ECLI:NL:RBAMS:2016:356

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
10 februari 2016
Publicatiedatum
29 januari 2016
Zaaknummer
C/13/586093 / HA ZA 15-418
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opheffing executoriaal derdenbeslag na vernietiging verstek vonnis; Beslagtegoed; Bestuurdersaansprakelijkheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 10 februari 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiseres], vertegenwoordigd door mr. M.C. de Jong, en [gedaagde], vertegenwoordigd door mr. A.A.S. Wiesmeier-van der Brugge. De zaak betreft de opheffing van een executoriaal derdenbeslag dat was gelegd onder Aegon Levensverzekering N.V. naar aanleiding van een verstekvonnis van 18 december 2013, waarbij [gedaagde] was veroordeeld tot betaling van € 370.000 aan [eiseres]. De rechtbank heeft vastgesteld dat [gedaagde] als bestuurder van de vennootschappen Capman GmbH en IPIMobile Spain 2006 SL de overeenkomsten van geldlening heeft ondertekend, maar niet persoonlijk aansprakelijk kan worden gehouden voor de terugbetaling van de leningen. De rechtbank oordeelt dat de omstandigheden die door [eiseres] zijn aangevoerd, niet voldoende zijn om [gedaagde] persoonlijk aansprakelijk te stellen. De rechtbank vernietigt het eerdere vonnis en heft het beslag op, waarbij [eiseres] wordt veroordeeld in de proceskosten van [gedaagde].

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rolnummer: C/13/586093 / HA ZA 15-418
Vonnis van 10 februari 2016 (bij vervroeging)
in de zaak van
[eiseres],
in hoedanigheid van executeur testamentair van de nalatenschap van
[erflater],
wonende te [woonplaats] ,
geopposeerde in de hoofdzaak, verweerster in voorwaardelijke reconventie,
advocaat mr. M.C. de Jong te Rotterdam,
tegen
[gedaagde],
wonende te [land] ,
opposant in de hoofdzaak, eiser in voorwaardelijke reconventie,
advocaat mr. A.A.S. Wiesmeier-van der Brugge te ‘s-Gravenhage,
Partijen worden hierna [gedaagde] en [eiseres] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • Het vonnis in incident van 11 november 2015 en de daarin vermelde processtukken,
  • Het proces-verbaal van comparitie van 21 januari 2016 en de daarin vermelde stukken.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] heeft in 2008 als bestuurder namens een tweetal vennootschappen (Capman GmbH te Duitsland en IPIMobile Spain 2006 SL te Spanje, hierna: Capman respectievelijk IPIMobile), waarvan hij enig (?) aandeelhouder was, tot een totaalbedrag van
€ 370.000 vier overeenkomsten van geldlening gesloten met de echtgenoot (hierna: [erflater] ) van [eiseres] . Capman leende € 170.000 en IPIMobile € 200.000. [eiseres] heeft deze overeenkomsten mede ondertekend.
2.2.
De in zoverre gelijkluidende overeenkomsten vermelden, voor zover thans van belang, het volgende:
“De ondergetekenden:
1.
De besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid (volgen de namen van Capman en IPIMobile, rechtbank) (…) ten deze rechtsgeldig vertegenwoordigd door haar bestuurder [gedaagde] , nader te noemen: “geldnemer”;
en
2.
[erflater] , (…) handelend voor zichzelf in privé, hierna te noemen: “geldgever” (…)
Komen overeen als volgt (…)
1.1
Geldgever verleent hierbij een obligatielening aan geldnemer van een bedrag van (…)
Aldus opgemaakt in tweevoud (…)
__________________ _______________
(volgen naam van Capman respectievelijk [erflater]
IPIMobile, rechtbank) (…)”
( [gedaagde] )
[gedaagde] en [erflater] hebben de overeenkomsten ondertekend bij de vermelding van hun naam.
2.3.
[erflater] is op [datum] overleden. [eiseres] treedt op als executeur testamentair van de nalatenschap van [erflater] .
2.4.
Bij e-mail van 15 februari 2013 heeft [gedaagde] aan [kleinzoon] , de kleinzoon van [eiseres] , voor zover thans van belang, het volgende bericht:

