4.4.1.Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
Uit de bewijsmiddelen in het dossier blijkt dat verdachte op 17 maart 2014 een samengestelde transactie heeft uitgevoerd, bestaande uit de factuurnummers 801630 en 801631, Weliswaar staan deze facturen op twee verschillende (voor)namen, te weten [persoon 3] en [persoon 4] , maar nu het opvolgende factuurnummers betreft, die op hetzelfde klantnummer geregistreerd staan en waarbij dezelfde goederen worden gekocht voor hetzelfde bedrag, is er sprake van een dermate groot verband tussen deze facturen dat sprake is van een samengestelde transactie. Dit wordt ondersteund door de vaststelling dat slechts op een van de facturen transactiekosten in rekening zijn gebracht, dat de bestellingen op hetzelfde moment en op hetzelfde adres zijn afgeleverd en dat de handtekening voor ontvangst op de ontvangstbewijzen identiek is. Ten slotte lijkt op basis van het overeenkomende factuur-, e-mail- en afleveradres en dezelfde achternaam sprake te zijn van een familiaire relatie tussen beide cliënten.
Ook in gevallen als deze, die ook door verdachte zijn geschetst, waarbij kennelijk twee personen – bijvoorbeeld echtelieden – samen aanwezig zijn en elk, middels een aparte factuur, goederen aanschaffen, is sprake van een dermate groot verband tussen de transacties dat sprake is van een samengestelde transactie. Uitzonderingssituaties daargelaten, moet het er immers voor worden gehouden dat de contante bedragen waarmee de goederen worden aangeschaft, afkomstig zijn uit hetzelfde vermogen. Het is evident niet de bedoeling dat de verplichtingen van de Wwft, om ongebruikelijke transacties te melden of cliëntenonderzoek te doen, kunnen worden vermeden door aankopen te verspreiden over meerdere samen aanwezige personen en aldus onder de financiële grenzen te blijven.
Nu sprake is van een samengestelde transactie, betreft deze transactie een contante betaling van meer dan € 25.000, -. Daarmee is sprake van een objectieve indicator als bedoeld in het Uitvoeringsbesluit Wwft, op grond waarvan verdachte deze transacties als ongebruikelijke transacties had moeten melden. Verdachte heeft dit nagelaten. Gelet hierop kan het onder 1 ten laste gelegde, dat verdachte opzettelijk in strijd heeft gehandeld met de in artikel 16 Wwft geformuleerde op haar rustende verplichting, worden bewezen.
4.4.2.Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
Aan verdachte wordt daarnaast verweten dat zij ten aanzien van een vijftal al dan niet samengestelde transacties heeft nagelaten te doen voldoen aan de in artikel 3 Wwft en/of artikel 33 Wwft opgenomen verplichtingen, om cliëntenonderzoek te doen en de gegevens van haar cliënten op een toegankelijke wijze vast te leggen en te bewaren. Verdachte heeft verweer gevoerd ten aanzien van deze verwijten.
Op grond van de verweren van verdachte kunnen de ten laste gelegde transacties in twee categorieën worden onderverdeeld, te weten:
transacties ten aanzien waarvan verdachte stelt dat het cliëntenonderzoek wel was verricht en de gegevens van de cliënt ook aanwezig waren in de (digitale) administratie;
transacties ten aanzien waarvan verdachte stelt dat er geen verplichting was om cliëntenonderzoek te doen, omdat er geen sprake was van een samengestelde transactie.
De rechtbank zal deze verschillende categorieën hieronder bespreken.
De transacties met factuurnummers 800509 en 801632:
Verdachte heeft ten aanzien van de transactie met factuurnummer 800509 aangevoerd dat er wel cliëntenonderzoek was gedaan. Voorts heeft verdachte aangevoerd dat deze gegevens ook waren bewaard in een digitaal dossier, maar dat de controlerende ambtenaar – kort gezegd – heeft geweigerd om daar kennis van te nemen.
