ECLI:NL:RBAMS:2016:4073

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
1 juli 2016
Publicatiedatum
1 juli 2016
Zaaknummer
13/669053-16
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal met geweld en bedreiging met geweld, gevangenisstraf opgelegd

Op 1 juli 2016 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal van een mobiele telefoon. De verdachte heeft het slachtoffer op 9 februari 2016 in Amsterdam met een steen op het hoofd geslagen en dreigend gefouilleerd om de telefoon te stelen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de telefoon heeft weggenomen met geweld en bedreiging, wat de diefstal heeft voorbereid en vergemakkelijkt. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie, die een gevangenisstraf van 15 maanden had geëist, afgewezen en in plaats daarvan een gevangenisstraf van 8 maanden opgelegd, waarvan 4 maanden voorwaardelijk. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de eerdere veroordelingen van de verdachte voor geweldsdelicten en de hoge kans op recidive. De verdachte is vrijgesproken van een tweede tenlastegelegde feit, namelijk de mishandeling van een tweede slachtoffer, omdat het bewijs daarvoor onvoldoende was. De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden aan de voorwaardelijke straf verbonden, waaronder een meldplicht en deelname aan een behandeling.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummers: 13/669053-16 en 13/654242-13 (herroeping voorwaardelijke invrijheidstelling, hierna: v.i.) (Promis)
Datum uitspraak: 1 juli 2016
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1981,
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres [adres 1] , [woonplaats] , gedetineerd in het [detentie adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 17 juni 2016.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. W. van Schaijck, en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. P.W. van Rijmenam- van Oosterom, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijziging op 17 juni 2016, tenlastegelegd dat
ten aanzien van feit 1:
hij op of omstreeks 09 februari 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een mobiele telefoon, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [persoon 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [persoon 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping
op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken, en/of het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, voornoemde [persoon 1] meermalen, althans eenmaal, met een steen, althans een hard en/of stomp voorwerp, tegen het hoofd en/of het gezicht heeft geslagen en/of gestompt en/of voornoemde [persoon 1] bij de revers van zijn jas heeft vastgepakt en heeft meegetrokken en/of dreigend heeft gefouilleerd;
ten aanzien van feit 2:
hij op of omstreeks 09 februari 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk [persoon 2] heeft mishandeld, bestaande die mishandeling uit het meermalen, althans eenmaal, slaan en/of stompen met een steen, althans een hard en/of stomp voorwerp, tegen het hoofd en/of het gezicht van voornoemde [persoon 2] , waardoor voornoemde [persoon 2] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de tenlastegelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
Ten aanzien van feit 1 dient op grond van de bewijsmiddelen die zich in het dossier bevinden te worden bewezen dat verdachte naar de aangever is gelopen en hem bij zijn revers heeft gepakt en meegetrokken om hem vervolgens dreigend te fouilleren waarna verdachte de mobiele telefoon van de aangever heeft weggenomen. Niet kan worden bewezen dat hij de aangever met een steen heeft geslagen nu dit op de ter zitting getoonde camerabeelden niet is te zien.
Voorts kan ook feit 2 worden bewezen, ondanks dat geen aangifte is gedaan.
4.2
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van feit 1 dient verdachte te worden vrijgesproken van het tenlastegelegde geweldscomponent. Op de camerabeelden is immers geen steen waar te nemen en evenmin is waar te nemen dat de aangever met een steen is geslagen.
Verdachte dient wegens gebrek aan bewijs van feit 2 te worden vrijgesproken. De verklaringen van de aangever en de getuige [persoon 3] zijn immers onderling inconsistent en bevatten tegenstrijdigheden. Daarnaast komt het postuur van verdachte niet overeen met het opgegeven signalement. Ook de enkelvoudige fotoconfrontatie met de nodige behoedzaamheid te worden bezien. Tot slot is het letsel dat door de aangever is opgelopen niet door de verbalisant waargenomen en evenmin wordt dit letsel ondersteund door een letselverklaring.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Het oordeel over het onder feit 1 tenlastegelegde
De rechtbank is van oordeel dat op grond van de bewijsmiddelen die in bijlage I zijn vervat, kan worden bewezen dat verdachte een mobiele telefoon heeft weggenomen nadat hij de aangever met een steen op het hoofd heeft geslagen, hem dreigend bij de revers heeft gepakt en heeft meegenomen en hem dreigend heeft gefouilleerd. Dat op de ter zitting getoonde beelden niet is te zien dat verdachte de aangever met een steen heeft geslagen, neemt niet weg dat dit heeft plaatsgevonden. Gelet op de aangifte en het geconstateerde letsel bij de aangever zal deze klap immers buiten beeld zijn gegeven, nu verdachte en de aangever even uit beeld verdwijnen nadat verdachte op de aangever was afgelopen.
