ECLI:NL:RBAMS:2016:3750

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
8 juni 2016
Publicatiedatum
21 juni 2016
Zaaknummer
C/13/606621 / FA RK 16-2633
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om vervangende toestemming voor internationale verhuizing van kinderen afgewezen

In deze zaak heeft de rechtbank Amsterdam op 8 juni 2016 uitspraak gedaan in een geschil over de gezamenlijke gezagsuitoefening van ouders over hun kinderen. De vader verzocht om vervangende toestemming om met de kinderen naar Groot-Brittannië te verhuizen. De moeder verzette zich hiertegen en voerde aan dat de vader niet in staat is om de zorg voor de kinderen te combineren met zijn werk en dat de kinderen in Nederland moeten blijven wonen. De rechtbank heeft de belangen van de kinderen vooropgesteld en vastgesteld dat de vader onvoldoende heeft aangetoond dat de verhuizing noodzakelijk is. De rechtbank oordeelde dat de recente veranderingen in de situatie van de kinderen, waaronder hun verhuizing naar Nederland en de huidige contactregeling, maken dat het niet in hun belang is om nu te verhuizen. De rechtbank heeft het verzoek van de vader afgewezen en benadrukt dat toekomstige beslissingen over de woonplaats van de kinderen in onderling overleg tussen de ouders genomen moeten worden, bij voorkeur met behulp van mediation. De beschikking is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rekestnummer: C/13/606621 / FA RK 16-2633 (HHo/HHa/RW/HHe)
Beschikking van 8 juni 2016 betreffende geschil gezamenlijke gezagsuitoefening als bedoeld in artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek
in de zaak van:
[verzoeker] ,
wonende te [plaats] ,
hierna te noemen de vader,
advocaat mr. P.J. Montanus te Amsterdam,
tegen
[verweerster]
,
wonende te [plaats] ,
hierna te noemen de moeder,
advocaat mr. M. Kemmers te Hoorn.
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
regio Amsterdam,
locatie Amsterdam,
hierna te noemen: de Raad.

1.Het verloop van de procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
- het op 20 april 2016 ter griffie ingediende verzoekschrift;
  • het namens de moeder ingediende verweerschrift;
  • de brief, met bijlagen, van mr. Kemmers van 6 juni 2016;
  • de F9-formulieren, met bijlagen, van 7 juni 2016 en 8 juni 2016 van mr. Montanus;
De behandeling heeft plaatsgevonden ter terechtzitting met gesloten deuren van 8 juni 2016.
Gehoord zijn: partijen, hun advocaten en [naam 1] namens de Raad.
Ter zitting heeft mr. Montanus pleitaantekeningen overgelegd.

2.De feiten

Partijen zijn gehuwd op [datum] te [plaats] ( [land] ). Het huwelijk duurt nog voort, hoewel partijen sedert begin 2016 niet meer samen wonen en een echtscheidingsprocedure aanhangig is.
Uit het huwelijk zijn geboren:
[kind 1], geboren te [plaats] ( [land] ) op [datum] ,
en
[kind 2]
,geboren te [plaats] ( [land] ) op [datum] .
Partijen oefenen gezamenlijk het gezag uit.
De huurovereenkomst van partijen ten aanzien van de (voormalige) echtelijke woning in [plaats] is beëindigd per eind juni 2016.
3.1
Het verzoek van de vader
De vader verzoekt op de voet van artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek (BW) om aan hem vervangende toestemming te verlenen om met de kinderen te verhuizen naar [plaats] ( [land] ).
3.2
Het verweer van de moeder
De moeder voert verweer. Zij is van mening dat de man geen recht en belang heeft om samen met de kinderen te verhuizen naar [land] .

