ECLI:NL:RBAMS:2016:3122

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
25 mei 2016
Publicatiedatum
25 mei 2016
Zaaknummer
C/13/576910 / HA ZA 14-1138 ev
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van buitengerechtelijke kosten in een civiele procedure tussen Eurobox Selfstorage Finance B.V. en ABN AMRO Bank N.V.

In deze civiele procedure, die diende voor de Rechtbank Amsterdam, heeft de rechtbank op 25 mei 2016 een eindvonnis gewezen in de zaak tussen Eurobox Selfstorage Finance B.V. en ABN AMRO Bank N.V. De zaak betreft een vervolg op een eerder vonnis van 3 februari 2016, waarin de rechtbank zich al had uitgesproken over een aantal geschilpunten. Het huidige vonnis richt zich specifiek op de beoordeling van de buitengerechtelijke kosten die Eurobox heeft gemaakt in verband met de aansprakelijkheid van de Bank.

Eurobox heeft een totaalbedrag van € 19.727,53 aan buitengerechtelijke kosten gevorderd, onderbouwd met facturen en correspondentie. De rechtbank heeft de ingediende facturen van verschillende adviseurs, waaronder KwaakMeer en ICC, beoordeeld. De rechtbank oordeelt dat de kosten voor de eerste factuur van KwaakMeer niet toewijsbaar zijn, terwijl de kosten voor de tweede factuur wel toewijsbaar zijn tot een bedrag van € 150,00. Voor de facturen van ICC is een bedrag van € 2.750,00 toegewezen, terwijl de kosten van de raadsvrouwe van Eurobox zijn vastgesteld op € 1.428,35.

De rechtbank heeft verder geoordeeld dat de Bank toerekenbaar tekortgeschoten is in haar zorgplicht jegens Eurobox. De Bank is veroordeeld tot betaling van schadevergoeding, die gelijk is aan het saldo van de vaste rente die Eurobox aan de Bank heeft betaald en de variabele rente die Eurobox van de Bank heeft ontvangen. Daarnaast is de Bank veroordeeld tot betaling van de buitengerechtelijke kosten van € 4.328,35, alsook de proceskosten die zijn begroot op € 6.105,52. De rechtbank heeft de Bank ook veroordeeld tot het vrijgeven van de zekerheden die ten gevolge van de renteswap zijn gesteld.

Dit vonnis is openbaar uitgesproken en is uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat de Bank onmiddellijk aan de veroordelingen moet voldoen, tenzij zij binnen 14 dagen na de uitspraak in beroep gaat.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rolnummer: C/13/576910 / HA ZA 14-1138
Vonnis van 25 mei 2016
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
EUROBOX SELFSTORAGE FINANCE B.V.,
gevestigd te Noordwijk,
eiseres,
advocaat: mr. F.A.M. Knüppe te Arnhem,
tegen
de naamloze vennootschap
ABN AMRO BANK N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
advocaat: mr. F.R.H. van der Leeuw te Amsterdam.
Partijen zullen hierna Eurobox en de Bank worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 3 februari 2016,
  • de akte van Eurobox van 2 maart 2016 met producties,
  • de antwoordakte van de Bank van 30 maart 2016.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

