ECLI:NL:RBAMS:2016:3078

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
1 april 2016
Publicatiedatum
24 mei 2016
Zaaknummer
HA RK 139.2016
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tijdigheid en ontvankelijkheid van een wrakingsverzoek in civiele procedures

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 4 mei 2016 uitspraak gedaan over een wrakingsverzoek van verzoekster, ingediend op 1 april 2016. Het verzoek tot wraking was gericht tegen mr. L. Baggerman, die als rechter en kinderrechter optrad in een aanhangige zaak. De wraking was gebaseerd op feiten en omstandigheden die verzoekster tijdens de zitting op 10 maart 2016 had ervaren. De rechtbank oordeelde dat er bijna drie weken waren verstreken tussen de zitting en het indienen van het wrakingsverzoek, wat te lang werd geacht zonder bijzondere rechtvaardigende omstandigheden. Verzoekster had aangevoerd dat zij tijd nodig had om na te denken over het indienen van het verzoek, maar de rechtbank vond deze omstandigheden niet voldoende om het tijdsverloop te rechtvaardigen. De rechtbank concludeerde dat het verzoek niet-ontvankelijk was en dat de onderliggende procedure moest worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing. De beslissing werd genomen door een enkelvoudige kamer en is definitief, aangezien er geen voorziening openstaat tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Wrakingskamer
Beslissing op het op 1 april 2016 ingekomen en onder rekestnummer
C/15/605716/ HA RK 139.2016 ingeschreven verzoek van:
[verzoekster] ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster,
advocaat mr. A. Backus.
welk verzoek strekt tot wraking van mr. L. Baggerman, in haar hoedanigheid van rechter, tevens kinderrechter te Amsterdam, hierna: de rechter.

1.Het procesverloop

1.1
Bij de rechtbank is onder nummer C/13/434598 / FA RK / 09-5991 een zaak aanhangig waarbij verzoekster een van de partijen is. Op 10 maart 2016 heeft in deze zaak een behandeling plaatsgevonden ten overstaan van de rechter. Van die behandeling ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat ter kennis van de rechtbank en van verzoekster is gebracht. De uitspraak is bepaald op 13 april 2016.
1.2
Bij fax van 1 april 2016 heeft verzoekster de wraking van de rechter verzocht.
1.3
Bij brief van 7 april 2016 heeft de (griffier van de) wrakingskamer verzoekster gewezen op de verplichte procesvertegenwoordiging bij het indienen van het verzoek en haar in de gelegenheid gesteld het verzuim te herstellen.
1.4
Bij brief van 14 april 2016 heeft verzoekster twee weken uitstel verzocht om het verzuim te herstellen en om informatie verzocht.
1.5
Bij brief van 19 april 2016 heeft de (griffier van de) wrakingskamer verzoekster medegedeeld dat het verzochte uitstel werd verleend en de gevraagde informatie verstrekt.
1.6
Bij brief van 28 april 2016 heeft de advocaat van verzoekster in de hoofdprocedure het verzoek tot wraking namens verzoekster ingediend.
1.7
De rechter heeft meegedeeld niet in de wraking te berusten en heeft een schriftelijke reactie gegeven op het verzoek, welke reactie ter kennis is gebracht aan verzoekster.
1.8
Het verzoek is behandeld ter zitting met gesloten deuren van 4 mei 2016, waar de rechtbank verzoekster, haar partner en de rechter heeft gehoord. Met toestemming van de rechtbank waren daarnaast aanwezig de griffier van de rechter alsmede de teamcoördinator familie- en jeugdzaken.
1.9
De behandeling ter zitting is onderbroken teneinde de rechtbank in de gelegenheid te stellen zich te beraden over de ontvankelijkheid van het verzoek.
1.1
Na hervatting van de behandeling heeft de rechtbank uitspraak gedaan. Deze beslissing vormt daarvan de schriftelijke uitwerking.

