1.2.Het EJI-ICT is, aldus verweerder, een initiatief van een aantal EU lidstaten onder “trekker”-schap van Nederland. In het EJI-ICT (hierna: het Project) worden ideeën ontwikkeld en uitgewisseld over beperking van jihadistische content op het internet. Binnen het initiatief worden waar mogelijk best practices geïdentificeerd en geformuleerd die deelnemende landen eventueel kunnen gebruiken bij de ontwikkeling van beleid, bijvoorbeeld ten aanzien van een constructieve samenwerking met private partijen met inachtneming van wederzijdse rollen en verantwoordelijkheden.
2. Bij het primaire besluit heeft verweerder op het Wob-verzoek beslist. Er zijn 90 documenten aangetroffen die betrekking hebben op het verzoek. Verweerder heeft geweigerd deze documenten openbaar te maken en beroept zich daarbij in de eerste plaats op artikel 10, tweede lid, onder a en g van de Wob.
3. In de bezwaarfase heeft verweerder vastgesteld dat de documenten 20, 21 en 77 reeds openbaar zijn. Ten aanzien van de documenten 1, 4, 9, 12, 18, 55, 57, 60 en 87 heeft verweerder vastgesteld dat deze stukken geen betrekking hebben op het Wob-verzoek. Verweerder heeft deze om die reden buiten beschouwing gelaten. Hetzelfde geldt voor een aantal documenten die dubbel op de lijst zouden staan. Verweerder heeft in het bestreden besluit de weigeringsgronden ten aanzien van de overige (76) stukken gehandhaafd en nader toegelicht. Eiseres heeft niet bestreden dat de documenten 20, 21 en 77 al openbaar zijn gemaakt.
4. Bij brief van 6 januari 2016 heeft eiseres de rechtbank toestemming gegeven met toepassing van artikel 8:29, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kennis te nemen van de door verweerder vertrouwelijk overgelegde stukken.
5. Ingevolge artikel 10, tweede lid, van de Wob blijft het verstrekken van informatie ingevolge deze wet achterwege voor zover het belang daarvan niet opweegt tegen de volgende belangen:
a. de betrekkingen van Nederland met andere staten en met internationale organisaties;
(…)
g. het voorkomen van onevenredige bevoordeling of benadeling van de bij de aangelegenheid betrokken natuurlijk personen of rechtspersonen dan wel van derden.
De weigeringsgronden van artikel 10, tweede lid, aanhef en onder a en g, van de Wob