ECLI:NL:RBAMS:2016:3157

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
27 januari 2016
Publicatiedatum
27 mei 2016
Zaaknummer
C/13/586024 / FA RK 15-3069
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot vervangende toestemming voor verhuizing van kinderen naar Engeland afgewezen

In deze zaak heeft de rechtbank Amsterdam op 27 januari 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen een vader en een moeder over de vervangende toestemming voor de moeder om met hun kinderen naar Engeland te verhuizen. De moeder, bijgestaan door haar advocaat, verzocht de rechtbank om toestemming voor deze verhuizing, terwijl de vader, ook bijgestaan door zijn advocaat, hiertegen verweer voerde. De rechtbank heeft in haar beoordeling de belangen van de kinderen, de noodzaak van de verhuizing voor de moeder, en de huidige zorgregeling tussen de ouders in overweging genomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de kinderen in Nederland geworteld zijn en dat een verhuizing naar Engeland niet in hun belang zou zijn, vooral gezien de recente heftige gebeurtenissen in hun leven, zoals huiselijk geweld en de scheiding van hun ouders. De rechtbank heeft ook de rol van de vader in de opvoeding en verzorging van de kinderen meegewogen, evenals de communicatie tussen de ouders. De rechtbank concludeert dat de kinderen momenteel onvoldoende veerkracht hebben om een verhuizing aan te kunnen en dat de belangen van de vader en de kinderen zwaarder wegen dan de wens van de moeder om naar Engeland te verhuizen. Daarom is het verzoek van de moeder afgewezen.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rekestnummer: C/13/586024 / FA RK 15-3069 (GB/HH/MN/SM)
Beschikking van 27 januari 2016 betreffende geschil inzake artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek
in de zaak van:
[vader] ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoekende tevens verwerende partij,
hierna te noemen de vader,
advocaat mr. C.K. Soeters te Amsterdam,
tegen
[moeder] ,
wonende te [woonplaats] ,
verwerende tevens verzoekende partij,
hierna te noemen de moeder,
advocaat mr. C.C.B. Boshouwers te Amsterdam.
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
regio Amsterdam,
locatie Amsterdam,
hierna te noemen: de Raad.
Als belanghebbende is aangemerkt:
Jeugdbescherming Regio Amsterdam,
locatie Amsterdam,
hierna te noemen: JBRA.
1. Het verdere verloop van de procedure
Bij beschikking van 2 december 2015 heeft deze rechtbank:
- bepaald dat de ouders gezamenlijk met de uitoefening van het gezag worden belast over hun minderjarige kinderen:
[minderjarige 1],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ;
[minderjarige 2],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ;
voor zover de bevoegdheid daartoe niet door een eerdere rechterlijke beslissing is uitgesloten;
- bepaald dat voornoemde minderjarigen hun hoofdverblijfplaats zullen hebben bij de moeder;
- de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen de ouders aldus vastgesteld dat met ingang van heden de vader de voornoemde minderjarigen bij zich heeft (in een tweewekelijks schema) in week 1 van woensdagmiddag uit school tot vrijdagavond na het eten en in week 2 van woensdagmiddag uit school tot zaterdagavond na het eten, alsmede de helft van de schoolvakanties, in onderling overleg te bepalen;
- deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad verklaard;
- bepaald dat de behandeling van het verzoek van de moeder om vervangende toestemming om te verhuizen naar Engeland wordt voortgezet door de meervoudige kamer van deze rechtbank op donderdag 10 december 2015 van 9.00- 10.10 uur;
- iedere verdere beslissing aangehouden.
De inhoud van deze beschikking dient als hier herhaald en ingelast te worden beschouwd.
Bij beschikking van 9 december 2015 heeft deze rechtbank [minderjarige 1] en [minderjarige 2] onder toezicht gesteld van Jeugdbescherming Regio Amsterdam met ingang van 9 november 2015 tot
9 augustus 2016.
De verdere behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden ter terechtzitting met gesloten deuren van 10 december 2015.
Gehoord zijn:
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat en mevrouw S. Huibers, tolk in de Engelse taal;
- [naam 1] , namens de Raad;
- [naam 2] en [naam 3] , namens JBRA.
