ECLI:NL:RBAMS:2016:3752

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
6 juli 2016
Publicatiedatum
21 juni 2016
Zaaknummer
C/13/593846 / HA ZA 15-840
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot royement van hypothecaire inschrijving door notaris tegen ING Bank

In deze zaak vorderde Notariskantoor Heupink & Verbeek dat ING Bank N.V. royement zou verlenen voor een hypothecaire inschrijving van een vennootschap onder firma (V.O.F.). ING betwistte de toezegging tot royement en stelde dat er meerdere kredieten waren, waardoor de notaris niet gerechtigd was om het royement te vorderen. De rechtbank oordeelde dat de notaris de brief van ING als een toezegging had kunnen opvatten, maar wees de vordering af omdat de notaris geen partij was in de overeenkomst tussen ING en de V.O.F. De rechtbank concludeerde dat de vordering van Heupink & Verbeek niet kon worden toegewezen, aangezien de notaris niet de bevoegdheid had om het royement te eisen. De rechtbank veroordeelde Heupink & Verbeek in de proceskosten, die aan de zijde van ING werden begroot op € 1.517,00, te vermeerderen met wettelijke rente. Het vonnis werd uitgesproken op 6 juli 2016.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rolnummer: C/13/593846 / HA ZA 15-840
Vonnis van 6 juli 2016
in de zaak van
de maatschap
NOTARISKANTOOR HEUPINK & VERBEEK,
gevestigd te Markelo,
eiseres,
advocaat mr. E.T.J.A.M. Nijkamp te Hengelo Ov,
tegen
de naamloze vennootschap
ING BANK N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
advocaat mr. I.M.C.A. Reinders Folmer te Amsterdam.
Partijen zullen hierna Heupink & Verbeek en ING genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 15 september 2015 van Heupink & Verbeek, met producties,
  • de conclusie van antwoord van ING, met producties,
  • het tussenvonnis van 3 februari 2016, waarbij een comparitie van partijen is gelast en
  • het proces-verbaal van comparitie van 24 mei 2016, met de daarin genoemde processtukken.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Op of omstreeks 28 juli 2005 heeft ING twee kredieten verstrekt aan de [firma] , [naam 1] , [naam 2] , [naam 3] en [naam 4] . Tot zekerheid van de verstrekte kredieten heeft ING bij notariële akte van 5 september 2005 een hypotheekrecht verkregen. De hypotheekakte vermeldt het volgende, voor zover hier van belang:

(…) [naam 3](…)
[naam 4](…)
[naam 1](…)
hierna tezamen te noemen “de onderzetter” (…)
Begripsbepalingen:
Hierna wordt verstaan onder:
“kredietnemer”:
[naam 3] , [naam 4] en [naam 1] (…) en [naam 2] (…) in hun hoedanigheid van enige vennoten van devennootschap onder firma:[firma](…)
“vordering”:
al hetgeen de bank nu of te eniger tijd van kredietnemer te vorderen heeft of mocht hebben uit welken hoofde ook, (…)
Hypotheekstelling en verpanding
Ter zake de vordering is door de onderzetter casu quo de kredietnemer met de bank overeengekomen dat ten behoeve van de bank recht van hypotheek en pandrecht worden gevestigd op de in deze akte omschreven goederen, tot zekerheid als hierna vermeld.
Tot meerdere zekerheid voor de betaling van:
a.
de vordering tot een bedrag ter grootte van maximaal (…)€ 350.00,00(…)
Onderpand en titel
Het recht van hypotheek wordt verleend op:
Het woonhuis met bijgebouwen (…)[straat]te[plaats](…)
Een perceel grond met daarop staande schuren, garages (…)”
2.2.
In 2009 wil de familie [naam 1 tot en met 4 samen] de volledige financiering onderbrengen bij de SNS bank en de kredieten bij ING volledig aflossen, zodat het bestaande recht van hypotheek kan worden doorgehaald en SNS een eerste recht van hypotheek zou kunnen verkrijgen. Zij hebben hiertoe Heupink & Verbeek benaderd.
2.3.
Om dit te kunnen bewerkstelligen heeft Heupink & Verbeek op 28 oktober 2009 aan ING een brief verzonden met de volgende inhoud, voor zover hier van belang:

