ECLI:NL:RBAMS:2016:3707

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
20 juni 2016
Publicatiedatum
20 juni 2016
Zaaknummer
5060903 / CV EXPL 16-14915
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid van de Nederlandse rechter in grensoverschrijdende consumentenzaken

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam op 20 juni 2016, staat de rechtsmacht van de Nederlandse kantonrechter centraal in een geschil tussen International Card Services B.V. (ICS) en een gedaagde die woonachtig is in een andere lidstaat van de EU. ICS vordert betaling van een bedrag van € 7.441,75 van de gedaagde, die een betalingsachterstand heeft op een creditcardovereenkomst. De gedaagde heeft in de procedure verweer gevoerd en aangegeven dat hij het gevorderde bedrag niet kan betalen en een betalingsregeling wenst te treffen.

De rechtbank onderzoekt of zij bevoegd is om van de vorderingen van ICS kennis te nemen, gezien het feit dat de gedaagde in een andere EU-lidstaat woont. De relevante regelgeving is de EEX-Vo Herschikt, die bepaalt dat de gedaagde in beginsel voor de rechter in zijn woonstaat moet worden opgeroepen. Echter, omdat de gedaagde in deze procedure is verschenen zonder de bevoegdheid van de rechtbank te betwisten, is de rechtbank bevoegd op basis van artikel 26 lid 1 van de EEX-Vo Herschikt.

De rechtbank benadrukt dat, aangezien de gedaagde een consument is, het gerecht zich moet vergewissen dat hij op de hoogte is van zijn recht om de bevoegdheid van de rechtbank te betwisten. De zaak is verwezen naar een rolzitting op 8 juli 2016, waar de gedaagde kan uitlaten over zijn kennis van dit recht. De rechtbank houdt verdere beslissingen aan totdat de gedaagde zijn standpunt heeft verduidelijkt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer \ rolnummer: 5060903 / CV EXPL 16-14915
Uitspraak: 10 juni 2016

Vonnis van de kantonrechter

in de zaak van:
INTERNATIONAL CARD SERVICES B.V.
gevestigd te Amsterdam,
eiseres,
nader te noemen ICS,
gemachtigde gerechtsdeurwaarders W.P.J. van den Berg, W.J. Uyterlinde en M.C. Den Hartog,
t e g e n
[GEDAAGDE]
wonende te [plaats] , [plaats] , [land] ,
gedaagde,
nader te noemen gedaagde,
in persoon verschenen.

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

De volgende processtukken zijn ingediend:
  • de dagvaarding van 18 december 2015, met producties,
  • de conclusie van antwoord, met producties.
Daarna is vonnis bepaald.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

Feiten en omstandigheden

1. Als gesteld en niet (voldoende) weersproken staan de volgende feiten en omstandigheden vast:
1.1.
Tussen partijen is een creditcardovereenkomst tot stand gekomen. Met de aan gedaagde toegezonden creditcard heeft hij geldopnames gedaan en / of betalingen verricht.
1.2.
Gedaagde heeft een betalingsachterstand.
Vordering
2. ICS vordert veroordeling van gedaagde tot betaling van € 7.441,75, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 6.546,42 vanaf 14 december 2015 tot de dag der voldoening, met veroordeling van gedaagde in de proceskosten.
3. Gedaagde voert verweer en voert daartoe – kort gezegd – aan dat hij het gevorderde bedrag niet kan betalen en dat hij een betalingsregeling wenst te treffen.

Beoordeling

4. Partijen zijn woonachtig, dan wel gevestigd, op het grondgebied van verschillende lidstaten van de Europese Unie. Dit leidt tot de vraag of de Nederlandse rechter bevoegd is van de vorderingen van ICS kennis te nemen. Deze vraag dient te worden beantwoord aan de hand van de Verordening van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (verder: EEX-Vo Herschikt) die rechtstreeks verbindend en toepasselijk is in de lidstaten.
5. In artikel 4 EEX-Vo Herschikt is bepaald dat, onverminderd deze verordening, zij die woonplaats hebben op het grondgebied van een lidstaat, ongeacht hun nationaliteit, worden opgeroepen voor de gerechten van die lidstaat. Gelet op deze hoofdregel dient gedaagde (in beginsel) voor de Spaanse rechter te worden opgeroepen. Uit artikel 5 EEX-Vo Herschikt volgt dat slechts afwijking van deze hoofdregel mogelijk is op grond van de regels, zoals neergelegd in de afdelingen 2 tot en met 7 (de artikelen 7 tot en met 26) EEX-Vo Herschikt. Derhalve is in dit geval de vraag aan de orde of sprake is van een van de hoofdregel van artikel 5 EEX-Vo Herschikt afwijkende bijzondere bevoegdheid, op grond waarvan de rechter te Amsterdam rechtsmacht heeft om van de vorderingen van ICS kennis te nemen.
6. Gedaagde is door het dienen van een antwoord verschenen in deze procedure en heeft de bevoegdheid niet betwist. Op grond van artikel 26 lid 1 EEX-Vo Herschikt is daardoor – in uitzondering op de hierboven omschreven hoofdregel uit artikel 4 EEX-Vo Herschikt – de kantonrechter te Amsterdam bevoegd.
7. In artikel 26 lid 2 EEX-Vo Herschikt is echter bepaald dat indien de verschenen gedaagde een consument is, zoals in dit geval, het gerecht zich ervan moet vergewissen dat gedaagde op de hoogte is van zijn recht de bevoegdheid van (in dit geval) de kantonrechter te Amsterdam te betwisten en wat het gevolg is van zijn verschijnen in deze procedure.
8. De zaak wordt in het licht van het voorgaande voor akte uitlating van de zijde van gedaagde verwezen naar de rolzitting van vrijdag 8 juli 2016 te 10.00 uur, waarbij Maat zich kan uitlaten over de vraag of hij op hoogte was van zijn recht om de bevoegdheid van het gerecht te betwisten. Indien gedaagde van die bevoegdheid niet op de hoogte was kan hij desgewenst bij die akte tevens alsnog de bevoegdheid van de kantonrechter te Amsterdam betwisten.
De akte dient uiterlijk één werkdag vóór die datum in tweevoud op de griffie te zijn ontvangen. ICS kan op die akte reageren op een termijn van 2 (twee) weken nadat gedaagde de akte heeft ingediend, waarna de kantonrechter beslist over de voortgang van deze procedure.

BESLISSING

De kantonrechter:

in de hoofdzaak

verwijst de zaak naar de rol van vrijdag 8 juli 2016 voor het uitlaten zijdens gedaagde,
bepaalt dat ICS op een termijn van 2 weken na het uitlaten van gedaagde schriftelijk kan reageren,
houdt iedere verdere beslissing aan.
Aldus gewezen door mr. G.H. Marcus, kantonrechter, bijgestaan door mr. R. Verloo, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 10 juni 2016.
De griffier De kantonrechter
*