Alles komt inderdaad uiterst ongelegen, het tij zit niet mee. (…) Mij stond bij dat de overeenkomsten met IPIMobile Spanje waren. (…) Tot op heden heb ik alle betalingen aan oma uit eigen zak gedaan. Noch Capman of IPI heeft iets betaald. Het komt erop neer dat ik de verplichtingen van IPIMobile en Capman heb gedragen. (…) Ik moet uiteindelijk al deze betalingen van hen terug krijgen.
2.5.
Bij verstekvonnis van 18 december 2013 is [gedaagde] door deze rechtbank veroordeeld tot betaling aan [eiseres] van in totaal € 370.000 in hoofdsom, vermeerderd met rente en kosten.
2.6.
Ter uitvoering van het verstekvonnis heeft [eiseres] op 18 februari 2014 [1]
executoriaal derdenbeslag doen leggen onder Aegon Levensverzekering N.V. (hierna: Aegon) te ‘s-Gravenhage, de pensioenverzekeraar van [gedaagde] . Op basis daarvan worden inhoudingen verricht op de periodieke uitkeringen van [gedaagde] . Doordat er ten tijde van de beslaglegging reeds andere derdenbeslagen ten laste van [gedaagde] onder Aegon waren gelegd heeft het tot 30 maart 2015 geduurd voordat [gedaagde] op de hoogte raakte van het beslag van [erflater] .
2.7.
Bij vonnis in incident van 12 augustus 2015 is onder meer beslist dat [gedaagde] tijdig in verzet is gekomen en dat deze rechtbank bevoegd is kennis te nemen van het geschil in hoofdzaak.
2.8.
Bij vonnis in incident van 11 november 2015 is beslist dat de onder het beslag na 11 november 2015 geïncasseerde gelden op de derdenrekening van de deurwaarder gereserveerd dienen te blijven totdat in deze zaak een eindvonnis is gewezen.

3.Het geschil in conventie

3.1.
[eiseres] heeft bij de oorspronkelijke, dit geding inleidende dagvaarding, gevorderd dat [gedaagde] wordt veroordeeld tot betaling van in totaal € 370.000 in hoofdsom, vermeerderd met rente en kosten. Aan haar vordering heeft zij ten grondslag gelegd primair dat [gedaagde] geacht moet worden partij te zijn bij de onder 2.2 genoemde overeenkomsten van geldlening, althans dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is indien [gedaagde] zich beroept op de tenaamstelling van de overeenkomsten. De omstandigheden waarop [eiseres] zich in dit verband heeft beroepen zijn:
a. de woning van [gedaagde] is zwaar over verhypothekeerd;
b. er liggen vanaf 2009 diverse beslagen op de woning van [gedaagde] ;
c. [gedaagde] heeft verzwegen dat Capman al in juni 2012 is uitgeschreven uit het Handelsregister en hij correspondeerde over de leningen alsof Capman en IPIMobile de leningen op termijn zouden terugbetalen. Uit door hem verzonden mails blijkt ook dat hij de persoonlijke verantwoordelijkheid nam voor de leningen;
d. [gedaagde] heeft zich in 2013 laten uitschrijven uit de Gemeentelijke Basis Administratie als zijnde geëmigreerd naar Canada.
Om al deze redenen is [gedaagde] dan ook gehouden tot terugbetaling van de geleende bedragen.
Subsidiair is [gedaagde] als bestuurder van Capman en IPIMobile wegens onrechtmatige daad aansprakelijk voor de schade die is ontstaan doordat genoemde vennootschappen tekort zijn geschoten bij terugbetaling van de geleende bedragen. [gedaagde] kan immers een ernstig verwijt worden gemaakt doordat hij wist of redelijkerwijs had behoren te begrijpen dat de door hem bewerkstelligde of toegelaten handelwijze van de rechtspersoon tot gevolg zou hebben dat deze haar verplichtingen niet zou nakomen en geen verhaal zou bieden voor de schade die daarvan het gevolg is. [gedaagde] heeft immers toegelaten dat Capman is uitgeschreven zonder dat hij voorzieningen heeft getroffen voor terugbetaling van de leningen, terwijl de leningen zijn verstrekt vanuit een persoonlijke vriendschap tussen partijen. IPIMobile is inmiddels niet meer actief, aldus [eiseres] .
3.2.
[gedaagde] vordert in het verzet vernietiging van het verstekvonnis en afwijzing van de oorspronkelijke vorderingen van [eiseres] , met haar veroordeling in de proceskosten.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna bij de beoordeling verder ingegaan.

4.Het geschil in voorwaardelijke reconventie

Onder de voorwaarde dat het verstekvonnis wordt vernietigd, vordert [gedaagde] opheffing van het ten laste van hem gelegde executoriale beslag en restitutie van de ten onrechte onder dat beslag ingehouden gelden, vermeerderd met rente en proceskosten.