Buitengerechtelijke kosten

2.1.
Ten slotte is in deze zaak de beoordeling van de vordering van buitengerechtelijke kosten aan de orde. Toegelaten tot het bewijs aangaande buitengerechtelijke kosten heeft Eurobox die kosten bij akte nader begroot op in totaal € 19.727,53 exclusief btw en door middel van facturen en correspondentie nader onderbouwd. Het gaat om door Eurobox gedane betalingen aan ‘KwaakMeer’, ‘ICC’ en de eigen raadsvrouwe. De Bank heeft daarop gereageerd. Hieromtrent wordt als volgt overwogen.
2.2.
De overgelegde facturen van KwaakMeer ( [naam 1] ) zijn van 30 september 2012 (ad € 400,00 exclusief btw voor ‘begeleiding in de periode 1 september tot 1 oktober 2012’) en van 1 september 2013 (ad € 150,00 exclusief btw voor ‘ons recente onderzoek’). Uit de overgelegde correspondentie kan worden opgemaakt dat laatstgenoemde factuur betrekking heeft op het door KwaakMeer berekenen van de actuele marktwaarde van de renteswap.
2.2.1.
Eurobox stelt dat de kosten voor Kwaakmeer noodzakelijk waren om de schade en de aansprakelijkheid te kunnen vaststellen. De Bank voert terecht het verweer dat van de eerste factuur van KwaakMeer niet kan worden vastgesteld dat het hier gaat om kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid. Het bedrag van de eerste factuur is derhalve niet toewijsbaar. Verder voert de Bank als verweer dat de kosten voor de tweede factuur nodeloos zijn gemaakt omdat het cijfer van de actuele marktwaarde van de renteswap ook aan de Bank had kunnen worden gevraagd. Dit verweer slaagt niet, omdat Eurobox er een gerechtvaardigd belang bij heeft om de marktwaarde van de renteswap ten minste één keer te laten toetsen door een onafhankelijke derde.
2.2.2.
De KwaakMeer-facturen zijn dus toewijsbaar tot een bedrag van € 150,00 exclusief btw.
2.3.
De overgelegde facturen van ICC zijn van 6 maart 2014 (ad € 2.900,00 exclusief btw ‘conform bevestiging via e-mail d.d. 04-02-2014’) en van 12 augustus 2014 (ad € 1.500,00 exclusief btw ‘conform bevestiging via e-mail d.d. 15-07-2014’). Uit de overgelegde correspondentie kan worden opgemaakt dat de eerste factuur betrekking heeft op een rapport dat door ICC is gemaakt op aanvraag van de controller van Eurobox, welke aanvraag inhield:
“Wij zijn momenteel, in samenwerking met onze advocaat (…), aan het beoordelen of [wij de Bank] verantwoordelijk kunnen stellen voor een misplaatst advies betreffende een swap overeenkomst (rentederivaten). In 2008 heeft [de Bank] ons geadviseerd om een deel van onze kortlopende financieringen af te dekken middels een “swap”, maar na 1 maand hiervan gebruik te hebben gemaakt, stortte de hele markt in en zaten wij met een 10 jaars swap opgescheept die,ons nu per kwartaal € 50.000,= kost. Met [de Bank] valt niet te praten, zij wijten de toestand aan de crisis en nemen geen verantwoordelijkheid etc etc etc etc.
[De advocaat] kwam met het advies om middels uw organisatie een rapport te laten samenstellen welke wij eventueel zouden kunnen gebruiken als zijnde een onafhankelijk advies richting [de Bank].”
In het daarop volgende rapport van ICC wordt het volgende behandeld: de door de Bank behaalde marge op de renteswap en de marktconformiteit daarvan, de actuele marktwaarde van de renteswap, de mening van ICC over de geschiktheid van de renteswap, bespreking van alternatieven voor de renteswap.
2.3.1.