4.De standpunten ter zitting

4.1
De vader
De vader stelt in aanvulling op hetgeen in het verzoekschrift naar voren is gebracht dat hij zijn werkzaamheden steeds heeft afgestemd op de kinderen. Hij is in tegenstelling tot de moeder altijd voor hen beschikbaar, zo ook tijdens hun vakanties en als zij ziek thuis zijn. De vader kan met de kinderen in de voormalige echtelijke woning in [plaats] wonen en de kinderen kunnen daar in de buurt naar school gaan. [kind 2] kan aldaar worden begeleid voor zijn ADHD. De echtelijke woning is weliswaar verhuurd, maar met een maand kan de huur opgezegd worden.
Volgens de vader betaalt de moeder sinds begin dit jaar een lage bijdrage in het levensonderhoud van de vader en de kinderen (€ 850,- per maand), terwijl de behoefte van de kinderen € 1.440,- per maand bedraagt. De vader zal daarom meer inkomen moeten verwerven als (personal) trainer. Dit kan het beste in [land] , alwaar de vader meer kan profiteren van zijn Olympische carrière als gewichtheffer . Volgens de vader hebben hij en de kinderen in [plaats] een sterk sociaal netwerk. Als de kinderen verhuizen zal het contact tussen hen en de moeder niet al te zeer verminderen ten opzichte van de huidige situatie, mede omdat er veel vluchten zijn tussen enerzijds Schiphol en anderzijds [plaats] en [plaats] .
De vader heeft sinds november 2015 een in [land] wonende vriendin. Hij verzoekt de rechtbank bij de belangenafweging ermee rekening te houden dat hij graag dichter in de buurt van zijn vriendin wil wonen.
4.2
De moeder
De moeder handhaaft haar verweer. Zij betwijfelt of de vader de zorg van de kinderen met zijn werkzaamheden kan combineren. Volgens de moeder is bij de vader recidiverende depressie vastgesteld. De vader is naar haar mening rommelig. Hij begeleidt [kind 2] niet dan wel onvoldoende bij zijn huiswerk. Bij [kind 2] is ADHD en dyslexie vastgesteld. Hij behoeft op school goede begeleiding. De scholen in [plaats] en omgeving kunnen die begeleiding niet bieden. Het sociale netwerk van de kinderen en de vader in [land] is volgens de moeder niet zo sterk als de vader doet voorkomen.
Vanwege het tijdsverschil en het feit dat de kinderen nog niet zelfstandig kunnen reizen, denkt de moeder dat de frequentie van haar contacten met de kinderen danig zullen teruglopen als zij elders zullen wonen. Bovendien zullen de reiskosten hoog zijn omdat de kinderen tijdens de vlucht begeleid moeten worden.
De moeder merkt met betrekking tot haar bijdrage in de kosten van de kinderen en de vader op dat zij naast de huidige bijdrage van € 850,- per maand veel kosten rechtstreeks betaalt. Haar werkgever betaalt de kosten van de (internationale) school, zolang de kinderen hun hoofdverblijf bij de moeder hebben.
De moeder betwist dat vader in de voormalige echtelijke woning in [plaats] kan wonen nu deze is verhuurd en dat er tenminste een opzegtermijn van twee maanden in acht genomen moet worden. Zij vraagt zich af of de vader in [plaats] zal (willen) blijven wonen, nu zijn vriendin elders woonachtig is en hij elders wellicht meer werk zal vinden.
De moeder is van mening dat de kinderen (bij haar) in Nederland moeten blijven wonen. Zij heeft steeds een gelijk aandeel in de zorg gehad en heeft dat met haar werk kunnen combineren. Haar zakenreizen heeft zij steeds zo kunnen plannen dat die plaatshadden als de kinderen bij de vader verbleven. Als de vader niet meer in Nederland woont, kunnen de tante, de grootouders moederszijde en de babysitter de kinderen opvangen gedurende de zakenreizen van de moeder.
4.3
De Raad
De Raad merkt op dat de ouders niet veel over de ontwikkeling en de wensen van de kinderen hebben verklaard. Voor kinderen in deze leeftijdsfase is het beter als er niet te veel in hun leven wijzigt. De kinderen hebben behoefte aan vastigheid in hun woonadres, de contactregeling, de school en vriendjes.
De Raad is bereid een onderzoek in te stellen en aan de hand daarvan advies uit te brengen. Dit zal echter enige tijd vergen. Het is voor de Raad niet mogelijk op korte termijn met de kinderen te spreken.

