. BAC II heeft onder meer geoordeeld dat eisers input in onderzoek bij de leerstoelgroep [naam leerstoelgroep] , de Social Sciences Group (het [naam leerstoelgroep] ) en Wageningen University in het algemeen substantieel noch significant relevant is geweest. Volgens BAC II wordt deze observatie bevestigd door [naam leidinggevende] .
29. Niet in geschil is dat [naam leidinggevende] geen wetenschapper is en niet deskundig is op eisers vakgebied. Aangezien [naam leidinggevende] niet in staat is om over eisers onderzoek te oordelen, begrijpt de rechtbank niet hoe BAC II dit oordeel mede op bevindingen van [naam leidinggevende] heeft kunnen baseren. Ook overigens heeft BAC II haar oordeel op dit punt niet van feitelijke onderbouwing voorzien. Daarmee is niet inzichtelijk op basis waarvan BAC II tot die conclusie is gekomen.
30. Verder heeft BAC II geoordeeld dat nauwelijks samenwerking in onderzoek of acquisitie tot stand is gekomen met andere wetenschappers of leerstoelgroepen binnen WU, waardoor het onduidelijk is hoe het onderzoek van eiser past binnen het domein van Wageningen School of Science (WASS). Deze laatste gevolgtrekking acht de rechtbank niet concludent. In elk geval is niet duidelijk waarom het niet passen van eisers onderzoek zou volgen uit de constatering dat weinig samenwerking tot stand is gekomen, mede in aanmerking genomen de omstandigheid dat bij etnografisch onderzoek - waar eiser zich mee bezig houdt - doorgaans geen sprake is van co-auteurschap. Ook overigens kan de rechtbank het oordeel van BAC II, dat eisers onderzoek niet past binnen het domein van WASS, niet goed plaatsen. In het advies van BAC I van 19 oktober 2012 is juist benoemd dat eiser een onderzoeksniche heeft die belangrijk is voor de WU en dat eisers thema’s en onderzoeksonderwerpen relevant en belangwekkend zijn voor de maatschappijwetenschappen. Nu er niets is veranderd in eisers onderzoeksniche is niet goed te begrijpen waarom BAC II ineens tot een geheel andere waardering komt. Dat het onderzoek van eiser als relevant en passend binnen het domein van het WASS-domein wordt gezien, blijkt uit verschillende referenties die door eiser zijn ingebracht. Dit betreffen onder andere referenties van leden van eisers leerstoelgroep. Ook op dit punt is het negatieve oordeel van BAC II naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende onderbouwd.
31. Ten aanzien van de overige kritiekpunten in het advies van BAC II is het naar het oordeel van de rechtbank eveneens onduidelijk op welke feitelijke gegevens BAC II haar negatieve oordelen baseert. Dit geldt temeer nu eiser veel positieve referenties van zowel nationale als internationale wetenschappers op zijn vakgebied heeft ingebracht en er geen hoogleraar op eisers vakgebied als informant is gehoord. BAC II heeft eiser mede beoordeeld aan de hand van zijn portfolio. BAC II heeft echter niet inzichtelijk gemaakt op welke punten uit het portfolio of anderszins blijkt dat eiser niet voldoet aan de vereisten voor bevordering naar [functie 1] . Er worden vooral algemene kwalificaties gehanteerd zonder dat dit wordt onderbouwd met concrete feiten of voorbeelden. Daar komt nog bij dat eiser al in zijn schriftelijke bedenkingen en ook nadien tijdens de bezwaar- en beroepsprocedure gemotiveerd is ingegaan op de verschillende in het advies van BAC II benoemde punten, terwijl door verweerder op de meeste onderdelen van eisers gemotiveerde stellingname niet inhoudelijk heeft gereageerd.
32. Uit al hetgeen hiervoor in de overwegingen 15 tot en met 31 is overwogen, volgt dat het advies van BAC II naar het oordeel van de rechtbank niet inzichtelijk en niet concludent is en niet zorgvuldig tot stand is gekomen. Daarnaast is niet aannemelijk gemaakt dat de in het advies van BAC II opgenomen negatieve beoordeling niet op onvoldoende gronden berust. Dit maakt dat verweerder het advies van BAC II niet ten grondslag had mogen leggen aan de beslissing om eiser niet te bevorderen en diens aanstelling niet te verlengen.
De verwijten ten aanzien van wetenschappelijke houding en integriteit
33. Verweerder heeft de weigering tot bevordering en het niet verlengen van eisers aanstelling, naast het advies van BAC II, ook gegrond op eisers houding en integriteit. Verweerder baseert zich hierbij op de stelling dat tijdens het bedenkingengesprek op 1 juli 2014 is geconstateerd dat eiser de feiten op tenminste drie punten wezenlijk anders heeft gepresenteerd dan deze zijn: het aantal behaalde credits op 27 mei 2014, een PhD-project dat eiser als acquisitie heeft opgevoerd en het aantal citaties van een artikel.
34. Ten aanzien van het aantal publicatie-credits stelt verweerder dat eiser tijdens het bedenkingengesprek op 1 juli 2014 heeft gezegd dat op 27 mei 2014 (de datum waarop het gesprek met BAC II plaatsvond) het benodigde aantal van 24 credits waren behaald. Dit is niet juist, omdat per 27 mei 2014 18 credits aan zonder voorbehoud geaccepteerde artikelen waren behaald. Pas op 4 juni 2014 was sprake van 24 credits, aldus verweerder.
35. Eiser betwist dat hij tijdens het bedenkingengesprek heeft gezegd per 27 mei 2014 al 24 credits te hebben behaald. Eiser had op dat moment 18 credits aan geaccepteerde publicaties en daarnaast nog twee artikelen (12 credits) die voorlopig geaccepteerd waren (‘accepted pending revisions’). Kort daarna is een van deze twee artikelen (6 credits) definitief geaccepteerd. Op het moment dat BAC II haar advies uitbracht, waren 24 credits behaald. Naar dit laatste heeft eiser verwezen tijdens het bedenkingengesprek.