Voorafgaand aan de mondelinge behandeling van 10 december 2015 heeft de rechtbank [minderjarige 1] nogmaals gehoord. [minderjarige 1] gaf aan niet van mening te zijn veranderd sinds het laatste kinderverhoor. Zij wil niet naar Engeland verhuizen en wil graag bij haar vader wonen.

2.Het verzoek en verweer

Het verzoek waarop de rechtbank thans nog een beslissing dient te nemen betreft het zelfstandige verzoek van de moeder om haar vervangende toestemming te geven om met de kinderen naar Engeland te verhuizen.
De vader voert verweer tegen dit verzoek.
Op de stellingen van partijen zal hierna verder worden ingegaan.

3.De beoordeling

Op grond van artikel 8 van de Verordening (EG) nr. 2201/2003 van 27 november 2003 (Verordening Brussel II-bis) komt de Nederlandse rechter rechtsmacht toe, omdat de kinderen in Nederland hun gewone verblijfplaats hebben. Op grond van artikel 15 van het Haags Kinderbeschermingsverdrag 1996 (Trb. 1997, nr. 299) is het Nederlandse recht van toepassing.
Op grond van het bepaalde in artikel 1:253a lid 1 Burgerlijk Wetboek (verder: BW) dient de rechtbank in een geschil als het onderhavige, waarbij de ouders met het gezamenlijk gezag over het kind belast zijn en er een verschil van mening bestaat over een verhuizing van de verzorgende ouder en het kind, een zodanige beslissing te nemen als de rechtbank in het belang van het kind wenselijk voorkomt. Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat de standpunten van partijen met betrekking tot de door de moeder gewenste verhuizing haaks op elkaar staan. Een vergelijk op de voet van artikel 1: 253a, vijfde lid, BW is dan ook niet mogelijk gebleken.
De rechtbank dient volgens vaste jurisprudentie bij de beoordeling van het geschil de belangen van alle betrokkenen in aanmerking te nemen en tegen elkaar af te wegen. Daarbij geldt dat de rechtbank dient uit te gaan van de meest recente situatie, ex nunc, en dat het belang van het kind voorop staat. Dit neemt niet weg dat, afhankelijk van alle omstandigheden van het geval, andere belangen zwaarder kunnen wegen, hoezeer ook het belang van het kind een overweging van de eerste orde dient te zijn bij de te verrichten belangenafweging.
Op grond van artikel 1:247 lid 4 BW heeft het kind recht op een gelijkwaardige verzorging en opvoeding door beide gezagsouders, ook na het uiteengaan van de ouders. Daarop kan een uitzondering worden gemaakt indien dit in het belang van het kind is. Het uitgangspunt van deze gelijkwaardigheid verzet zich dan ook niet tegen een door de rechter in het belang van het kind te geven vervangende toestemming voor een verhuizing van het kind naar het buitenland met de ouder bij wie het zijn hoofdverblijfplaats heeft. Wel zal de rechter bij zijn beoordeling van een verzoek tot vervangende toestemming voor verhuizing van het kind naar het buitenland erop moeten toezien dat ook in de situatie die na de verhuizing van het kind zal ontstaan, aan voornoemde gelijkwaardigheid zoveel mogelijk recht wordt gedaan.
De rechtbank dient bij de onderhavige beoordeling het belang van de kinderen in acht te nemen en voorts daarbij te betrekken enerzijds het belang van de vader om frequente omgang met de kinderen te hebben en anderzijds het belang van de moeder om samen met de kinderen naar Engeland te verhuizen en aldaar een nieuw bestaan op te bouwen.
De rechtbank dient daarnaast volgens vaste rechtspraak met de volgende aspecten rekening te houden:
- de noodzaak van de moeder om te verhuizen;
- de mate waarin zij de verhuizing heeft doordacht en voorbereid;
- de door haar geboden alternatieven en maatregelen om de gevolgen van de verhuizing voor de kinderen en de vader te verzachten en/of te compenseren;
- de mate waarin de ouders in staat zijn tot onderlinge communicatie en overleg;
- de rechten van de vader en de kinderen op onverminderd contact met elkaar in hun vertrouwde omgeving;
- de verdeling van de zorgtaken en de continuïteit van de zorg;
- de frequentie van het contact tussen de kinderen en de vader voor en na de verhuizing;
- de leeftijd van de kinderen, hun mening en de mate waarin zij geworteld zijn in hun omgeving of juist gewend zijn aan verhuizingen;
- of de (extra) kosten van de omgang na de verhuizing geheel of deels worden gecompenseerd door de moeder.