Eurobox stelt dat de kosten voor ICC noodzakelijk waren om de schade en de aansprakelijkheid te kunnen vaststellen. Deze stelling wordt gevolgd. Voor het juridische oordeel van de raadsvrouwe van Eurobox omtrent aansprakelijkheid van de Bank was kennelijk, en niet onbegrijpelijk, enige financiële expertise nodig. Het door ICC vaststellen van de marktwaarde van de renteswap is evenwel een onderdeel dat niet voor vergoeding in aanmerking komt: de marktwaarde fluctueert dagelijks en kan dus dagelijks opnieuw door een expert worden bepaald. Het is dan ook niet redelijk om de Bank – die uiteraard ook een marktwaarde-cijfer kan produceren – meermaals (naast KwaakMeer immers) voor die kosten te laten opdraaien. De rechtbank zal een bedrag gelijk aan het KwaakMeer-tarief ad € 150,00 exclusief btw in mindering brengen op de eerste factuur van ICC. De aard van de tweede ICC-factuur is niet inzichtelijk gemaakt; voor zover de vordering is gebaseerd op die factuur zal deze daarom worden afgewezen.
2.3.2.
De ICC-facturen zijn dus toewijsbaar tot een bedrag van € 2.750,00 exclusief btw.
2.4.
De overgelegde declaraties van de raadsvrouwe van Eurobox (ad in totaal € 14.777,53 exclusief btw verzonden in de periode van 6 december 2013 t/m 13 november 2014) hebben, gezien de specificaties en de overgelegde correspondentie, betrekking op het geven van juridisch advies, het verzamelen van bewijs, incasso en ten slotte de inleiding van het onderhavige geding.
2.4.1.
Wat betreft het geven van juridisch advies gaat het om kosten ter vaststelling van aansprakelijkheid als bedoeld in artikel 6:96 lid 2 sub b BW. Het niet-alledaagse karakter en de complexiteit van de zaak rechtvaardigden dat Eurobox juridische kosten maakte om de aansprakelijkheid van de Bank te doen vaststellen. Deze kosten staan in zodanig verband staan met de aansprakelijkheid scheppende gebeurtenis dat zij, mede gezien de aard van de aansprakelijkheid en van de schade, aan de aansprakelijke persoon kunnen worden toegerekend en komen derhalve voor vergoeding in aanmerking.
Wat betreft het verzamelen van bewijs (kosten bedoeld in artikel 6:96 lid 2 sub b BW) kan uit de overgelegde stukken worden afgeleid dat de raadsvrouwe (pre)contractsstukken bij de Bank heeft opgevraagd. Dit is onvoldoende om deze kosten voor vergoeding in aanmerking te laten komen; niet kan worden gezegd dat het hier gaat om iets anders dan de gebruikelijke samenstelling van het dossier.
Voor het incassogedeelte (kosten bedoeld in artikel 6:96 lid 2 sub c BW) is onvoldoende onderbouwd dat het gaat om verrichtingen die meer omvatten dan een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een – niet aanvaard – schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op de gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier.
Kosten voor de inleiding van het onderhavige geding komen niet voor aparte vergoeding in aanmerking, want deze worden verdisconteerd in de proceskosten.
2.4.2.
De conclusie met betrekking tot de advocaatdeclaraties is dat deze toewijsbaar zijn tot een zeker bedrag aan kosten van juridisch advies (niet zijnde kosten die zijn gemaakt om het onderhavige geding in te leiden). Eurobox heeft ten aanzien van deze kosten weliswaar voldoende gesteld, maar zij heeft deze kosten niet apart gespecificeerd, zodat de rechtbank zelf het nodige onderscheid in de declaraties zal maken. Zodoende wordt op basis van de overgelegde specificaties vastgesteld dat de raadsvrouwe op 11 april 2014 (zie de declaratie van 8 mei 2014) een concept-aansprakelijkstelling van de Bank heeft besproken met haar cliënt Eurobox; alle vanaf dat moment gemaakte advocaatkosten kunnen dan redelijkerwijs (en nu een nadere specificatie zijdens Eurobox ontbreekt) niet worden aangemerkt als kosten ter vaststelling van aansprakelijkheid. Dit betekent dat slechts de twee daaraan voorafgaande declaraties, van 10 april 2014 (ad € 787,05 exclusief btw) en van 7 februari 2014 (ad € 641,30 exclusief btw) voor vergoeding in aanmerking komen.
2.4.3.
De advocaatdeclaraties zijn dus toewijsbaar tot een bedrag van € 1.428,35 exclusief btw.
2.5.