5.De beoordeling

5.1
Ingevolge artikel 1:253a lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kunnen geschillen omtrent de gezamenlijke uitoefening van het ouderlijk gezag aan de rechter worden voorgelegd. De gezamenlijke gezagsuitoefening van partijen brengt mee dat de ouder voor het wijzigen van de woonplaats van een kind en voor de inschrijving van het kind op een andere school in beginsel toestemming van de andere ouder behoeft. Indien de ouders het hierover niet eens zijn kan de rechter hierover een beslissing nemen. De rechter neemt een zodanige beslissing als hem in het belang van het kind wenselijk voorkomt. Conform vaste rechtspraak dient de rechter bij de beslissing over een geschil als het onderhavige alle omstandigheden van het geval in acht te nemen en alle belangen af te wegen, waarbij het belang van het kind voorop staat.
5.2
In een geschil als het onderhavige dienen de volgende omstandigheden en belangen te worden meegewogen:
het recht en belang voor de verhuizende ouder om te verhuizen en de vrijheid om zijn of haar leven opnieuw in te richten;
de noodzaak om te verhuizen;
de mate waarin de verhuizing is doordacht en voorbereid;
e door de verhuizende ouder geboden alternatieven en maatregelen om de gevolgen van de verhuizing voor de minderjarigen en de andere ouder te verzachten en/of te compenseren;
de mate waarin partijen in staat zijn tot onderlinge communicatie en overleg;
de rechten van de andere ouder en de minderjarigen op onverminderd contact met elkaar in hun vertrouwde omgeving;
de verdeling van de zorgtaken en de continuïteit van de zorg;
de leeftijd van de minderjarige, zijn mening en de mate waarin hij is geworteld in zijn omgeving of juist gewend is aan verhuizingen;
de extra kosten van de omgang na de verhuizing.
5.3
Uit de stukken is met betrekking tot de leef- en woonomstandigheden van partijen (en de kinderen) het volgende gebleken:
Partijen zijn in 1995 in [plaats] ( [land] ) met elkaar gaan samenwonen.
In 2009 zijn zij met de kinderen verhuisd naar [plaats] ( [land] ).
In 2009 hebben partijen besloten dat de vader zijn baan (tijdelijk) zou opgeven ten behoeve van de carrière van de moeder en de zorg van de kinderen. De moeder is in dat jaar in dienst getreden bij [bedrijf] , een internationaal farmaceutisch bedrijf.
Sinds 2010 werkt de moeder voltijds en moet zij veel reizen voor haar werk.
In augustus 2014 is de moeder overgeplaatst naar Nederland. Partijen wonen sedertdien in [plaats] waar de kinderen naar de Internationale School gaan.
De moeder heeft in januari 2016 de echtelijke woning verlaten.
Van december 2015 tot januari 2016 hebben partijen de zorg van de kinderen gedeeld in die zin dat de kinderen in week 1 van maandag tot en met donderdag bij de vader verbleven en van vrijdag tot en met zondag bij de moeder, In week 2 verbleven de kinderen dinsdag en woensdag bij de moeder en de overige dagen bij de vader. Van januari 2016 tot maart 2016 verbleven de kinderen wisselend een week bij de ene en een week bij de andere ouder. Sinds maart 2016 slapen de kinderen door de week bij de vader, eten zij twee tot drie keer per week ‘s avonds bij de moeder en zijn zij een weekend per twee weken bij de moeder.
5.4
De moeder heeft een echtscheidingsprocedure bij deze rechtbank aanhangig gemaakt (C/13/599941 / FA RK 15-9353). In deze procedure liggen onder meer verzoeken tot de vaststelling hoofdverblijf en de zorgregeling met betrekking tot de kinderen voor.
Op 30 juni 2016 zal het door de vader ingediende verzoekschrift tot het treffen van voorlopige voorzieningen als bedoeld in artikel 821 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (C/13/608382 / FA RK 16-3401) ter terechtzitting worden behandeld. Ter zitting is duidelijk geworden dat de man voorafgaande aan de zitting op 30 juni aanstaande (in verband met een vakantie met de kinderen) vanaf 24 juni 2016 naar [land] wenst te vertrekken, terwijl de vrouw heeft gesteld dat zij de eerste drie weken van de zomervakantie de kinderen bij zich wil hebben en het niet eens is met een vertrek op de 24e.