(…)
Soort aanvraag: ALGEHELE AFLOSSING
(…)
[naam 3] en [naam 4] wensen hun hypothecaire geldlening permaandag 30 november a.s.geheel aan u af te lossen.
Het betreft de navolgende hypothecaire inschrijving:
  • Hypotheekrekeningnummer: helaas niet bekend;
  • Naam cliënt: [naam 3]
  • Woonplaats: [plaats] ( [straat] );
(…)
-
Reden van aflossing: oversluiting;
(…)
  • Datum hypothecaire inschrijving: 8 september 2005 in [nummer] ;
  • Onderpandadres: [straat] [plaats] .
Graag verneem ik schriftelijk van u welk bedrag, ter verkrijging van algeheel royement, op genoemde datum aan u moet worden voldaan. Wilt u daarbij tevens de dagrente vermelden?
Ik verzoek u uw opgave zonder enig voorbehoud te doen.
(…)
2.4.
Op 9 december 2009 schrijft ING in een brief aan [firma] te [plaats] het volgende, voor zover hier van belang:

(…)Behandeld door[naam 5] (…)
Onderwerp
Aflosnota per 14 december
Geachte firmanten,
Naar aanleiding van uw verzoek treft u hieronder de aflosnota per 14 december aan betreffende uw kredietfaciliteit. De aflossing van de kredietfaciliteit heeft betrekking op:
Geldlening onder [nummer] € 110.000,00
Indicatie: Rente geldlening onder [nummer] € 206,25
Vergoeding vervroegde aflossing [nummer]€ 1.669,68
Totaal te ontvangen € 111.875,93
Dagrente € 13,75 (…)
Wij verzoeken u bovengenoemd bedrag over te maken op [nummer] ten name van “ [firma] ” onder vermelding van “Algehele aflossing kredietfaciliteit [nummer] (…)
Op deze brief staat een handgeschreven notitie die luidt: “
15/12 tel. [naam 5] . gewoon dagrente verrekenen!
2.5.
Op 18 december 2009 is door Heupink & Verbeek een hypotheek gevestigd ten behoeve van SNS Regiobank NV op het onderpand aan de [straat] te [plaats] . Het bedrag van € 111.875,93 is overeenkomstig de aflosnota van ING aan ING voldaan.
2.6.
Op 26 april 2012 schrijft Heupink & Verbeek in een brief aan ING het volgende, voor zover hier van belang:

(…) Betreft: algeheel royement [nummer]
Cliënt: [firma]
(…)
In verband met de gehele doorhaling van de hypothecaire inschrijving [nummer] , de dato 8 september 2005 ten laste van de [naam 1 tot en met 4 samen] hebben wij op 21 december 2009 een bedrag ad. € 111.972,18 overgemaakt op [nummer] onder vermelding van: “algehele aflossing kredietfaciliteit [nummer] ”.
Tot op heden hebben wij geen royementsvolmacht van u ontvangen.
Bijgaand een door ons zelf opgestelde royementsvolmacht met het verzoekzo spoedig mogelijk, getekend door de daartoe bevoegde(n), aan ons te retourneren (…)”.
2.7.
Bij brief van 31 januari 2014 verzoekt Heupink & Verbeek ING nogmaals om toezending van de royementsvolmacht.
2.8.
In een brief van 15 juni 2011 van de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie wordt meegedeeld dat per 1 juli 2011 een nieuwe werkwijze van kracht zal worden en dat vanaf die datum een akte niet mag worden gepasseerd indien de daarvoor benodigde royementsvolmacht niet in bezit van de notaris is. Verder vermeldt de brief dat het nieuwe proces betekent dat de notaris na het passeren van de akte geen medewerkers meer hoeft in te schakelen om “achter de volmachten aan te gaan”.