4.3.2
Vrijspraak van het onder feit 2 tenlastegelegde
De rechtbank is met de raadsvrouw van oordeel dat niet kan worden bewezen dat verdachte degene is geweest die [persoon 2] heeft mishandeld, te meer nu het opgegeven signalement niet overeenkomt met dat van verdachte. Verdachte dient dus van feit 2 te worden vrijgesproken.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in bijlage I vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
ten aanzien van feit 1:
op 9 februari 2016 te Amsterdam, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een mobiele telefoon, toebehorende aan [persoon 1] , welke diefstal werd voorafgegaan van geweld en bedreiging met geweld tegen voornoemde [persoon 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij, verdachte, voornoemde [persoon 1] met een steen tegen het hoofd heeft geslagen, voornoemde [persoon 1] bij de revers van zijn jas heeft vastgepakt en heeft meegetrokken en dreigend heeft gefouilleerd.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door hem onder 1 en 2 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, met daaraan verbonden de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd in het reclasseringsrapport van 9 juni 2016, met uitzondering van het locatiegebod dat wordt gecontroleerd middels elektronisch toezicht.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft naar voren gebracht dat de bewijsmiddelen die zich in het dossier bevinden uitsluitend zouden kunnen leiden tot bewezenverklaring van diefstal van een telefoon met een enkele duw of ruk. Ingevolge de LOVS oriëntatiepunten staat daar bij een recidivist een gevangenisstraf op van twee tot vier maanden.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal van een telefoon door het slachtoffer met een steen op zijn hoofd te slaan en hem dreigend te fouilleren. Een feit als het onderhavige wordt in de regel door het slachtoffer als bedreigend en beangstigend ervaren en leidt veelal nog gedurende geruime tijd tot nadelige psychische gevolgen. Gezien het openlijke karakter, op straat, kan een feit als het onderhavige bovendien gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving teweegbrengen.
Bovendien is verdachte blijkens het Uittreksel Justitiële Documentatie van 26 mei 2016 eerder veroordeeld voor geweldsdelicten en liep hij nog in de proeftijd van een v.i.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het reclasseringsrapport van 9 juni 2016. Hieruit blijkt dat de kans op recidive ten aanzien van verdachte wordt ingeschat als hoog. Geadviseerd wordt een (gedeeltelijk) voorwaardelijke straf op te leggen met daaraan verbonden de volgende bijzondere voorwaarden. Een meldplicht, waarbij verdachte zich moet melden bij reclassering Nederland, [adres 2] te Amsterdam. Hierna moet hij zich gedurende bepaalde perioden blijven melden zo frequent als de reclassering dat nodig acht. Daarnaast wordt verdachte verplicht om deel te nemen aan diagnostisch onderzoek en tevens om een behandeling te volgen bij Forensische Ambulante Zorg Inforsa of een soortgelijke instelling zolang de behandelaar en de reclassering dit nodig achten. Voorts wordt het verdachte verboden om drugs en alcohol te gebruiken. De controle op de naleving van deze bijzondere voorwaarde zal worden ondersteund middels urinecontroles. Ook wordt geadviseerd een locatiegebod op te leggen waarbij verdachte op vooraf vastgestelde tijdstippen aanwezig zal zijn op zijn verblijfadres. Het locatiegebod zal worden gecontroleerd middels een elektronisch controlemiddel. Tot slot dient verdachte te beschikken over een dagbesteding via WPI (Werk Participatie en Inkomen) of een vergelijkbare instelling, zolang de reclassering dit nodig acht. De rechtbank zal dit advies overnemen en voornoemde bijzondere voorwaarden aan een voorwaardelijk op te leggen strafdeel verbinden, met uitzondering van het locatiegebod dat middels een elektronisch controlemiddel zal worden gecontroleerd, nu de rechtbank deze voorwaarde niet opportuun acht.
Gelet op het feit dat de rechtbank, in tegenstelling tot de officier van justitie, verdachte vrijspreekt van feit 2, ziet zij termen aanwezig af te wijken van hetgeen de officier van justitie heeft gevorderd en zal zij een lagere gevangenisstraf opleggen.
Vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling
Bij onherroepelijk geworden vonnis van 6 februari 2014 van de meervoudige strafkamer van deze rechtbank, onder parketnummer 13/654242-13 gewezen, is verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 Sr. Per 13 februari 2015 is de voorwaardelijke invrijheidstelling verleend.
Verdachte is echter in verband met vervolgvonnissen bij besluit van 20 maart 2015 op grond van artikel 15, tweede lid, Sr voorwaardelijk in vrijheid gesteld onder de algemene voorwaarde dat de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke invrijheidstelling kan worden herroepen als verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt (artikel 15a lid 1 onder a Sr).
Bij de stukken bevindt zich de op 21 maart 2016 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam, in de zaak met parketnummer 13/669053-16, met v.i.-zaaknummer 99/000335-13.
De vordering van de officier van justitie strekt tot het herroepen van de voorwaardelijke invrijheidstelling van 237 dagen. Dit is de gehele voorwaardelijke invrijheidstelling.
De officier van justitie heeft ter zitting gevorderd de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling gedeeltelijk toe te wijzen, te weten 100 dagen, aangezien verdachte de algemene voorwaarde heeft overtreden.
De verdediging heeft verzocht, in geval wordt overgegaan tot een bewezenverklaring, de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling slechts gedeeltelijk toe te wijzen.
Zoals naar voren is gekomen in dit vonnis, is gebleken dat verdachte de genoemde algemene voorwaarde niet heeft nageleefd. Verdachte heeft immers het in de onderhavige strafzaak bewezenverklaarde strafbare feit begaan terwijl de hiervoor bedoelde proeftijd nog niet was verstreken. De rechtbank zal de vordering daarom gedeeltelijk toewijzen en gelasten dat een gedeelte van
100 (honderd) dagenvan de gevangenisstraf dat als gevolg van de toepassing van de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling niet ten uitvoer is gelegd, alsnog moet worden ondergaan.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder feit 2 tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder feit 1 tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van feit 1:
diefstal, voorafgegaan van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
8 (acht) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot
4 (vier) maanden, van deze gevangenisstraf
nietzal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
Stelt als
algemene voorwaardendat de veroordeelde:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast indien veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als
bijzondere voorwaardendat de veroordeelde:
- zich ten behoeve van een meldplicht moet houden aan de aanwijzingen die de reclassering hem geeft, voor zover deze niet reeds zijn opgenomen in een andere bijzondere voorwaarde. Daartoe moet hij zich melden bij reclassering Nederland, [adres 2] te Amsterdam. Hierna moet hij zich gedurende bepaalde perioden blijven melden zo frequent als de reclassering dat nodig acht;
- gezien de mogelijke samenhang met zijn denkpatronen, gedrag, vaardigheden, middelengebruik, pro-criminele houding en het criminele gedrag van veroordeelde, wordt verplicht deel te nemen aan diagnostisch onderzoek en tevens om een behandeling te volgen bij Forensische Ambulante Zorg Inforsa of een soortgelijke instelling zolang de behandelaar en de reclassering dit nodig achten;
- wordt verboden om drugs en alcohol te gebruiken. De controle op de naleving van deze bijzondere voorwaarde zal worden ondersteund middels urinecontroles;
- dient te beschikken over een dagbesteding via WPI (Werk Participatie en Inkomen) of een vergelijkbare instelling, zolang de reclassering dit nodig acht.
Geeft aan genoemde instelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Wijst toe een gedeelte van de vordering strekkende tot
herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling. Gelast dat een gedeelte van de vrijheidsstraf dat als gevolg van de toepassing van de regeling van de voorwaardelijke invrijheidstelling niet ten uitvoer is gelegd, te weten
100 (honderd) dagen, alsnog wordt ondergaan.
Dit vonnis is gewezen door
mr. F.M. Wieland, voorzitter,
mrs. J.B. Oreel en S. Brinkhoff, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. L.S. Janse van Mantgem en J.M. Sodderland, griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 1 juli 2016.