De rechtbank acht dit niet aannemelijk. De controlerende ambtenaar heeft gerapporteerd dat uit de aanwezige administratie niet worden vastgesteld of bij deze transactie de identiteit juist en volledig is vastgesteld en/of deze gegevens zijn vastgelegd en bewaard. De rechtbank heeft geen reden om hieraan te twijfelen. Mogelijk was deze informatie wel aanwezig in een digitale administratie, maar de rechtbank gaat er, gezien de verklaring van de controlerende ambtenaar, van uit dat deze administratie voor de controlerende ambtenaar niet toegankelijk was ten tijde van de controle.
Wel is de rechtbank van oordeel dat verdachte ten aanzien van deze transactie moet worden vrijgesproken van de ten laste gelegde overtreding van artikel 3 Wwft, omdat – nu verdachte nadien stukken ter zake van het cliëntenonderzoek heeft overgelegd – niet kan worden uitgesloten dat het cliëntenonderzoek wel was verricht. De cumulatief/alternatief ten laste gelegde overtreding van artikel 33 Wwft kan daarentegen wel worden bewezenverklaard.
Verdachte heeft ten aanzien van de transactie met factuurnummer 801632 aan “Balie Verkoop” aangevoerd dat deze in de digitale administratie is geregistreerd onder de naam [persoon 3] . Hoewel uit het dossier blijkt dat de cliënt [persoon 3] , van wie de cliëntgegevens aanwezig waren bij verdachte, op 17 maart 2014 ook goederen heeft gekocht bij verdachte, blijkt uit niets dat deze factuur ook een aankoop door [persoon 3] betreft. Het klantnummer op de factuur betreft immers een ander klantnummer dan het klantnummer van [persoon 3] . De rechtbank acht derhalve niet aannemelijk dat dit een verkoop aan [persoon 3] betreft en acht daarom bewezen dat verdachte onvolledig cliëntenonderzoek heeft verricht en dus opzettelijk heeft gehandeld in strijd met de in artikel 3 Wwft geformuleerde verplichting om deugdelijk cliëntenonderzoek te verrichten.
De transacties met factuurnummers 801156 en 801157, 801252 en 801253 en 801383 en 801384:
Verdachte heeft ten aanzien van de transacties met factuurnummers 801156 en 801157, 801252 en 801253 en 801383 en 801384 aangevoerd dat geen sprake is van samengestelde transacties, omdat deze transacties telkens twee verschillende klanten betroffen, en dat de individuele transacties telkens minder dan € 15.000, - betroffen, zodat er geen verplichting was om cliëntenonderzoek te verrichten.
De rechtbank verwerpt dit verweer.
De facturen 801156 en 801157 zijn van dezelfde datum en betreffen de verkoop van nagenoeg dezelfde goederen voor nagenoeg hetzelfde bedrag. Het klantnummer, de betaalwijze, de verzendwijze, het factuuradres en het afleveradres zijn bovendien gelijkluidend. De order- en factuurnummers zijn direct oplopend. Uit het dossier blijkt niets omtrent de persoonsgegevens van de koper(s) van deze goederen en ook uit de facturen kan niet worden opgemaakt dat deze goederen aan verschillende personen zijn verkocht, nu namen van kopers en handtekeningen ontbreken. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat er een verband bestaat tussen de transacties en dat dat er sprake is van een samengestelde transactie die het contante verkoopbedrag van € 15.000, - overstijgt. Gelet daarop kan worden bewezen dat verdachte, hoewel daartoe verplicht, geen cliëntenonderzoek heeft verricht en dus opzettelijk heeft gehandeld in strijd met de in artikel 3 Wwft geformuleerde verplichting om cliëntenonderzoek te verrichten.