5.Beoordeling in conventie en voorwaardelijke reconventie

5.1.
[gedaagde] heeft de overeenkomsten van geldlening ondertekend uitsluitend in hoedanigheid van bestuurder van Capman en IPIMobile, zodat niet kan worden aangenomen dat hij in persoon partij is geworden bij de overeenkomsten. De onder 3.1 genoemde omstandigheden maken dat niet anders. Deze omstandigheden dateren grotendeels van ná het aangaan van de overeenkomsten en vormen wellicht een aanwijzing voor het feit dat [gedaagde] persoonlijk in financiële problemen verkeerde, maar niet dat hij in persoon partij is geworden bij die overeenkomsten. De door [erflater] in dit verband nog aangehaalde e-mails vormen eerder een aanwijzing dat [gedaagde] géén partij is bij de overeenkomsten; er wordt immers gesproken over verplichtingen van IPIMobile en Capman. [gedaagde] is dan ook niet gehouden tot nakoming van de overeenkomsten.
5.2.
Ook het verwijt dat [gedaagde] als bestuurder van de vennootschappen onrechtmatig heeft gehandeld wordt niet gehonoreerd.
Anders dan [gedaagde] is de rechtbank van oordeel dat deze grondslag kan worden beoordeeld naar Nederlands recht. Art. 10:119 onder e BW, de bepaling waarop [gedaagde] zich ter onderbouwing van zijn standpunt dat de bestuurdersaansprakelijkheid moet worden beoordeeld naar het recht van het land van vestiging van de vennootschap, is alleen van toepassing indien de aansprakelijkheid van de bestuurder gebaseerd is op het vennootschap- en rechtspersonenrecht en niet wanneer deze, zoals in het onderhavige geval, is gebaseerd op het verbintenissenrecht (zie T&C Burgerlijk Wetboek, art. 10:119, aantekening 9 en Hof Leeuwarden 11 juni 2008, JOR 2009/20) . Dit betekent dat de vordering niet moet worden beoordeeld naar het incorporatierecht, maar naar het recht van de plaats waar de schade zich heeft voorgedaan (art. 4 Rome II-Verordening), te weten Nederland.
5.3.
Terecht heeft [eiseres] in dit verband aangevoerd dat de bestuurder van een vennootschap naar Nederlands recht aansprakelijk kan zijn wegens onrechtmatig handelen indien aan hem als bestuurder wordt verweten te hebben bewerkstelligd of toegelaten dat de door hem bestuurde vennootschap een eerder door haar aangegane overeenkomst niet nakomt en daardoor aan de wederpartij schade berokkent. Voorwaarde voor aansprakelijkheid is dan echter wel dat aan de bestuurder een voldoende ernstig verwijt kan worden gemaakt. De stelplicht ten aanzien van dat verwijt rust op [eiseres] . De rechtbank is evenwel van oordeel dat de enkele door [eiseres] in dit verband aangehaalde omstandigheid dat Capman is uitgeschreven uit het handelsregister zonder dat [gedaagde] een voorziening heeft getroffen voor tijdige terugbetaling van de lening, geen ernstig verwijt constitueert. Een vennootschap kan in verband met tegenvallende resultaten gestaakt worden en uitgeschreven zonder dat de bestuurder daarvan een verwijt kan worden gemaakt, ook indien nog niet alle crediteuren zijn voldaan. Een persoonlijke vriendschap van de (wellicht zelfs insolvente) bestuurder met een nog niet voldane crediteur maakt dat niet anders. Daar komt nog bij dat gesteld noch gebleken is dat (en in hoeverre) de vennootschappen niet in staat zijn tot terugbetaling. Ter comparitie heeft [gedaagde] verklaard dat de vennootschap IPIMobile, die hij voor de nominale waarde van de aandelen aan zijn kinderen heeft overgedragen, nog een tegoed bij een bank heeft van € 250.000. Onduidelijk is ook of Capman nog verhaal biedt en in hoeverre liquidatie van die vennootschap nog actief zal opleveren voor de schuldeisers, zodat op dit moment ook nog niet kan worden voorzien welke schade [eiseres] lijdt door het onbetaald laten van haar vorderingen. De vordering jegens [gedaagde] is (bij deze stand van zaken) ook op grond van onrechtmatige daad dan ook niet toewijsbaar.
5.4.
Nu het vonnis op grond waarvan ten laste van [gedaagde] executoriaal derdenbeslag is gelegd wordt vernietigd, behoort ook het beslag te worden opgeheven. De vordering tot restitutie van de onder het beslag geïnde gelden is daarmee in beginsel toewijsbaar, zij het dat niet bekend is om welke bedragen het gaat, welke bedragen onder [eiseres] rusten, welke onder de deurwaarder en vanaf welke datum een en ander het geval is; ook is niet duidelijk geworden in hoeverre andere beslagleggers (2.6) nog aanspraak kunnen maken op de beslagtegoeden. Om die reden zal dit onderdeel van de reconventionele vordering worden afgewezen.
5.5.
[eiseres] zal echter als de in conventie en in reconventie (grotendeels) in het ongelijk gestelde partij worden verwezen in de kosten van [gedaagde] in de hoofdzaak in conventie en reconventie en in het incident ex art. 223 Rv. De kosten worden tot heden begroot op:
  • Vastrecht € 1.533,--
  • Salaris advocaat hoofdzaak (2 punten tarief VII) € 5.160,--
  • Salaris advocaat incident (1 punt tarief II)
Totaal € 7.145,--

6.De beslissing

De rechtbank:
in conventie
- vernietigt het vonnis van 18 december 2013 en wijst de vorderingen van [eiseres] af;
in reconventie
- heft op het op 18 februari 2014 ten laste van [gedaagde] gelegde executoriaal derdenbeslag onder Aegon Levensverzekering N.V.;
in conventie en in reconventie
  • veroordeelt [eiseres] in de proceskosten aan de zijde van [gedaagde] , tot heden begroot op € 7.145,--;
  • verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
  • wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.C.H. Blankevoort en in het openbaar uitgesproken op 10 februari 2016. [2]

Voetnoten

1.Verzetdgv prod 2
2.type: