In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 25 mei 2016 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Becton Dickinson B.V. (BD) en verschillende gedaagden, waaronder de Facilitaire Samenwerking Bevolkingsonderzoeken in Coöperatief Verband met Uitsluiting van Aansprakelijkheid (U.A.) en diverse stichtingen die betrokken zijn bij het bevolkingsonderzoek baarmoederhalskanker. BD vorderde dat de aanbesteding van laboratoriumdiensten zou worden gestaakt en dat er een aparte aanbesteding voor een dunnelaagcytologiesysteem (DLC-systeem) zou worden gehouden. BD stelde dat de aanbestedingsregels waren geschonden doordat de selectie van het DLC-systeem was 'verstopt' in de aanbesteding voor laboratoriumdiensten.
Tijdens de zitting op 11 mei 2016 heeft BD zijn vorderingen toegelicht, terwijl de gedaagden verweer hebben gevoerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat het spoedeisend belang van BD voortvloeit uit de aard van de vorderingen. De rechtbank oordeelde dat FSB de aanbestedende dienst is en dat de stichtingen geen rol spelen in de aanbesteding. De rechtbank concludeerde dat de keuze om laboratoriumdiensten aan te besteden in plaats van DLC-systemen niet onredelijk was en dat er geen sprake was van het 'verstoppen' van een aanbestedingsplichtige opdracht.
De rechtbank heeft de vorderingen van BD afgewezen en hem veroordeeld in de proceskosten. De beslissing benadrukt de autonomie van de aanbestedende dienst in het bepalen van de behoefte aan producten en diensten, en bevestigt dat de aanbestedingsprocedure niet in strijd is met de mededingingsregels of het verbod op staatssteun. De uitspraak biedt inzicht in de juridische kaders rondom aanbestedingen en de verantwoordelijkheden van de betrokken partijen.