Ten aanzien van de facturen 801252 en 801253 geldt dat er wel twee verschillende namen op de facturen en dat er twee verschillende handtekeningen op de ontvangstbewijzen staan. Nu de facturen echter de verkoop van nagenoeg dezelfde goederen op dezelfde datum betreffen, het factuuradres in beide gevallen hetzelfde is, op precies hetzelfde moment voor ontvangst is getekend en op factuur 801252 lijkt te zijn aangetekend dat in één keer contant is betaald voor beide facturen, is de rechtbank van oordeel dat er desondanks toch sprake is van een samengestelde transactie. Bovendien geldt dat ook in dit geval de order- en factuurnummers oplopend zijn. Ook in gevallen als deze, die ook door verdachte zijn geschetst, waarbij kennelijk twee personen – bijvoorbeeld echtelieden – samen aanwezig zijn en elk, middels een aparte factuur, goederen aanschaffen, is sprake van een dermate groot verband tussen de transacties dat sprake is van een samengestelde transactie. Uitzonderingssituaties daargelaten, moet het er immers voor worden gehouden dat de contante bedragen waarmee de goederen worden aangeschaft, afkomstig zijn uit hetzelfde vermogen. Het is evident niet de bedoeling dat de verplichtingen van de Wwft, om ongebruikelijke transacties te melden of cliëntenonderzoek te doen, kunnen worden vermeden door aankopen te verspreiden over meerdere samen aanwezige personen en aldus onder de financiële grenzen te blijven. Anders dan door de verdachte is betoogd, merkt de rechtbank deze facturen dus wel aan als een samengestelde transactie die het contante verkoopbedrag van € 15.000, - overstijgt. Ook ten aanzien van deze transactie kan dus worden bewezen dat verdachte, hoewel daartoe verplicht, geen cliëntenonderzoek heeft verricht en dus opzettelijk heeft gehandeld in strijd met de in artikel 3 Wwft geformuleerde verplichting om cliëntenonderzoek te verrichten.
Gelet op het hiervoor overwogene kunnen ook de facturen 801383 en 801384 worden aangemerkt als een samengestelde transactie. Weliswaar staan deze facturen op de naam ‘ [persoon 1] ’ en ‘ [persoon 5] ’, maar deze facturen betreffen de verkoop van dezelfde goederen, voor hetzelfde bedrag op dezelfde datum aan personen met een gelijke achternaam en met eenzelfde factuuradres en klantnummer. Bovendien is sprake van oplopende order- en factuurnummers en zijn de betaalwijze, de verzendwijze en het afleveradres gelijk. Deze omstandigheden maken dat er sprake is van een dermate groot verband, dat de facturen kunnen worden aangemerkt als een samengestelde transactie. Deze samengestelde transactie overstijgt het contante verkoopbedrag van € 15.000, -, zodat cliëntenonderzoek had moeten worden verricht.
Verdachte heeft ten aanzien van deze transactie voorts aangevoerd dat er wel cliëntenonderzoek was gedaan en dat deze gegevens ook waren bewaard in een digitaal dossier, maar dat de controlerende ambtenaar – kort gezegd – heeft geweigerd om daar kennis van te nemen.
De rechtbank acht dit niet aannemelijk geworden. De controlerende ambtenaar heeft aangegeven dat uit de aanwezige administratie niet worden vastgesteld of bij deze transactie de identiteit juist en volledig is vastgesteld en/of deze gegevens zijn vastgelegd en bewaard. De rechtbank heeft geen reden om hieraan te twijfelen. Mogelijk was deze informatie wel aanwezig in een digitale administratie, maar de rechtbank gaat er, gezien de verklaring van de controlerende ambtenaar, van uit dat deze administratie niet toegankelijk was ten tijde van de controle. Overigens blijkt uit de overgelegde stukken alleen het identiteitsbewijs van [persoon 1] aanwezig te zijn en niet het identiteitsbewijs van [persoon 5] . Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat ten aanzien van deze samengestelde transactie kan worden bewezen dat verdachte opzettelijk in strijd heeft gehandeld met artikel 3 Wwft – door onvolledig cliëntenonderzoek te doen door geen kopie van een identiteitsbewijs van [persoon 5] te vragen – én artikel 33 Wwft – door de gegevens van [persoon 1] niet op een toegankelijke wijze te bewaren. Beide cumulatief/alternatief onder 2 ten laste gelegde feiten kunnen dus worden bewezen ten aanzien van de samengestelde transactie bestaande uit de facturen 801383 en 801384.