De moeder heeft ter onderbouwing van haar verzoek onder meer – verkort weergegeven – het volgende aangevoerd. De moeder is Engelse en woonde, studeerde en werkte tot haar 25e jaar in Engeland. Partijen hebben elkaar in 2000 in Amsterdam ontmoet. De moeder werd in 2002 zwanger van de dochter van partijen, [minderjarige 1] , en besloot bij de vader in Nederland te blijven. In 2010 werd [minderjarige 2] geboren. De moeder heeft in Nederland jaren in de horeca gewerkt tot dat zij haar huidige baan kreeg. Ze heeft thans een vaste baan als content-manager bij Sensi Seeds BV. De moeder spreekt Engels met de kinderen. Partijen woonden samen in Amsterdam Zuidoost. De vader woont sinds 2015 alleen in de echtelijke woning en de moeder heeft geprobeerd om met de kinderen voorlopig elders te gaan wonen. Vanaf 26 maart 2015 tot 2 juni 2015 heeft de moeder met de kinderen bij vrienden en kennissen gelogeerd en vanaf 2 juni 2015 heeft zij, via haar werkgever, tijdelijk de beschikking over een appartement aan de [adres] . Hier kan zij echter nog maar kort blijven wonen. Ze betaalt thans maandelijks een bedrag van € 1.250,-- aan onderhuur. De moeder stelt dat het onmogelijk is om voor haar en de kinderen een goede en betaalbare huurwoning te vinden in Amsterdam. Zij staat pas sinds 19 april 2013 ingeschreven als woningzoekende bij Woningnet. Ook lijdt de moeder onder het feit dat zij thans schulden heeft, welke zijn ontstaan in de periode van de echtscheiding, die zij gelet op haar hoge huurlast nu niet kan afbetalen.
De moeder stelt dat de noodzaak voor haar om te verhuizen aanzienlijk is. Zij is van mening dat de kinderen beter af zouden zijn met haar in Engeland en dat niet van haar gevergd kan worden dat zij nog jaren in Nederland zou moeten blijven. Zij is zich door de jaren heen in toenemende mate gefrustreerd gaan voelen over de situatie waarin zij verkeert. Zij stelt in Nederland nauwelijks een sociaal netwerk te hebben en zij mist haar familie en vrienden in Engeland. Ook wil de moeder graag dichter in de buurt wonen van haar nieuwe vriend die in Engeland woont.
In Engeland zijn er volgens de moeder veel goede en betaalbare (huur)woningen te krijgen. Zij heeft reeds een toezegging van haar werkgever dat zij haar baan ook in Engeland kan uitoefenen. Gelet op het feit dat haar lasten in Engeland aanzienlijk lager zullen zijn, zal zij in Engeland een financieel stabieler leven kunnen leiden. Ook haar sociaaleconomische omstandigheden zullen in Engeland beter zijn dan in Nederland, waar de kinderen van mee zullen profiteren.
De moeder stelt tevens dat zij de door haar gewenste verhuizing goed heeft doordacht en voorbereid. Zij heeft in Engeland reeds een baan en een goed en sterk sociaal netwerk van familie en vrienden. Zij heeft al scholen op het oog voor de kinderen en heeft uitgezocht dat de kinderen daar ook terecht kunnen. Bovendien zijn de kinderen precies op een leeftijd dat zij de overstap relatief gemakkelijk zouden kunnen maken. [minderjarige 2] staat aan het begin van zijn lagere schooltijd, [minderjarige 1] aan het begin van haar middelbare schooltijd.
De moeder realiseert zich dat zij de inperking van het contact tussen de vader en de kinderen, die het gevolg zal zijn van de verhuizing, niet volledig kan compenseren in de zin dat zij de vader geen contact met de kinderen zoals hij dat nu heeft kan bieden. Echter, zij denkt wel dat de regeling die zij voorstelt - alle vakanties van de kinderen bij de vader, ofwel in Engeland ofwel in Nederland/Spanje, met daarnaast frequent contact via Skype - een redelijk alternatief is voor
het contact zoals dat nu bestaat. Daarbij is de moeder bereid om minimaal twee keer per jaar de reiskosten van de vader en de kinderen te vergoeden.
De moeder is zich er ook van bewust dat het vermogen tot onderlinge communicatie en overleg tussen de ouders een factor van belang is om de gevolgen van een verhuizing naar het
buitenland voor alle partijen zo acceptabel mogelijk te maken. De communicatie verloopt op
dit moment erg slecht. Zij is echter van mening dat afstand partijen goed zal doen en dat vanuit een nieuwe werkelijkheid partijen weer nader tot elkaar zouden kunnen komen, nadat zij beiden tot rust zijn gekomen. De moeder is van mening dat mediation daarbij partijen ook op termijn zou kunnen helpen.
Tot slot heeft zij tijdens de mondelinge behandeling nog opgemerkt dat zij pas in de zomer van 2016 met de kinderen naar Engeland zal verhuizen in het geval de rechtbank haar verzoek tot vervangende toestemming zal toewijzen. De moeder wil eerst de hulpverlening in het kader van de ondertoezichtstelling een kans geven en zij wil zich inzetten voor het traject “Ouderschap Blijft” dat partijen in de komende periode gaan volgen. Zij hoopt dat dit traject de communicatie tussen partijen zal verbeteren.
De vader heeft ter onderbouwing van zijn verweer onder meer – verkort weergegeven – het volgende aangevoerd.
Volgens de vader is een verhuizing van de kinderen met de moeder naar Engeland niet in
hun belang, hetgeen ook blijkt uit het advies van de Raad. De vader sluit zich volledig aan bij hetgeen is overwogen door de Raad. Daarbij heeft de rechtbank op 9 december 2015 de ondertoezichtstelling over de kinderen uitgesproken en heeft de rechtbank bij beschikking van 2 december 2015 een zorgregeling vastgesteld waarbij de vader een aanzienlijke rol heeft gekregen in de zorg en opvoeding van de kinderen, welke rol de vader tijdens het huwelijk van partijen ook reeds had.
Het alternatief dat door de moeder wordt voorgesteld – dat de kinderen alle vakanties bij de vader zullen doorbrengen - acht de vader niet haalbaar, in niemands belang en in geen verhouding tot het huidige uitgebreide contact.
De vader is met de Raad van mening dat een verhuizing een negatief effect zal hebben op de schoolsituatie van zowel [minderjarige 1] als [minderjarige 2] . Daarbij wordt in aanmerking genomen dat vooral jonge kinderen zoals [minderjarige 2] , maar ook kinderen met een cognitieve beperking zoals [minderjarige 1] , na een verhuizing (waar in casu sprake van is, namelijk op diverse verschillende plekken bij moeder) vaak behoefte hebben aan rust en voorspelbaarheid, om eerst hun veerkracht weer te herstellen voordat ze nieuwe uitdagingen op een goede manier aankunnen.
[minderjarige 1] is doordat zij op moeilijk lerend niveau functioneert en dit jaar een nieuwe school
(bijzonder onderwijs) startte extra kwetsbaar, zodat de vader een verhuizing al helemaal niet in haar belang acht. Daarbij komt dat de kinderen de taal niet goed machtig zijn, in ieder geval niet op een niveau waardoor zij moeiteloos in zouden kunnen stromen op een school in Engeland. De vader is met de Raad van mening dat de kinderen behoefte hebben aan continuïteit en stabiliteit en dat gelet op al het voorgaande het verzoek van de moeder om haar vervangende toestemming te verlenen om met de kinderen te mogen verhuizen dient te worden afgewezen.
Ook is van belang dat de kinderen in Nederland geworteld zijn; ze zijn hier geboren en getogen. De kinderen nemen deel aan sociale activiteiten met vrienden en familie. De band met de familie van de vader is zeer hecht, er zijn familieweekenden, gezamenlijke vakanties naar het buitenland en er worden vaak leuke activiteiten ondernomen. In tegenstelling tot de hechte band tussen de familie van de vader en de kinderen, is de band tussen de kinderen en de familie van de moeder beperkt. De familie van de moeder heeft het gezin slechts zeer sporadisch bezocht in Nederland. Het contact was zeer beperkt, waarbij de kinderen de familie van de moeder slechts één keer per jaar tijdens de vakantie zagen.
De huisvesting van de moeder is de afgelopen maanden problematisch geweest, in zoverre dat de moeder telkens heeft moeten verhuizen. De moeder heeft de kinderen niet een stabiele woonsituatie in een geschikte omgeving kunnen bieden. De vader betreurt het dan ook dat de moeder het aanbod van de vader (en zijn familie), waarbij huisvesting is aangeboden, heeft afgeslagen. Ook zijn partijen bezig de gezamenlijke woning te verdelen en de moeder te ontslaan uit de hoofdelijke aansprakelijkheid van de hypotheek, zodat zij mogelijk in aanmerking komt voor een sociale huurwoning.
Omdat het verhuizen van de kinderen naar Engeland niet in het belang van de kinderen is en het tevens de grootste angst van de vader is dat hij de kinderen niet langer kan zien, is er namens de familie van de vader aan de moeder aangeboden om vier keer per jaar vliegtickets naar Engeland te betalen, zodat de moeder haar ouders kan bezoeken.
De vader betwist de noodzaak van de moeder om te verhuizen. De moeder woont al jaren in Nederland, zij heeft een vaste baan en er is geen reden waarom zij niet in Nederland zou kunnen blijven wonen. Met betrekking tot woonruimte zijn er meerdere oplossingen denkbaar en momenteel heeft de moeder weer woonruimte.
De Raad heeft zich in haar rapportage en tijdens de mondelinge behandeling op het standpunt gesteld dat een verhuizing (vooralsnog) niet in het belang is van de kinderen. De Raad acht een verhuizing vooral contra-geïndiceerd uit het oogpunt van behoud van relaties, met name met de vader met wie de kinderen uitgebreide omgang hebben. Daarnaast heeft vader nu een aanzienlijk deel in de opvoeding en verzorging van de kinderen.
De Raad signaleert dat de kinderen het afgelopen halfjaar te kampen hebben gehad met twee
heftige gebeurtenissen, te weten huiselijk geweld en de scheiding, alsmede twee ouders die vervolgens in nabijheid van de kinderen, in ieder geval bij de overdrachtsmomenten in het bijzijn van de kinderen ruzie maakten.
Vooral jonge kinderen zoals [minderjarige 2] , maar ook kinderen met een cognitieve beperking zoals [minderjarige 1] , hebben na een verhuizing (waar in dit geval sprake van is, namelijk op diverse verschillende plekken bij moeder) vaak behoefte aan rust en voorspelbaarheid, om eerst hun veerkracht weer te herstellen voordat ze nieuwe uitdagingen op een goede manier aankunnen. De Raad is van oordeel dat de kinderen thans onvoldoende veerkracht hebben om een verhuizing naar Engeland goed aan te kunnen.
De Raad verwacht daarbij dat een verhuizing een negatief effect zal hebben op de schoolsituatie van zowel [minderjarige 1] als [minderjarige 2] . Ze moeten dan immers wennen aan een andere taal waarin lesgegeven wordt, alsmede andere lesmethodes. Daarnaast heeft de grootste impact het moeten aanknopen van nieuwe relaties, zowel met leerkrachten als met andere kinderen. Een groep is een sociaal netwerk, met bestaande verhoudingen. Als nieuwkomer kun je als indringer worden gezien. [minderjarige 2] en [minderjarige 1] kunnen zich op de nieuwe school eenzaam en geïsoleerd voelen.
De Raad merkt op dat met name [minderjarige 1] erg kwetsbaar is. Zij heeft, vanuit het bij haar geconstateerde loyaliteitsconflict, het idee te moeten kiezen ten nadele van een verhuizing naar Engeland en ten voordele van een verblijf in Nederland. Daarbij signaleert de Raad, met name bij [minderjarige 1] , gehechtheid aan de echtelijke woning. Kortom, de kinderen hebben behoefte aan continuïteit en stabiliteit en dienen te herstellen van alles wat zij in de afgelopen periode hebben meegemaakt. De Raad verwacht dat het herstel van de kinderen een langdurend proces is, waarbij de kinderen hulpverlening nodig hebben. De veerkracht van de kinderen zal in de loop van de tijd toenemen, maar een verhuizing in de zomer van 2016 zal nog te dichtbij zijn.
[naam 2] van JBRA heeft tijdens de mondelinge behandeling opgemerkt dat partijen inmiddels zijn aangemeld bij “Ouderschap Blijft”. Het is nog niet duidelijk of partijen worden aangenomen, maar de verwachting is dat zij zullen kunnen deelnemen aan het traject. De communicatie tussen partijen verloopt nu erg slecht. Ook na het traject van “Ouderschap Blijft” is er nog hulpverlening nodig en die kan niet worden gegeven als de moeder in Engeland woont met de kinderen. De kinderen hebben last van loyaliteitsproblematiek.