De door KwaakMeer, ICC en de raadsvrouwe aan Eurobox in rekening gebrachte btw zal niet aan de Bank in rekening worden gebracht omdat er geen sprake is van de situatie dat de schuldeiser de hem in rekening gebrachte omzetbelasting niet op grond van de Wet op de omzetbelasting 1968 kan verrekenen en zulks nadrukkelijk verklaart en verklaart dat de kosten in verband daarmee zijn verhoogd (gevolgd wordt hier het rapport BGK-integraal 2013 waar het gaat over de btw).
2.6.
Aan buitengerechtelijke kosten (schadevergoeding ex artikel 6:96 lid 2 sub b BW) zal dus worden toegewezen:
KwaakMeer € 150,00
ICC € 2.750,00
raadsvrouwe € 1.428,35
totaal € 4.328,35.
De hoofdvorderingen
2.7.
De (motiveringen van de) hierna gegeven beslissingen op de hoofdvorderingen volgen reeds uit het tussenvonnis van 3 februari 2016.
Proceskosten
2.8.
De Bank zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het geding, aan de zijde van Eurobox tot heden begroot op:
explootkosten € 77,52
griffierecht € 868,00
salaris advocaat € 5.160,00(2 punten, tarief VII)
totaal € 6.105,52.
2.8.1.
Hoewel de zaak, behoudens het onderdeel buitengerechtelijke kosten, van onbepaalde waarde is, is voor het salaris advocaat bij een hoger tarief aangesloten dan het voor zaken van onbepaalde waarde gebruikelijke tarief II (of het aan de hand van het toegewezen bedrag aan buitengerechtelijke kosten toepasselijke tarief I), omdat de zaak duidelijk van hogere waarde is (zie het rentebetalingsoverzicht bij de akte van 24 juni 2015 dat voor zover hier van belang door de Bank als juist is erkend). Voor het salaris advocaat zijn punten toegekend voor de dagvaarding en de comparitie; er is geen aanleiding om de Bank te veroordelen in de kosten van de door Eurobox genomen nadere aktes.
2.9.
De nakosten worden begroot en zijn toewijsbaar op de wijze als in de beslissing vermeld.
2.10.
De wettelijke rente over de buitengerechtelijke kosten en de proceskosten is toewijsbaar als gevorderd.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
verklaart voor recht dat de Bank toerekenbaar is tekortgeschoten in haar zorgplicht jegens Eurobox,
3.2.
veroordeelt de Bank tot betaling aan Eurobox van schadevergoeding gelijk aan:
het saldo van enerzijds de vaste rente die Eurobox uit hoofde van de renteswap aan de Bank heeft betaald en nog gaat betalen en anderzijds de variabele rente (Euribor) die Eurobox uit hoofde van de renteswap van de Bank heeft ontvangen en nog gaat ontvangen, te vermeerderen met de wettelijke rente berekend over elk deelsaldo dat Eurobox periodiek uit hoofde van de renteswap aan de Bank betaalde en steeds berekend vanaf het moment van betaling van dat deelsaldo tot de dag van voldoening,
3.3.
verklaart voor recht dat een eventuele negatieve waarde van de renteswap uitsluitend ten laste van de Bank komt,
3.4.
veroordeelt de Bank de ten gevolge van de renteswap gestelde zekerheden vrij te geven,
3.5.
veroordeelt de Bank tot betaling aan Eurobox van een bedrag van € 4.328,35 aan buitengerechtelijke kosten, te vermeerderen met de wettelijke rente indien en voor zover dit bedrag niet binnen 14 dagen na heden is voldaan,
3.6.
veroordeelt de Bank in de kosten van het geding, aan de zijde van Eurobox tot heden begroot op € 6.105,52, te vermeerderen met de wettelijke rente indien en voor zover deze kosten niet binnen 14 dagen na heden zijn voldaan,
3.7.
veroordeelt de Bank in de nakosten, begroot op een bedrag van € 131,00, te verhogen met een bedrag van € 68,00, de explootkosten en de wettelijke rente over die bedragen, onder de voorwaarde dat de Bank niet binnen 14 dagen na aanschrijving vrijwillig aan het vonnis heeft voldaan en betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden,
3.8.
verklaart dit vonnis ten aanzien van de veroordelingen onder 3.2, 3.4, 3.5, 3.6 en 3.7 uitvoerbaar bij voorraad,
3.9.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.A. Dudok van Heel en in het openbaar uitgesproken op 25 mei 2016. [1]

Voetnoten

1.*