ECLI:NL:RBAMS:2016:3996

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
15 juni 2016
Publicatiedatum
30 juni 2016
Zaaknummer
EA VERZ 16-134
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot vernietiging van toestemming voor uitbouw door de Vereniging van Eigenaars

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam op 15 juni 2016, hebben de verzoekers, eigenaren van een appartementsrecht, een verzoek ingediend tot vernietiging van een besluit van de Vereniging van Eigenaars (VVE) om toestemming voor een uitbouw te weigeren. De VVE had in een vergadering op 7 januari 2016 besloten dat de uitbouw niet in overeenstemming was met het architectonische beeld van het gebouw. De verzoekers stelden dat de VVE niet voldoende had getoetst aan de individuele belangen van de appartementseigenaren en dat de uitbouw hen onredelijke hinder zou toebrengen.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de VVE op basis van het splitsingsreglement bevoegd was om toestemming te verlenen voor de uitbouw, mits aan bepaalde voorwaarden werd voldaan. De rechter oordeelde dat de VVE niet verder had hoeven toetsen dan de geschiktheid van de uitbouw binnen het architectonische beeld van het gebouw. Aangezien aan de voorwaarden voor de uitbouw was voldaan en het architectonische uiterlijk niet was gewijzigd, was het besluit van de VVE rechtsgeldig.

De verzoekers hebben ook een beroep gedaan op artikel 2 van het reglement, dat onredelijke hinder verbiedt, maar de rechter oordeelde dat het splitsingsreglement de toestemming voor de uitbouw al regelde. Bijzondere omstandigheden die een andere beoordeling rechtvaardigden, zijn niet gebleken. Het verzoek van de verzoekers werd afgewezen, en zij werden veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 4809946 EA VERZ 16-134
beschikking van: 15 juni 2016
func.: 8622

beschikking van de kantonrechter

I n z a k e

[verzoekers]

wonende te [plaats]
verzoekers
nader te noemen: [verzoekers]
gemachtigde: mr. T.W.E. Meulemans (SRK Rechtsbijstand)
t e g e n
de vereniging de Vereniging van Eigenaars [verweerster]
gevestigd te [plaats]
verweerster
nader te noemen: de VVE
gemachtigde: mr. S.J. Schoonhoven

Verloop van de procedure

[verzoekers] hebben op 5 februari 2016 een verzoek ingediend op grond van artikel 5:130 Burgerlijk Wetboek (BW).
De VVE heeft een verweerschrift ingediend. Belanghebbende [naam 1] , gemachtigde mr. J. Sinnige, heeft eveneens een verweerschrift ingediend.
Het verzoek is behandeld ter terechtzitting van 25 mei 2016. [verzoekers] zijn verschenen, met hun gemachtigde. Namens de VVE zijn verschenen [naam 2] en [naam 3] , bijgestaan door de gemachtigde. Een groot aantal belanghebbenden is verschenen, [naam 1] met gemachtigde. Partijen hebben hun standpunten ter zitting toegelicht. Een aantal belanghebbenden heeft een toelichting gegeven. Na verder debat is een datum voor beschikking bepaald.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

Feiten

1. Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend of niet (voldoende) weersproken, alsmede op grond van de overgelegde en in zoverre niet bestreden inhoud van de bewijsstukken, wordt van het volgende uitgegaan:
1.1.
Het gebouw gelegen [verweerster] is bij een op 31 december 2013 opgemaakte akte gesplitst in 24 appartementsrechten. In de Vereniging van Eigenaars (verder VVE) heeft elke appartementseigenaar één stem.
1.2.
Het reglement dat op de splitsing van toepassing is vermeldt onder meer:
Artikel 2
(…)2. Een eigenaar of gebruiker mag geen onredelijke hinder aan de andere eigenaars en gebruikers toebrengen. Regels ter voorkoming van geluidshinder of andere vormen van hinder kunnen nader bij huishoudelijk reglement worden vastgesteld. (…)Artikel 221. Iedere op-, aan-, onder- of bijbouw zonder voorafgaande toestemming van de vergadering is verboden. (…)De eigenaars van de appartementsrechten gelegen op de begane grond zijn bevoegd tot het plaatsen van openslaande deuren in de achtergevel en/of het realiseren van een aanbouw, welke aanbouw niet mag rusten op het casco, zulks met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 7 (vergunningen) en 17 lid 2 sub c (geen gemeenschappelijke zaak). (…)
Artikel 231. De eigenaars en gebruikers mogen zonder toestemming van de vergadering geen verandering aanbrengen, waardoor het architectonisch uiterlijk of de constructie van het gebouw gewijzigd zou worden. (…)
1.3.
[verzoekers] zijn sinds 3 maart 2015 eigenaar van het appartementsrecht [straat 2] .
1.4.
[naam 1] (verder: [naam 1] ) is eigenaar van het appartementsrecht [straat 2] .
1.5.
De agenda voor de vergadering van de VVE van 7 januari 2016 vermeldt onder meer:
Uitbouw [straat 1] (bijlage)[naam 1] heeft een verzoek ingediend om de uitbouw die zij wil realiseren te laten toetsen door de VvE. Een uitbouw wordt in de splitsingsakte toegestaan. De VvE kan de aanvraag uitsluitend beoordelen op de passendheid binnen het architectonische beeld van de gemeenschappelijke delen.
1.6.
De notulen van de vergadering van de VVE van 7 januari 2016 vermelden ten aanzien van voornoemd agendapunt:
Besluit: De Vergadering van Eigenaars besluit dat het architectonische uiterlijk van de uitbouw aan de [straat 1] passend is binnen het blok en aansluit bij het uiterlijk van eerder gerealiseerde uitbouwen. (…)