De rechtbank overweegt als volgt.
De rechtbank onderkent de sterke wens en de belangen van de moeder om terug te (willen) keren naar haar geboorteland. Deze belangen wegen echter naar het oordeel van de rechtbank thans minder zwaar dan voormelde belangen van de vader en de belangen van de kinderen. De rechtbank is, met de Raad, van oordeel dat de kinderen in de afgelopen periode veel heftige gebeurtenissen hebben meegemaakt, waardoor zij thans onvoldoende veerkracht hebben om een verhuizing met de moeder naar Engeland aan te kunnen. Daarbij komt dat [minderjarige 1] zelf zeer stellig aangeeft niet te willen verhuizen naar Engeland, de kinderen in Nederland geworteld zijn en partijen beiden aangeven dat hun onderlinge communicatie thans slecht verloopt. Voorts is recent de ondertoezichtstelling van de kinderen uitgesproken en zal er in de komende tijd hulpverlening worden gestart, voor zowel partijen als de kinderen. Thans is het nog niet duidelijk of deze hulpverlening succesvol zal zijn en hoe lang de hulpverlening nodig zal zijn.
De vader heeft thans een rol in de verzorging en de opvoeding van de kinderen, welke rol hij niet op dezelfde wijze kan hebben na een verhuizing van de moeder en kinderen naar Engeland. Met de door de moeder voorgestane wijze van contact zal het voor de vader en de kinderen aanzienlijk lastiger zijn om een goede band met elkaar te onderhouden, terwijl de kinderen aangeven graag bij hun vader te willen zijn. Gelet op de heftige gebeurtenissen die de kinderen recent hebben meegemaakt (huiselijk geweld van de vader naar de moeder en de scheiding van de ouders) en de geringe veerkracht bij de kinderen op dit moment, acht de rechtbank een dergelijke grote verwijdering van de kinderen van een van de ouders, in dit geval de vader, schadelijk voor hun ontwikkeling. Het is mogelijk dat de veerkracht van de kinderen in de loop van de tijd zal toenemen en een verhuizing naar Engeland op den duur wel aan de orde kan zijn, maar de rechtbank is met de Raad van oordeel dat een verhuizing in de zomer van 2016 te vroeg is.
De rechtbank neemt bij de beoordeling van het belangen verder in aanmerking dat de moeder reeds vanaf 2000 in Nederland heeft gewoond, dat zij altijd in Nederland heeft gewerkt, dat de kinderen van partijen in Nederland zijn geboren en dat zij hun hele leven (op de vakanties na) in Nederland hebben doorgebracht, zodat er in zoverre geen sprake van is dat de moeder in een voor haar volledig onbekende omgeving woont. Verder heeft zij onvoldoende aannemelijk gemaakt dat zij geen aanspraak zal kunnen maken op een urgentieverklaring voor een sociale huurwoning, dan wel dat zij binnen redelijke termijn geen betaalbare huurwoning in de regio Amsterdam zal kunnen vinden. Voorts weegt de rechtbank mee dat de moeder zelf regelmatig naar Engeland kan gaan om haar vriend, vrienden en familie te bezoeken. De vader heeft aangeboden, met hulp van zijn familie, vier keer per jaar de tickets voor de moeder te betalen zodat zij naar Engeland kan reizen.
Gelet op het vorenstaande zal de rechtbank het verzoek van de moeder tot vervangende toestemming om met de minderjarigen naar Engeland te verhuizen afwijzen.
Mitsdien zal worden beslist als volgt.

4. De beslissing

De rechtbank:
- wijst het verzoek van de moeder, om haar vervangende toestemming te verlenen om met de kinderen naar Engeland te verhuizen, af.
Deze beschikking is gegeven door de rechters, tevens kinderrechters, mr. G.M. Beunk, voorzitter, mr. H.C. Hoogeveen en mr. M.E.A. Nijssen, in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. S.A. Marchal, griffier, op 27 januari 2016. [1]

Voetnoten

1.Voor zover tegen de beschikking hoger beroep openstaat kan dit via een advocaat worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam (IJdok 20 / Postbus 1312, 1000 BH).