Gelet op het voorgaande geschetste tijdpad ziet de rechtbank zich genoodzaakt om heden direct uitspraak te doen.
5.5
Bij de beslissing zal de rechtbank het belang van de kinderen het zwaarste doen wegen.
De rechtbank heeft er begrip voor dat de vader zelf wil emigreren naar [land] , gelet op de gestelde mogelijkheden tot werk aldaar en het feit dat zijn nieuwe partner aldaar woonachtig is.
De vader heeft evenwel niet, althans onvoldoende aannemelijk gemaakt dat op dit moment de noodzaak bestaat om met de kinderen naar [land] te verhuizen. Hij heeft niet aangetoond dat het belang van de kinderen zulks vereist. Dat verhuist moet worden uit de voormalige echtelijke woning in [plaats] en dat vader (en kinderen) dan dus een andere woonplek in (de buurt van) [plaats] nodig hebben, maakt het voorstaande nog niet anders.
5.6
De kinderen zijn respectievelijk 10 en bijna 9 jaar oud. Zij zijn in augustus 2014 van Duitsland naar Nederland verhuisd. Zij gaan sindsdien naar de Internationale School te [plaats] . Hun ouders (partijen) zijn eind 2015‑begin 2016 gescheiden van elkaar gaan wonen. Sinds dat moment bestaat er een contactregeling tussen de kinderen en de ouders. Deze regeling is al enkele keren gewijzigd.
Gelet op het feit dat zich recentelijk in de situatie van de kinderen op meerdere vlakken veranderingen hebben voorgedaan, acht de rechtbank het niet raadzaam om op dit moment het verzoek van de vader toe te wijzen, nu dit zeer ingrijpend zal zijn op het leven en de toekomst van de kinderen. Dat het bijna zomervakantie is en een wisseling per het begin van het nieuwe schooljaar voor de kinderen gewenst is, is geen reden om thans overhaast te beslissen tot een verhuizing naar [land] .
5.7
De rechtbank merkt ter zake op dat in het kader van de behandeling van de voorlopige voorzieningen mogelijk in samenhang met de echtscheidingsprocedure de Raad wellicht kan worden verzocht om een onderzoek in te stellen met het oog op de in het belang van de kinderen te nemen beslissingen.
5.8
Op dit moment en met de wetenschap van nu, acht de rechtbank toewijzing van het verzoek van de vader niet in het belang van de kinderen.
5.9
De rechtbank acht het niet uit te sluiten dat in de toekomst anders zal worden overwogen, nu beide partijen van oorsprong [nationaliteit] zijn en zij vanwege werk van de moeder naar het buitenland verhuisd zijn. Die beslissing zal bij voorkeur door de ouders gezamenlijk (in mediation) genomen moeten worden, waarbij alle belangen goed afgewogen dienen te worden.
5.1
Tussen partijen zijn er in het kader van de echtscheiding thans enkele procedures aanhangig, waarin vrij complexe materie aan de orde is met betrekking tot onder meer de internationale aspecten van de echtscheiding en de nevenvoorzieningen. De rechtbank geeft partijen in overweging in mediation te gaan, teneinde met elkaar over alle onderwerpen in gesprek te komen en zo mogelijk in onderling overleg afspraken te maken.
De rechtbank geeft hen tevens in overweging een zogenoemde GOO-zitting aan te vragen bij deze rechtbank. Tijdens een GOO-zitting zoekt de rechtbank met partijen naar een definitieve oplossing die zoveel mogelijk recht doet aan alle belangen van partijen, ook en vooral de belangen die achter het juridische geschil schuilgaan.
5.11
Een kopie van deze beschikking zal worden gevoegd in het echtscheidings- alsook in het voorlopige voorzieningen-dossier.

6.De beslissing

De rechtbank:
- wijst het verzoek van de vader af.
Deze beschikking is gegeven door mr. H.C. Hoogeveen, voorzitter tevens kinderrechter, mr. H.P.E. Has en mr. A.J. Wesdorp, rechters, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van H. Hendriks, griffier, op 8 juni 2016 [1]

Voetnoten

1.Voor zover tegen de beschikking hoger beroep openstaat, kan dit via een advocaat worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam (IJdok 20 / Postbus 1312, 1000 BH).