3.Het geschil

3.1.
Heupink & Verbeek vordert samengevat - dat de rechtbank verklaart voor recht dat ING aan Heupink & Verbeek heeft toegezegd algeheel royement te zullen verlenen voor de hypothecaire inschrijving d.d. 8 september 2005 met bevel aan ING om binnen 14 dagen algeheel royement te verlenen en met bevel tot doorhaling van deze hypotheek in het kadaster, alsmede veroordeling van ING in de proceskosten.
3.2.
Heupink & Verbeek legt - kort gezegd - aan haar vordering ten grondslag dat ING haar toezegging tot verlening van het royement niet is nagekomen.
3.3.
ING voert verweer. Zij voert aan dat haar brief van 9 december 2019 geen toezegging tot verlening van het royement betreft. In deze brief wordt namelijk gesproken over aflossing van slechts één kredietfaciliteit, terwijl er meerdere kredietfaciliteiten waren. De notaris had dit moeten weten, dan wel begrijpen, omdat het een bankhypotheek betrof met een totale hypothecaire inschrijving van € 350.000,00 en de hierbij behorende notariële akte door Heupink & Verbeek zelf is opgesteld. Zij had zich er derhalve van moeten vergewissen dat er geen andere kredieten meer waren. Aldus steeds ING.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De vraag die partijen in deze zaak verdeeld houdt, is of Heupink & Verbeek de brief van ING van 9 december 2009 mocht aanmerken als toezegging van ING dat royement zal worden verleend. Heupink & Verbeek heeft ter terechtzitting uitvoerig toegelicht waarom zij deze brief als zodanig mocht opvatten, wat destijds de gangbare praktijk was en heeft daarbij verwezen naar het in het geding gebrachte stuk van de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie. De hierin beschreven geldende praktijk sluit aan bij hetgeen Heupink & Verbeek daaromtrent heeft gesteld. ING heeft het standpunt van Heupink & Verbeek weliswaar betwist, maar heeft onvoldoende concrete feiten en omstandigheden gesteld waaruit blijkt dat de werkwijze destijds anders was, zodat de rechtbank er van uitgaat dat de door Heupink & Verbeek gestelde werkwijze gebruikelijk was.
4.2.
De brief van ING, die volgens Heupink & Verbeek heeft te gelden als de betreffende toezegging, lijkt een reactie te zijn op de brief van Heupink & Verbeek aan ING van 28 oktober 2009, aangezien het verwijst naar “uw verzoek” en spreekt van “algehele aflossing”. Ten aanzien van de adressering heeft ING ter terechtzitting toegelicht dat een aflosnota normaliter zowel naar de notaris als naar de klant wordt verzonden. Dat kan dan ook verklaren dat deze brief aan de klant “ [firma] ” en niet aan Heupink & Verbeek is gericht. Nu het verzoek van Heupink & Verbeek van 28 oktober 2009 expliciet vermeldt “algehele aflossing”, “hypothecaire inschrijving” en “algeheel royement” heeft Heupink & Verbeek, gezien de destijds geldende praktijk, de reactie van ING hierop mogen lezen als een toezegging dat de volmacht tot royement zou volgen.
4.3.
Desondanks kan dit niet leiden tot toewijzing van de vordering van Heupink & Verbeek zoals die voorligt. De door Heupink & Verbeek gevraagde medewerking aan royement ziet namelijk op de beëindiging van een hypotheek waarbij zij geen partij is. Deze overeenkomst geldt tussen ING en [firma] en haar onderzetters. Slechts indien [firma] en haar onderzetters deze brief als toezegging zouden mogen beschouwen, zouden zij ING kunnen verzoeken alsnog haar toezegging na te komen. Deze vraag kan de rechtbank in deze procedure echter niet beantwoorden, omdat deze vraag geen onderdeel is van het geding en [firma] en haar onderzetters geen partij zijn in deze procedure.
4.4.
Heupink & Verbeek zal daarom als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van ING worden begroot op:
- griffierecht 613,00
- salaris advocaat
904,00(2 punten × tarief € 452,00)
Totaal € 1.517,00

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt Heupink & Verbeek in de proceskosten, aan de zijde van ING tot op heden begroot op € 1.517,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.3.
veroordeelt Heupink & Verbeek in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat Heupink & Verbeek niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
5.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.H. van Voorst Vader, rechter, en mr. S.A.M. Groot, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 6 juli 2016.