ECLI:NL:RBAMS:2016:3272

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
1 juni 2016
Publicatiedatum
31 mei 2016
Zaaknummer
C/13/591125 / FA RK 15-5387
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Erkenning van een Amerikaanse adoptiebeslissing door de Rechtbank Amsterdam

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 1 juni 2016 een beschikking gegeven over de erkenning van een Amerikaanse adoptiebeslissing. Verzoekers, een stel dat een affectieve relatie heeft en samen een gezin vormt met drie minderjarige kinderen, hebben op 26 augustus 2010 de minderjarige [minderjarige 1] geadopteerd volgens de wetgeving van de staat New York. De adoptie werd aangevraagd door verzoeker [verzoeker 1], terwijl verzoeker [verzoeker 2] niet op de adoptieakte stond vermeld, wat leidde tot vragen over de erkenning van de adoptie in Nederland. De rechtbank heeft vastgesteld dat beide verzoekers gelijkwaardige ouders zijn en dat de adoptie in het belang van het kind is. De rechtbank oordeelde dat de Amerikaanse adoptiebeslissing, ondanks dat de beginseltoestemming slechts op naam van één verzoeker stond, ook ten aanzien van de andere verzoeker erkend moest worden. De rechtbank heeft de geboortegegevens van de minderjarige vastgesteld en de adoptie erkend, waarbij de namen van de verzoekers als ouders zijn opgenomen in de registers van de burgerlijke stand.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht
Team familie- en jeugdzaken
Locatie Amsterdam
zaaknummer / rekestnummer: C/13/591125 / FA RK 15-5387
Beschikking van 1 juni 2016 betreffende erkenning buitenlandse adoptiebeslissing
in de zaak van:
[verzoeker 1]
en
[verzoeker 2] ,
nader te noemen verzoekers,
beiden wonende te [woonplaats] ,
advocaat mr. R.C. Honig te Amsterdam.
Als belanghebbende met betrekking tot de geboortegegevens van na te noemen minderjarige
is aangemerkt: de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente ’s-Gravenhage.
De Raad voor de Kinderbescherming, hierna te noemen de Raad, is gekend in de onderhavige procedure.

1.De procedure

1.1
De rechtbank heeft kennisgenomen van de ingekomen stukken, waaronder het verzoekschrift, ingekomen bij de rechtbank op 15 juli 2015.
1.2
De mondelinge behandeling heeft met gesloten deuren plaats gevonden op 10 maart 2016. Verschenen en gehoord zijn: verzoekers bijgestaan door hun advocaat alsmede [naam 1] en [naam 2] namens de Raad. De ambtenaar van de burgerlijke stand is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.

2.De feiten

2.1
Verzoekers hebben een affectieve relatie met elkaar. Zij zijn op 8 september 2004 een samenlevingscontract met elkaar aangegaan. Het gezin van verzoekers bestaat thans, naast verzoekers, uit drie minderjarige kinderen, waaronder sinds 9 april 2010 de minderjarige:
[minderjarige 1] (oorspronkelijk genaamd: [minderjarige 1] ), hierna te noemen [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] te [plaats] , Verenigde Staten van Amerika,
om wie het in de onderhavige procedure gaat. De andere twee minderjarige kinderen die behoren tot het gezin van verzoekers zijn (sinds 28 augustus 2008) [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum] , te [plaats] , Verenigde Staten van Amerika en (sinds 27 januari 2015) de minderjarige [minderjarige 3] , geboren op [geboortedatum] , te [plaats] , Verenigde Staten van Amerika. Ten behoeve van de minderjarige [minderjarige 3] zijn verzoekers voornemens een soortgelijke procedure als de onderhavige aanhangig te maken.
Volgens een afschrift uit de basisregistratie personen van de gemeente Amsterdam van 11 mei 2015 staan verzoekers als ouders van [minderjarige 1] alhier geregistreerd. Bij uitspraak van de Family Court van de State of New York van 26 augustus 2010 is de minderjarige [minderjarige 1] door verzoekers geadopteerd naar het recht van de staat New York. De minderjarige [minderjarige 1] verbleef ten tijde van deze adoptie-uitspraak van 26 augustus 2010 niet in de Verenigde Staten , maar in Nederland.
Verzoekers hebben de Nederlandse nationaliteit. [minderjarige 1] is burger van de Verenigde Staten van Amerika. Volgens een uittreksel uit de gemeentelijke basisadministratie van de gemeente heeft [minderjarige 1] tevens de Nederlandse nationaliteit.
2.2
De Raad voor de Kinderbescherming te Haarlem heeft een gezinsonderzoek bij verzoekers gedaan. Hiervan is een rapport opgemaakt, gedateerd 10 juni 2010. Uit dit rapport blijkt onder meer dat op 20 mei 2010 een huisbezoek heeft plaatsgevonden alwaar beide verzoekers aanwezig waren. Het raadsonderzoek houdt, zakelijk weergegeven, het volgende in: Verzoekers nemen samen de verzorging en opvoeding van [minderjarige 1] op zich. Verzoekers zijn ontroerd en gelukkig met de komst van [minderjarige 1] en zij ervaren haar als hun eigen kind. [minderjarige 1] maakt een ontspannen en vrolijke indruk. Haar mentale en lichamelijke ontwikkeling komt overeen met haar leeftijd. De biologische moeder van [minderjarige 1] is [moeder] . Zij heeft [minderjarige 1] de voornaam [minderjarige 1] mee gegeven. De adoptievaders hebben daar de namen [minderjarige 1] aan toegevoegd. De adoptievaders hebben de moeder van [minderjarige 1] ontmoet. De Raad acht het in het belang van [minderjarige 1] dat zij door verzoekers wordt geadopteerd. De Raad heeft beide verzoekers bij de Agency for Child Care and Protection aanbevolen ten behoeve van de adoptie van [minderjarige 1] .
2.3
De Minister van Justitie heeft, gezien de rapportage en het daarop gebaseerde advies van de Raad voor de Kinderbescherming, aan verzoeker [verzoeker 1] de beginseltoestemming verleend tot opneming ter adoptie van een of twee buitenlandse kinderen. Dat de beginseltoestemming slechts aan één van de verzoekers is verleend, komt doordat wettelijk is bepaald dat alleen indien een paar is gehuwd of een geregistreerd partnerschap is aangegaan, beide personen (van het paar) voor adoptie (en beginseltoestemming) in aanmerking kunnen komen. Indien noch van een huwelijk, noch van een geregistreerd partnerschap sprake is, kan slechts aan één persoon (van het paar) de beginseltoestemming voor adoptie worden verstrekt.
2.4
Blijkens de Order Approving Placement and to obtain Passport van 22 maart 2010, file no. [documentnr.] naar aanleiding van verzoekers aanvraag in samenhang bezien met de Order of Adoption van 26 augustus 2010, Docket No. [documentnr.] , van de Family Court of the State of New York, Held in and for the County of Westchester at White Plains, New York, is de minderjarige [minderjarige 1] ter adoptie afgestaan, toevertrouwd aan verzoekers en geadopteerd door verzoekers naar het recht van de staat New York. De minderjarige heeft daarbij de gewijzigde namen
[minderjarige 1]ontvangen.
2.5
Bij de stukken bevindt zich tevens een kopie van de Certificate of Birth van [datum] /local filing date: 15 maart 2010, van de New York State Department of Health, state file number: [documentnr.] , register nummer 158, waaruit blijkt dat de minderjarige [minderjarige 1] , is geboren op [geboortedatum] te [plaats]
(Verenigde Staten van Amerika) en dat zij verzoekers als ouders heeft.
2.6
Uit het overgelegde uittreksel uit de gemeentelijke basisadministratie van 11 mei 2015 blijkt dat [minderjarige 1] op 9 april 2010 uit de Verenigde Staten van Amerika in Nederland is gekomen en op het adres van verzoekers staat ingeschreven.

3.Het verzoek

3.1
Het verzoek strekt primair ten behoeve van beide verzoekers tot erkenning alhier van de Amerikaanse adoptiebeslissing, waarbij verzoekers de minderjarige [minderjarige 1] voornoemd (oorspronkelijk genaamd: [minderjarige 1] ), naar het recht van de staat New York hebben geadopteerd. Subsidiair wordt verzocht de adoptie naar Nederlands recht door verzoeker [verzoeker 2] uit te spreken. Tevens is verzocht de geboortegegevens van genoemde minderjarige ambtshalve vast te stellen.

4.De beoordeling

Rechtsmacht
4.1
Op grond van artikel 3 sub a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) is de Nederlandse rechter bevoegd kennis te nemen van het onderhavige verzoek.
4.2.
Allereerst dient (ambtshalve) de vraag beantwoord te worden of in de onderhavige zaak sprake is van een verdragsadoptie ingevolge het Haagse Verdrag inzake de bescherming van kinderen en samenwerking op het gebied van interlandelijke adoptie van 29 mei 1993 (Haags Adoptieverdrag), waarbij de adoptie van rechtswege wordt erkend, danwel of sprake is van een buitenlandse adoptiebeslissing, zoals bedoeld in de artikelen 10:108 en 109 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Indien sprake is van een voor erkenning vatbare adoptiebeslissing, komt de rechtbank niet meer toe aan een Nederlandse adoptie (het subsidiaire verzoek).
4.3
Bij de stukken bevindt zich geen verklaring in de zin van artikel 23 van het Haags Adoptieverdrag, inhoudende dat de onderhavige adoptie in overeenstemming met het Verdrag tot stand is gekomen. Derhalve dient het ervoor te worden gehouden dat de erkenningsregels van het Verdrag niet kunnen worden gevolgd en dat uitgeweken dient te worden naar bovenvermelde artikelen van Boek 10 BW.
4.4
Voordat verder zal worden ingegaan op genoemde artikelen overweegt de rechtbank het volgende. In het dossier bevindt zich de op naam van verzoeker [verzoeker 1] afgegeven beginseltoestemming van de Minister van Justitie. Er is geen beginseltoestemming op naam van verzoeker [verzoeker 2] afgegeven. De rechtbank dient daarom te beoordelen of de Amerikaanse adoptiebeslissing, indien deze voor erkenning in aanmerking komt, ook ten aanzien van verzoeker [verzoeker 2] kan worden erkend.
4.5
Verzoekers hebben daartoe aangevoerd – kort gezegd – dat zij samen de verzorging en opvoeding van [minderjarige 1] ter hand nemen en dat zij ook samen volledig als gelijkwaardige ouder in de adoptieprocedure die geleid heeft tot de Amerikaanse adoptiebeslissing zijn betrokken. Zij verzoeken daarom zonder onderscheid van persoon de adoptiebeslissing voor beiden alhier te erkennen.
4.6
De rechtbank overweegt als volgt.
De opneming in Nederland van een buitenlands kind met het oog op adoptie is op grond van artikel 2 van de Wet opneming buitenlandse kinderen ter adoptie (Wobka) uitsluitend toegestaan, indien van Onze Minister een voorafgaande schriftelijke mededeling is verkregen, dat deze in beginsel voor zodanige opneming toestemming verleent. Uit de toelichting op deze wet ten aanzien van het werkingsbereik blijkt dat het vereiste van een krachtens de Wobka te verlenen beginseltoestemming niet alleen geldt voor het overbrengen van een kind naar Nederland met het oog op adoptie in Nederland, maar ook voor het overbrengen naar Nederland van een al in het buitenland geadopteerd kind. Het vereiste van de beginseltoestemming wordt gesteld, omdat het een belangrijke stap is in de fase, die voorafgaat aan de rechterlijke beoordeling. Voor de verkrijging van de beginseltoestemming wordt onder meer onderzoek gedaan naar de achtergrond van de aspirant-adoptiefouder.
4.7
Verzoekers hebben ter onderbouwing van het verzoek terzake aangevoerd – kort gezegd - dat zij beiden in gelijke mate de ouderrol ten opzichte van [minderjarige 1] vervullen en dat er geen enkel verschil in uitvoering van hun ouderschap tussen hen bestaat en dat het slechts aan het toeval is te wijten dat de beginseltoestemming aan verzoeker [verzoeker 1] is verleend. Hadden zij bij het invullen van het betreffende formulier de naam van verzoeker [verzoeker 2] als eerste vermeld (in plaats van de vermelding van [verzoeker 2] onder nummer 2 op het formulier) dan zou de beginseltoestemming aan hem zijn verleend en niet aan [verzoeker 1] . Voorts hebben verzoekers aangevoerd dat zij beiden zowel door de Raad voor de Kinderbescherming bij het hierboven vermelde onderzoek in 2010 als door de Amerikaanse rechtbank die de adoptie heeft uitgesproken (waarbij werd vereist dat beide verzoekers daartoe mét [minderjarige 1] naar de rechtbank aldaar kwamen) als gelijkwaardige verzoekers werden gezien en dat beider rol in de procedure tot toestemming (in het onderzoek van de Raad) en adoptie (in de adoptieprocedure in de Verenigde Staten) onmisbaar en tegelijkertijd inwisselbaar was.
4.8
In de onderhavige procedure is naar het oordeel van de rechtbank vast komen te staan dat verzoekers ten behoeve van de beginseltoestemming beiden de procedure in Nederland hebben doorlopen en dat zij in Amerika, ter verkrijging van de adoptiebeslissing ten behoeve van [minderjarige 1] , de daaraan voorafgaande procedure ook beiden als gelijkwaardige ouder hebben gevolgd en doorlopen. Dit heeft ertoe geleid dat in Nederland de beginseltoestemming is afgegeven en dat in de Verenigde Staten van Amerika beiden de minderjarige [minderjarige 1] hebben geadopteerd naar het recht van de staat New York. De enkele omstandigheid dat de beginseltoestemming enkel op naam van verzoeker [verzoeker 1] en niet ook op naam van verzoeker [verzoeker 2] is afgegeven, is gelegen in de omstandigheid dat verzoekers niet met elkaar zijn gehuwd dan wel een geregistreerd partnerschap zijn aangegaan. Aan alle overige doelstellingen die door de Wobka ten behoeve van een adoptie worden beoogd is door beiden voldaan.
4.9
Gebleken is dat verzoekers in 2004 een samenlevingscontract met elkaar zijn aangegaan. In verband met een kinderwens hebben zij in 2009 de minderjarige [minderjarige 2] uit de Verenigde Staten geadopteerd en in 2010 de minderjarige [minderjarige 1] . In 2015 is hun gezin uitgebreid met nog een minderjarige dochter uit de VS. Zij zijn in hun rol als ouder gelijkwaardig aan elkaar en in die zin ook inwisselbaar. Bij zowel de verzorging als opvoeding van [minderjarige 1] is er geen onderscheid tussen hen te maken.
4.10.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat alles overziend in dit bijzondere geval is komen vast te staan dat ook ten aanzien van verzoeker [verzoeker 2] aan alle vereisten voor het verkrijgen van een beginseltoestemming is voldaan en dat slechts op grond van willekeur de beginseltoestemming op naam van verzoeker [verzoeker 1] is komen te staan, terwijl verzoeker [verzoeker 1] nimmer de beginseltoestemming op zijn naam zou hebben verkregen, indien in de voorafgaande procedure zou zijn gebleken dat verzoeker [verzoeker 2] niet geschikt zou zijn als adoptiefouder. Dit betekent dat de Amerikaanse adoptiebeslissing ten behoeve van beide verzoekers alhier voor erkenning in aanmerking zou kunnen komen.
4.11
Vervolgens dient beoordeeld te worden of de Amerikaanse adoptiebeslissing van
26 augustus 2010, waarbij de betreffende minderjarige door verzoekers is geadopteerd naar het recht van de staat New York, kan worden erkend in Nederland op grond van de artikelen 10:108 en 10:109 BW.
4.12
Ingevolge artikel 10:108 BW wordt de in het buitenland gegeven adoptie van rechtswege erkend, indien deze is uitgesproken door een vreemde staat en de adoptiefouders en de minderjarige – zowel ten tijde van het verzoek tot adoptie als ten tijde van de adoptie-uitspraak – hun gewone verblijfplaats in deze vreemde staat hadden, dan wel indien de adoptiefouders en de minderjarige – zowel ten tijde van het verzoek tot adoptie als ten tijde van de adoptie-uitspraak – in verschillende staten (bedoeld is buiten Nederland) hun gewone verblijfplaats hadden.
4.13
Gebleken is dat verzoekers zowel ten tijde van het verzoek tot adoptie als ten tijde van de definitieve adoptiebeslissing hun gewone verblijfplaats in Nederland hadden.
Van een situatie als bedoeld in artikel 10:108 BW is derhalve geen sprake.
4.14
In artikel 10:109 BW is geregeld de erkenning van de adoptie-uitspraak van een vreemde staat waar de minderjarige – zowel ten tijde van het verzoek tot adoptie als ten tijde van de uitspraak – zijn gewone verblijfplaats had, terwijl de adoptiefouders hun gewone verblijfplaats in Nederland hadden, hetgeen ten aanzien van verzoekers het geval was
4.15
Voor de minderjarige geldt dat zij ten tijde van het verzoek tot adoptie in de Verenigde Staten van Amerika verbleef. Ten tijde van de Amerikaanse adoptiebeslissing verbleef de minderjarige echter feitelijk in Nederland. Uit het overgelegde GBA-uittreksel blijkt immers dat zij sedert april 2010 bij verzoekers in Nederland staat ingeschreven terwijl de definitieve Amerikaanse adoptiebeslissing is gegeven op 26 augustus 2010.
4.16
Beoordeeld dient derhalve te worden of ondanks de omstandigheid dat de minderjarige ten tijde van de definitieve adoptiebeslissing feitelijk al in Nederland verbleef, toch kan worden uitgegaan van de situatie, zoals bedoeld in artikel 10:109, eerste lid, BW.