Het verzoek

2. [verzoekers] verzoeken het besluit van de VVE van 7 januari 2016 te vernietigen en te schorsen, met veroordeling van de VVE in de kosten van de procedure.
3. Aan het verzoek leggen zij ten grondslag dat de VVE het verzoek een uitbouw te mogen plaatsen ten onrechte niet ten volle heeft getoetst. Met name de individuele belangen van [verzoekers] zijn niet meegewogen. De uitbouw zal een aanzienlijke inbreuk maken op de belangen van [verzoekers] , de uitbouw zal een kokereffect veroorzaken en leiden tot minder licht en lucht.

Het verweer

4. De VVE en belanghebbende [naam 1] voeren verweer. In de kern komt dit er op neer dat het de VVE gezien de tekst van de splitsingsakte en het bijbehorende reglement niet vrij stond meer te toetsen dan zij heeft gedaan. Het besluit is dan ook rechtsgeldig tot stand gekomen. [naam 1] vraagt zich voorts af of het verzoek wel tijdig is gedaan.

De beoordeling

5. De kantonrechter stelt allereerst vast dat het verzoek van [verzoekers] op 5 februari 2016 ter griffie is ontvangen, zodat het tijdig is ingediend.
6. De vraag die partijen verdeeld houdt is of het besluit tot het toestaan van de uitbouw beperkt is tot de toets aan strijd met het architectonische beeld, of dat ook getoetst had moeten worden aan de redelijkheid en billijkheid. Voor zover is getoetst aan het architectonische beeld hebben [verzoekers] de beslissing van de VVE niet bestreden.
7. Naar het oordeel van de kantonrechter is in de splitsingsakte en het splitsingsreglement afgebakend wat de regels en afspraken zijn waaraan de leden van de VVE onderling gebonden zijn. Eén van die afspraken is in dit geval dat voor iedere aanbouw toestemming van de VVE nodig is. Een andere afspraak is dat het voor eigenaren van een appartementsrecht op de begane grond is toegestaan een aanbouw te realiseren, mits aan een aantal voorwaarden is voldaan. Voorts dient de VVE op grond van artikel 23 modelreglement te toetsen of met een aanbouw het architectonisch uiterlijk van het gebouw wijzigt. Daarmee is de beoordelingsvrijheid van de VVE afgebakend. Nu niet ter discussie staat dat in dit geval aan de voorwaarden (niet bouwen op het casco, vergunning) voldaan is, stond het de VVE niet vrij ruimer te toetsen dan zij gedaan heeft. Nu voorts niet ter discussie staat dat het architectonisch uiterlijk niet is gewijzigd, is het besluit rechtsgeldig genomen.
8. [verzoekers] hebben zich er nog op beroepen dat het eigenaars op grond van artikel 2 van het reglement niet is toegestaan onredelijke hinder aan andere eigenaars toe te brengen. Voorts verwijzen zij naar artikel 5:37 BW. Voor zover dit in het kader van de beoordeling van het besluit van de VVE al van belang is, gaat dit beroep niet op. Hiervoor is immers reeds overwogen dat in het splitsingsreglement de toestemming voor het plaatsen van een uitbouw is opgenomen. Door dat onderdeel te maken van de onderlinge afspraken heeft als uitgangspunt te gelden dat het plaatsen van een uitbouw geen onredelijke hinder oplevert. Bijzondere omstandigheden die dat in dit geval anders maken zijn gesteld nog gebleken.
9. Het verzoek van [verzoekers] zal dan ook worden afgewezen.
10. Als de in het ongelijk gestelde partij zullen [verzoekers] in de proceskosten worden veroordeeld.

BESLISSING

De kantonrechter:
wijst het verzoek af;
veroordeelt [verzoekers] in de proceskosten, tot op heden aan de zijde van de VVE begroot op € 400,00 aan salaris gemachtigde;
veroordeelt [verzoekers] tot betaling van een bedrag van € 15,00 aan nasalaris, te verhogen met een bedrag van € 68,00 onder de voorwaarde dat betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden en [verzoekers] niet binnen 14 dagen na aanschrijving vrijwillig aan het vonnis heeft voldaan, een en ander voor zover van toepassing, inclusief btw.
Aldus gegeven door mr. C.W. Inden, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 15 juni 2016 in tegenwoordigheid van de griffier.