36. De rechtbank is van oordeel dat verweerder op dit punt ten onrechte een verwijt aan eiser maakt. Uit het dossier blijkt niet dat eiser op 1 juli 2014 heeft gezegd dat hij op 27 mei 2014 alle 24 punten aan volledig geaccepteerde en/of gepubliceerde artikelen had behaald. Reeds hierom kan dit verwijt geen stand houden.
37. Het tweede verwijt dat verweerder maakt, betreft een PhD-project. Volgens verweerder heeft eiser gezegd dat hij dit project heeft binnengehaald, terwijl dat niet het geval is geweest. Eiser heeft daarmee ten onrechte doen voorkomen alsof hij dit project heeft geacquireerd, aldus verweerder.
38. Eiser heeft uiteengezet dat hij de betreffende Phd-studente heeft geadviseerd en geholpen bij het schrijven van het onderzoeksvoorstel. De studente heeft het voorstel geschreven waarbij eiser een wezenlijke bijdrage heeft geleverd door het voorstel uitvoerig te becommentariëren en te redigeren. Het uiteindelijke voorstel is ingediend door prof. [naam betrokkene] en eiser als
co-applicants. Prof. [naam betrokkene] was de beoogd promotor en eiser de dagelijks supervisor van de Phd-studente. Eiser heeft met prof. [naam betrokkene] en met een andere professor, [naam betrokkene] , besproken dat hij het PhD-project mocht opvoeren als acquisitie.
39. De rechtbank overweegt als volgt. Of het PhD-project onder de tenure track mag worden opgevoerd als acquisitie, in die zin dat het door eiser is verworven, is kennelijk voor verschillende interpretaties vatbaar en daarmee een punt waar verschillend over kan worden gedacht. Tegen de achtergrond van de feitelijke inbreng van eiser, die door verweerder niet is betwist, is zeer wel verdedigbaar dat zijn betrokkenheid bij de verwerving van het Phd-project als acquisitie kan worden aangemerkt. Verweerder heeft ook niet aannemelijk gemaakt dat het niet als acquisitie van eiser is te beschouwen. In elk geval ligt de situatie aanzienlijk genuanceerder dan verweerder heeft gesteld. Dit rechtvaardigt dan ook niet de door verweerder gebezigde kwalificatie dat eiser de feiten anders heeft gepresenteerd dan deze in werkelijkheid zijn. Naar het oordeel van de rechtbank kan daarom het door verweerder ook op dit punt gemaakte verwijt aan eiser geen stand houden.
40. Het derde en laatste punt betreft het aantal door eiser opgevoerde citaties. Eiser heeft tijdens het bedenkingengesprek verteld dat zijn artikel ‘The Chemo and the Mona’ vijf keer is geciteerd. Dit bleken achteraf vier citaties te zijn (twee keer in gepubliceerde artikelen en twee keer in nog niet gepubliceerde maar wel al geaccepteerde artikelen). Eiser zegt zich te hebben vergist. Een ander artikel van eiser was ook geciteerd en dat heeft hij per abuis meegeteld bij ‘The Chemo and the Mona’. Naar het oordeel van de rechtbank rechtvaardigt een dergelijke vergissing niet de kwalificatie dat eiser niet integer zou zijn. Op geen enkele manier is gebleken dat eiser over het aantal citaties – dat door hem slechts ter illustratie is genoemd en dat verder in het kader van de toetsing aan de tenure track-criteria geen rol heeft gespeeld – bewust een verkeerde voorstelling van zaken zou hebben willen geven. Het verwijt dat verweerder eiser hierover maakt, is naar het oordeel van de rechtbank dan ook misplaatst en niet terecht.
41. Verweerder had de verwijten ten aanzien van eisers houding en integriteit daarom niet ten grondslag mogen leggen aan het primaire besluit III. Dit betekent dat de hiertegen gerichte beroepsgronden slagen.
42. Uit al het voorgaande volgt dat aan het bestreden besluit, voor zover dat ziet op de weigering tot bevordering en het niet verlengen van eisers aanstelling, een zorgvuldigheidsgebrek kleeft en dat daarin daarnaast een deugdelijke motivering ontbreekt. Daarmee is het in strijd met het bepaalde in de artikelen 3:2 en 7:12, eerste lid, van de Awb. Het bestreden besluit, voor zover daarin het bezwaar tegen het primaire besluit III ongegrond is verklaard, moet daarom worden vernietigd.
43. De rechtbank ziet geen mogelijkheid om te beoordelen of de rechtsgevolgen van het vernietigde gedeelte van het bestreden besluit in stand kunnen blijven of om zelf in de zaak te voorzien, omdat eerst nader onderzoek door verweerder nodig is. Een M-BAC in een nieuwe samenstelling zal opnieuw moeten beoordelen of eiser per 30 juni 2014 voldeed aan de tenure track-criteria. Gelet op de aard van dit onderzoek en omdat onzeker is hoeveel tijd daarmee gemoeid zal zijn, acht de rechtbank in dit geval het toepassen van een bestuurlijke lus niet een doelmatige wijze van afdoening. Daarom zal de rechtbank volstaan met vernietiging van het bestreden besluit op dit punt en de opdracht aan verweerder om, met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen, een nieuwe beslissing op eisers bezwaar tegen het primaire besluit III te nemen. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van zestien weken. In verband met de benodigde samenstelling en werkzaamheden van de BAC, alsmede gelet op de zomerperiode, valt niet te verwachten dat een kortere termijn reëel is.