De rechtbank overweegt daartoe als volgt:
4.17
De erkenningsvoorwaarden voor buitenlandse adoptiebeslissingen waarbij het kind en de adoptiefouders in het buitenland wonen, waren voorheen – voor zover hier van belang - onder meer geregeld in de Wet Conflictenrecht Adoptie (WCAd). De WCAd is inmiddels komen te vervallen. Bepalingen daarvan zijn opgenomen in Boek 10 BW. Vóórdat sprake was van een erkenningsregime ten aanzien van buitenlandse beslissingen, dienden de in het buitenland gevoerde procedures die hadden geleid tot adoptie-uitspraken, opnieuw in Nederland te worden gevoerd. De doelstelling van WCAd was onder meer om die extra procedures te voorkomen door (internationaal) de eisen en voorwaarden van adopties gelijk te stellen en te toetsen.
4.18
In deze zaak is van belang dat aan de definitieve adoptie-uitspraak in de Verenigde Staten van Amerika een zogenaamde proefzorgperiode voor de vermeende adoptiefouders en het betreffende kind vooraf gaat en dat na beoordeling hiervan de Amerikaanse rechter een definitieve uitspraak geeft omtrent het adoptieverzoek. Gedurende deze proefperiode verblijft het kind met toestemming van de rechter in de Verenigde Staten van Amerika bij de adoptiefouders.
Dit betekent dat in het geval de beslissing op een adoptieverzoek na deze proefperiode negatief uitvalt, de betreffende minderjarige terug dient te keren naar zijn (oorspronkelijke) woonplaats in Amerika. In het licht hiervan is de rechtbank van oordeel dat het verblijf van de betreffende minderjarige, in samenhang bezien met het legale vertrek van de minderjarige uit Amerika, voor wat betreft haar woonplaats dan wel verblijfplaats als een voorlopige situatie dient te worden beschouwd tot het moment dat de adoptie definitief is geworden. Deze redenering strookt ook het meest met de bedoeling van de WCAd oud en de artikelen 10:108 en 10:109 BW.
4.19
Op grond van het vorenstaande concludeert de rechtbank dat “de gewone verblijfplaats van de minderjarige” als bedoeld in artikel 10:109 BW hangende de adoptieprocedure in Amerika was gelegen.
4.2
Nu voorts is gebleken dat de procedure van de Wobka ten aanzien van verzoeker [verzoeker 1] is nageleefd en ten aanzien van verzoeker [verzoeker 2] geacht kan worden te zijn nageleefd, de erkenning in het kennelijk belang van de minderjarige wordt geacht en geen sprake is van één van de weigeringsgronden, vermeld in artikel 10:108 lid 2 en 3 BW, dient de Amerikaanse adoptiebeslissing alhier ten behoeve van (beide) verzoekers te worden erkend.
Vaststelling geboortegegevens
4.21
Bij brief van 17 september 2015 heeft de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente ’s-Gravenhage zich op het standpunt gesteld – voor zover hier van belang – dat de oorspronkelijke geboortegegevens wegens het ontbreken van een gelegaliseerde geboorte-akte opnieuw vastgesteld dienen te worden. De ambtenaar van de burgerlijke stand acht zich evenwel niet in staat, bij gebrek aan gegevens/documenten ter zake, een voorstel aan de rechtbank te doen.
4.22
Naar aanleiding van genoemde brief van de ambtenaar hebben verzoekers middels de brief van hun advocaat van 8 oktober 2015 zich uitgelaten over het verzoek aangaande de erkenning van de Amerikaanse adoptiebeslissing, maar niet ten aanzien van de geboortegegeven.
Op genoemde zitting van 10 maart 2016 hebben zij een toelichting gegeven op de geboortegegevens van de minderjarige [minderjarige 1] .
4.23
De rechtbank ziet op grond van de inhoud van de ingebrachte stukken, ten aanzien waarvan geen reden is tot twijfel omtrent de juistheid van de daarin vermelde gegevens, in samenhang bezien met het verhandelde op de zitting van 10 maart 2016 voldoende reden de geboortegegevens van genoemde minderjarige als volgt vast te stellen.
Geslachtsnaam: [minderjarige 1]
Voornaam: [minderjarige 1]
Geslacht: vrouwelijk
Geboortedatum: [geboortedatum]
Tijdstip van geboorte: onbekend
Geboorteplaats: [plaats] , Verenigde Staten van Amerika
Dochter van: [moeder]
Namen
4.24
De in genoemde adoptie-uitspraak gewijzigde namen van de minderjarige worden alhier erkend, zodat als na te melden zal worden beslist.
Het bovenstaande leidt tot de volgende beslissing.