2.De ontvankelijkheid van het verzoek

2.1
In de eerste plaats is aan de orde de vraag of het verzoek tot wraking tijdig is gedaan, namelijk
zodrade feiten en omstandigheden waarop het verzoek is gegrond aan verzoekster bekend waren geworden, zoals artikel 37 lid 1 van het Wetboek van burgerlijke rechtsvordering (Rv) vereist.
2.2.
De ratio achter genoemde bepaling is gelegen in het feit dat het middel van wraking de voortgang van de procedure niet mag belemmeren. Daarnaast is van belang dat indien het wrakingsverzoek zoals in dit geval (mede) betrekking heeft op feitelijke omstandigheden de herinnering aan wat zich precies heeft voorgedaan door tijdsverloop kan vervagen.
2.3
Uit het verzoek blijkt dat de gronden voor het verzoek tot wraking zijn gelegen in de omstandigheid dat, tegen verzoeksters verwachting in, een zitting is bepaald op 10 maart 2016 en voorts de uitlatingen die de rechter op die zitting zou hebben gedaan en tenslotte ook de manier waarop de rechter op die zitting verzoekster zou hebben bejegend. De rechtbank constateert dat de feiten en omstandigheden waarop het verzoek is gegrond dus aan verzoekster bekend zijn geworden (laatstelijk) tijdens de behandeling ter terechtzitting van 10 maart 2016.
2.4.
Uitgaande van 1 april 2016 als indieningsdatum zijn bijna drie weken verstreken tussen de zitting en het wrakingsverzoek.
2.5
Voor een tijdig verzoek tot wraking naar aanleiding van feiten en omstandigheden die hebben plaatsgevonden (laatstelijk) tijdens een zitting, is het niet noodzakelijk dat het verzoek direct ter zitting wordt gedaan. Een kort uitstel voor beraad wordt aanvaardbaar geacht. Een termijn van bijna drie weken is daarvoor zonder bijzondere rechtvaardigende omstandigheden echter te lang.
2.6
Verzoekster heeft als verklaring voor het tijdverloop aangevoerd dat zij heeft moeten nadenken of al dan niet een wrakingsverzoek zou moeten worden ingediend. Daarbij heeft zij afgewogen of een wrakingsverzoek niet ook in haar nadeel zou kunnen werken. Verder waren er ook andere verplichtingen die stress veroorzaakten en haar aandacht opeisten.
De rechtbank is van oordeel dat de naar voren gebrachte omstandigheden niet zodanig bijzonder zijn dat zij het tijdsverloop van bijna drie weken kunnen rechtvaardigen.
2.7
Verzoekster heeft nog naar voren gebracht dat op rechtspraak.nl staat dat een wrakingsverzoek kan worden ingediend indien nog geen einduitspraak is gedaan. Nu in haar zaak nog geen uitspraak is gedaan, acht zij haar verzoek tijdig ingediend. Deze redenering is niet juist. Het feit dat het niet mogelijk is een rechter te wraken nadat de uitspraak is gedaan, staat er niet aan in de weg dat, zoals ook is vermeld in het wrakingsprotocol van deze rechtbank dat eveneens op rechtspraak.nl staat, een verzoek tot wraking binnen de bovengenoemde wettelijke termijn
(“zodra”)dient te worden ingediend.
2.8
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het verzoek niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
BESLISSING
De rechtbank:
  • verklaart het verzoek tot wraking niet-ontvankelijk;
  • bepaalt dat de onderliggende procedure dient te worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing vanwege het verzoek tot wraking.
Aldus gegeven door mrs. A.J. Dondorp, voorzitter, E.D. Bonga-Sigmond en C.W. Bianchi, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 4 mei 2016 in tegenwoordigheid van de griffier, en ondertekend door de voorzitter en de griffier.
Tegen deze beslissing staat op grond van artikel 39 lid 5 Rv geen voorziening open.