Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.De procedure
- het tussenvonnis van 3 februari 2016,
- de akte van Eurobox van 2 maart 2016 met producties,
- de antwoordakte van de Bank van 30 maart 2016.
Rechtbank Amsterdam
In deze civiele procedure, die diende voor de Rechtbank Amsterdam, heeft de rechtbank op 25 mei 2016 een eindvonnis gewezen in de zaak tussen Eurobox Selfstorage Finance B.V. en ABN AMRO Bank N.V. De zaak betreft een vervolg op een eerder vonnis van 3 februari 2016, waarin de rechtbank zich al had uitgesproken over een aantal geschilpunten. Het huidige vonnis richt zich specifiek op de beoordeling van de buitengerechtelijke kosten die Eurobox heeft gemaakt in verband met de aansprakelijkheid van de Bank.
Eurobox heeft een totaalbedrag van € 19.727,53 aan buitengerechtelijke kosten gevorderd, onderbouwd met facturen en correspondentie. De rechtbank heeft de ingediende facturen van verschillende adviseurs, waaronder KwaakMeer en ICC, beoordeeld. De rechtbank oordeelt dat de kosten voor de eerste factuur van KwaakMeer niet toewijsbaar zijn, terwijl de kosten voor de tweede factuur wel toewijsbaar zijn tot een bedrag van € 150,00. Voor de facturen van ICC is een bedrag van € 2.750,00 toegewezen, terwijl de kosten van de raadsvrouwe van Eurobox zijn vastgesteld op € 1.428,35.
De rechtbank heeft verder geoordeeld dat de Bank toerekenbaar tekortgeschoten is in haar zorgplicht jegens Eurobox. De Bank is veroordeeld tot betaling van schadevergoeding, die gelijk is aan het saldo van de vaste rente die Eurobox aan de Bank heeft betaald en de variabele rente die Eurobox van de Bank heeft ontvangen. Daarnaast is de Bank veroordeeld tot betaling van de buitengerechtelijke kosten van € 4.328,35, alsook de proceskosten die zijn begroot op € 6.105,52. De rechtbank heeft de Bank ook veroordeeld tot het vrijgeven van de zekerheden die ten gevolge van de renteswap zijn gesteld.
Dit vonnis is openbaar uitgesproken en is uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat de Bank onmiddellijk aan de veroordelingen moet voldoen, tenzij zij binnen 14 dagen na de uitspraak in beroep gaat.