5.De beslissingDe rechtbank:

- erkent ten aanzien van verzoeker [verzoeker 1] en ten aanzien van verzoeker [verzoeker 2] de beslissing, zoals vervat in het stuk Order of Adoption, Docket no [documentnr.] van 26 augustus 2010, waarbij de minderjarige [minderjarige 1] (oorspronkelijk genaamd: [minderjarige 1] ), geboren op [geboortedatum] te [plaats] , Verenigde Staten van Amerika, door verzoekers [verzoeker 1] en [verzoeker 2] naar het recht van de staat New York is geadopteerd;
- stelt de geboortegegevens van genoemde minderjarige als volgt nader vast:
Geslachtsnaam: [minderjarige 1]
Voornaam: [minderjarige 1]
Geslacht: vrouwelijk
Geboortedatum: [geboortedatum]
Tijdstip van geboorte: onbekend
Geboorteplaats: [plaats] , Verenigde Staten van Amerika
Dochter van: [moeder]
- bepaalt – voor zover nodig – dat de voornamen van voornoemde minderjarige
[minderjarige 1]zullen blijven luiden;
- bepaalt – voor zover nodig – dat de geslachtsnaam van voornoemde minderjarige
[verzoeker 1]zal blijven;
- gelast ambtshalve de inschrijving van de hiervoor vastgestelde geboortegegevens van de voornoemde minderjarige en de opneming van de naamsvaststelling van de minderjarige en de vermelding van verzoekers als ouders, zoals blijkt uit de Order of Adoption van 26 augustus 2010, Docket no. [documentnr.] , in samenhang bezien met de Order Approving Placement and to obtain Passport van 22 maart 2010, file no. [documentnr.] opgemaakt door The Family Court of the State of New York held in and for the County of Westchester at white plains, New York, in de daartoe bestemde registers van de burgerlijke stand te ’s-Gravenhage;
- gelast de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente ’s-Gravenhage een latere vermelding van de adoptie aan de daarvoor in aanmerking komende akte toe te voegen.
Deze beschikking is gegeven door de rechter mr. L. Baggerman, tevens kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van M. Langereis, griffier, op 1 juni 2016. [1]

Voetnoten

1.Voor zover tegen de beschikking hoger beroep openstaat kan dit via een advocaat worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam (IJdok 20 / Postbus 1312, 1000 BH).