ECLI:NL:RBAMS:2016:4156

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
14 juni 2016
Publicatiedatum
6 juli 2016
Zaaknummer
AWB - 15 _ 1004
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens gebrek aan machtiging van de minderjarige

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 14 juni 2016 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure waarbij de William Schrikker Groep betrokken was. De zaak betreft een beroep ingesteld door mr. A.J.R. Oude Middendorp namens een minderjarige, aangeduid als [naam 1]. De William Schrikker Groep had eerder geweigerd om afgifte van het dossier van [naam 1] te verlenen, waarop mr. Oude Middendorp beroep heeft ingesteld. Tijdens de zitting op 14 juni 2016 was [naam 1] niet aanwezig, maar mr. Oude Middendorp en een vertegenwoordiger van de William Schrikker Groep waren wel aanwezig.

De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep niet-ontvankelijk is, omdat niet is aangetoond dat mr. Oude Middendorp gemachtigd was om namens [naam 1] op te treden. De gemachtigde heeft een handgeschreven brief overgelegd die in het Spaans was opgesteld, maar hij heeft zelf niet kunnen bevestigen wat de inhoud van deze brief was, aangezien hij de Spaanse taal niet beheerst. De rechtbank concludeert dat de e-mail met de vertaling van de vader van [naam 1] onvoldoende is om aan te nemen dat er een geldige machtiging was. Bovendien, gezien de tegenstrijdige belangen tussen de minderjarige en de ouders, is er meer nodig dan een dergelijke vertaling om de machtiging te onderbouwen.

De rechtbank heeft daarom besloten dat het beroep niet-ontvankelijk is en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, waarbij de voorzitter tevens kinderrechter was. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 15/1004
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de meervoudige kamer van 14 juni 2016 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , Bolivia, hierna: [naam 1] ,

en

William Schrikker Groep

(gemachtigde: mr. T.I. Visser).

Procesverloop

Bij brief van 13 januari 2015 heeft de William Schrikker Groep
mr. A.J.R. Oude Middendorp (hierna mr. Oude Middendorp) meegedeeld afgifte dan wel afschrift van het dossier van [naam 1] te weigeren. Namens [naam 1] heeft mr. Oude Middendorp tegen die beslissing beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 juni 2016. [naam 1] is niet verschenen.
Mr. Oude Middendorp is verschenen. De William Schrikker Groep heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Tevens was namens de William Schrikker Groep ter zitting aanwezig [naam 2] .
Na sluiting van het onderzoek ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Overwegingen

1. Mr. Oude Middendorp heeft gesteld dat hij namens [naam 1] als gemachtigde optreedt. Ter onderbouwing heeft mr. Oude Middendorp een kopie van een in de Spaanse taal opgestelde, handgeschreven en naar gesteld van [naam 1] afkomstige brief overgelegd. Deze brief was als bijlage gevoegd bij een e-mailbericht van 24 september 2014, afkomstig van het e-mailadres van de vader van [naam 1] . Het e-mailbericht bevat volgens mr. Oude Middendorp de vertaling van de brief van [naam 1] . De vader van [naam 1] zou de brief hebben vertaald uit het Spaans. De tekst van het e-mailbericht luidt:
Beste meneer Oude Middendorp,
In Nederland hebben gemene mensen mij veel pijn en verdriet gedaan. Kunt u zorgen dat zij daarvoor straf krijgen?
[eiser]
2. Desgevraagd heeft mr. Oude Middendorp ter zitting verklaard zelf niet te weten wat er in de handgeschreven brief staat omdat hij de Spaanse taal niet beheerst. Hij is afgegaan op de vertaling van de vader van [naam 1] in de e-mail van 24 september 2014. Verder heeft mr. Oude Middendorp ter zitting desgevraagd verklaard dat hij via [naam 3] , de oma van [naam 1] , contact heeft gehad met de vader van [naam 1] en dat de vader van [naam 1] hem heeft gemachtigd te procederen. Daarbij heeft mr. Oude Middendorp er op gewezen dat de vader van [naam 1] sinds 24 maart 2015 het gezag over [naam 1] heeft. Mr. Oude Middendorp heeft nooit met [naam 1] zelf gesproken.
3. De rechtbank is van oordeel dat niet is gebleken dat [naam 1] mr. Oude Middendorp heeft gemachtigd namens hem te procederen. De e-mail van het e-mailadres van de vader van [naam 1] met daarin de gestelde vertaling - door de vader - van de brief van [naam 1] is onvoldoende om dit te kunnen aannemen. Mr. Oude Middendorp heeft geen kennis genomen van de inhoud van de brief zelf. Bovendien geldt dat juist in een geval van een minderjarige zoals [naam 1] , waar sprake is van tegenstrijdige belangen met (een van) de ouders, meer nodig is dan een brief met een dergelijke - zeer magere - inhoud. Dat mr. Oude Middendorp door de vader van [naam 1] is gemachtigd, betekent niet dat [naam 1] mr. Oude Middendorp heeft gemachtigd namens hem op te treden.
4. Nu niet is gebleken dat mr. Oude Middendorp door [naam 1] is gemachtigd om in rechte op te treden, kan niet worden vastgesteld dat het beroep namens [naam 1] is ingediend. Het beroep is dan ook niet-ontvankelijk. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.A. Broekhuis, voorzitter, tevens kinderrechter, mrs. J.T. Kruis en B.C. Langendoen, leden, in aanwezigheid van M.E. Sjouke, griffier, op
14 juni 2016.
griffier
voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending van het proces-verbaal daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.