ECLI:NL:RBAMS:2016:3784

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
14 juni 2016
Publicatiedatum
22 juni 2016
Zaaknummer
13-737956-13 RK 14-2247
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Internationaal publiekrecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid officier van justitie in vordering ex artikel 23 Overleveringswet na intrekking Europees aanhoudingsbevel

Op 14 juni 2016 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet, ingediend door de officier van justitie. De zaak betreft een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de Staatsanwaltschaft Stralsund in Duitsland. De officier van justitie werd niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering, omdat het onderliggende arrestatiebevel door de Duitse rechter was ingetrokken. Dit arrestatiebevel was oorspronkelijk uitgevaardigd op 7 augustus 2013, maar de rechtbank constateerde dat de datum in het Duitse vonnis een kennelijke verschrijving bevatte. De rechtbank ging er vanuit dat het EAB als ingetrokken kon worden beschouwd, omdat de grondslag aan het EAB was komen te vervallen. De rechtbank had eerder de behandeling van de vordering geschorst om de beslissing van de Duitse rechtbank af te wachten. De identiteit van de opgeëiste persoon werd bevestigd, en de rechtbank concludeerde dat de officier van justitie niet-ontvankelijk moest worden verklaard in haar vordering. De geschorste overleveringsdetentie werd opgeheven. De uitspraak werd gedaan door de voorzitter en twee andere rechters, en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM,

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13.737956-13
RK nummer: 14/2247
Datum uitspraak: 14 juni 2016
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 3 april 2014 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 23 augustus 2013 door het
Staatsanwaltschaft Stralsund(Bondsrepubliek Duitsland) en strekt tot de aanhouding:
[opgeëiste persoon] ,
geboren te [geboorteplaats] (Nederland) op [geboortedatum] 1974,
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens en verblijvend op het adres [adres] , [woonplaats] ;
hierna te noemen “de opgeëiste persoon”.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 10 juni 2014. Het onderzoek heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. K. van der Schaft.
De opgeëiste persoon noch zijn raadsvrouw mr. T.M.D. Buruma zijn verschenen.
De rechtbank heeft naar aanleiding van een schriftelijk verzoek van de raadsvrouw, ingediend op 4 juni 2014, het onderzoek geschorst tot 1 juli 2014 teneinde het beroep tegen het oordeel van de rechtbank in Duitsland inzake het Duitse aanhoudingsbevel af te wachten.
De rechtbank heeft op 10 juni 2014 de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak zou moeten doen met dertig dagen verlengd. De reden hiervan is gelegen in het feit dat de rechtbank er niet in slaagt binnen de in de wet bepaalde termijn uitspraak te doen.
De behandeling van de vordering is voortgezet op de openbare zitting van 1 juli 2014.
De opgeëiste persoon is wederom niet verschenen. Aanwezig is geweest zijn raadsvrouw mr. Buruma, die heeft verklaard door de opgeëiste persoon uitdrukkelijk gemachtigd te zijn namens hem het woord te voeren.
Op verzoek van de raadsvrouw en op vordering van de officier van justitie heeft de rechtbank het onderzoek andermaal geschorst, dit keer voor onbepaalde tijd, teneinde de beslissing van de rechtbank in Duitsland af te wachten.
De rechtbank heeft op 1 juli 2014 de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid OLW uitspraak zou moeten doen voor onbepaalde tijd verlengd. De reden hiervan is gelegen in het feit dat de rechtbank er niet in slaagt binnen de in de wet bepaalde termijn uitspraak te doen.
Op 13 juni 2016 heeft de rechtbank bericht ontvangen van de raadsvrouw dat het EAB is ingetrokken. Als bijlage bij haar brief bevindt zich een fotokopie van een vonnis van 28 juli 2015 waarbij het aanhoudingsbevel van het Amtsgericht Stralsund van 4 maart 2013 (kenmerk 332 Gs 225/13) wordt opgeheven.
Op 14 juni 2016 is het onderzoek voortgezet. Gehoord is de officier van justitie mr. U.E.A. Weitzel. De opgeëiste persoon is niet verschenen, evenmin als zijn raadsvrouw na voorafgaand bericht. De officier van justitie heeft haar niet-ontvankelijkheid gevorderd, gelet op het feit dat de grondslag aan het EAB is komen te vervallen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. Gebleken is dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een Haftbefehl, uitgevaardigd door het Amtsgericht Stralsund van 7 augustus 2013 (Aktenzeichen: 332 Gs 225/13).
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat ingesteld strafrechtelijk onderzoek ter zake van het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan twee naar het recht van Bondsrepubliek strafbare feiten, zoals omschreven in onderdeel e) van het EAB.
De verdenking luidt:
de beklaagde wordt ervan verdacht tussen augustus 2012 en februari 2013 in Dettmannsdorf (Mecklenburg-Vorpommern, Duitsland) in een verder leegstaande opslagplaats een cannabisplantage te hebben gehouden en op zijn minst één keer de opbrengst van op zijn minst 1.000 cannabisplanten op winstgevende wijze doorverkocht te hebben. Tijdens de doorzoeking van de opslagloods op 13-02-2013 werden 1.625 cannabisplanten met een grootte van telkens ongeveer 70 centimeter in beslag genomen..

4.Ontvankelijkheid officier van justitie

De rechtbank overweegt als volgt.
Het vonnis van 28 juli 2015 is alleen in Nederlandse vertaling aan de rechtbank overgelegd. Het vonnis verwijst naar een aanhoudingsbevel van het Amtsgericht Stralsund van 04-03-2013 met het kenmerk 332 Gs 225/13. De rechtbank stelt vast dat deze datum noch de datum van het aan het EAB ten grondslag liggende aanhoudingsbevel is (dat immers van 7 augustus 2013 dateert), noch betrekking kan hebben op het EAB zelf (dat van 23 augustus 2013 dateert en is uitgevaardigd door de Staatsanwaltschaft Stralsund).
Het vonnis van 28 juli 2015 heeft betrekking op de opgeëiste persoon die met name wordt genoemd en in de summiere tekst van het vonnis wordt verwezen naar het kenmerk dat inderdaad gekoppeld is aan het aanhoudingsbevel, dat de grondslag vormt voor het EAB. Ditzelfde kenmerk staat ook vermeld in de kop van het vonnis.
In het dossier bevindt zich correspondentie tussen het Internationaal Rechtshulpcentrum (IRC) te Amsterdam en het Openbaar Ministerie te Stralsund waaruit blijkt dat de grondslag aan het EAB is ontvallen (e-mail 19 april 2016, 12:32 uur).
Gelet hierop gaat de rechtbank er vanuit dat het aanhoudingsbevel van 7 augustus 2013 dat aan het EAB ten grondslag ligt en dat het kenmerk 332 Gs 225/13 draagt, is komen te vervallen en dat daarmee het EAB als ingetrokken kan worden beschouwd. De in het vonnis van 28 juli 2015 genoemde datum 04-03-2013 moet naar het oordeel van de rechtbank dan ook beschouwd worden als een kennelijke verschrijving.
De rechtbank zal de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering.

11.Beslissing

VERKLAARTde officier van justitie niet-ontvankelijk in de vordering.
HEFT OPde geschorste overleveringsdetentie.
Aldus gedaan door
mr. C. Klomp, voorzitter,
mrs. M. Woerdman en B. Poelert, rechters,
in tegenwoordigheid van L.C. Werkman, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 14 juni 2016.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.