ECLI:NL:RBAMS:2016:3068

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
17 mei 2016
Publicatiedatum
24 mei 2016
Zaaknummer
EA VERZ 16-256
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van arbeidsovereenkomst en toekenning van billijke vergoeding na onregelmatige opzegging

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 17 mei 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen [verzoeker] en de besloten vennootschap Operator Groep Delft B.V. (OGD). [verzoeker] had een verzoek ingediend om de opzegging van zijn arbeidsovereenkomst door OGD te vernietigen en om een billijke vergoeding te ontvangen. De procedure begon op 26 februari 2016, toen [verzoeker] OGD verzocht om de opzegging te vernietigen en om een schriftelijke arbeidsovereenkomst op te stellen. Na verschillende verzoeken en een mondelinge behandeling op 14 april 2016, waarin beide partijen hun standpunten toelichtten, heeft de kantonrechter de zaak beoordeeld.

De kantonrechter oordeelde dat de schriftelijke overeenkomst tussen partijen als een voorovereenkomst moet worden gekwalificeerd, waarbij de arbeidsovereenkomst pas tot stand komt als OGD [verzoeker] oproept en hij aan die oproep gehoor geeft. De rechter concludeerde dat er geen duidelijke afspraken waren gemaakt over de projecten waarvoor [verzoeker] was opgeroepen, en dat de arbeidsovereenkomst niet rechtsgeldig was beëindigd. Hierdoor werd de arbeidsovereenkomst geacht een onbepaalde tijd te zijn, die niet eenzijdig door OGD kon worden opgezegd.

De kantonrechter kende [verzoeker] een vergoeding toe van € 1.945,00 wegens onregelmatige opzegging en een billijke vergoeding van € 500,00, omdat de opzegging in strijd was met de wet. De rechter oordeelde dat OGD de proceskosten moest dragen, en dat de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad waren. De uitspraak benadrukt het belang van duidelijke afspraken in arbeidsovereenkomsten en de bescherming van werknemers tegen onterecht ontslag.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht –team kanton
Clusternummer: c103719
zaaknummer: 4872579 EA VERZ 16-256
beschikking van: 17 mei 2016
func.: 364

beschikking van de kantonrechter

I n z a k e

[verzoeker]

wonende te [woonplaats]
verzoeker, nader te noemen: [verzoeker]
procederend in persoon
t e g e n

de besloten vennootschap Operator Groep Delft B.V.

gevestigd te Delft
verweerster, nader te noemen: OGD
gemachtigde: mr. W.D. Kootstra.

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

[verzoeker] heeft op 26 februari 2016 een verzoek gedaan, primair – kort gezegd – om de opzegging van de arbeidsovereenkomst door OGD te vernietigen, OGD te gebieden een schriftelijke arbeidsovereenkomst op te stellen en [verzoeker] werkzaamheden aan te bieden. Subsidiair verzocht [verzoeker] OGD te veroordelen tot een schadevergoeding ex artikel 7: 677 lid 1 en 2 BW en herstel van de arbeidsovereenkomst ex artikel 7: 682 BW.
Vervolgens heeft [verzoeker] zijn verzoek bij akte van 21 maart 2016 gewijzigd en – kort gezegd – primair verzocht hem op grond van artikel 7: 681 lid 1 BW een billijke vergoeding en op grond van artikel 7: 672 lid 1 BW een vergoeding wegens onregelmatige opzegging toe te kennen. Subsidiair heeft [verzoeker] verzocht de opzegging van de arbeidsovereenkomst te vernietigen, OGD te veroordelen een arbeidsovereenkomst op te stellen en, OGD te gebieden [verzoeker] werkzaamheden aan te bieden.
OGD heeft een verweerschrift ingediend.
Op 14 april 2016 is de zaak mondeling behandeld. [verzoeker] is in persoon verschenen, OGD bij de heren [naam 1] en [naam 2] , met de gemachtigde. Voorafgaand aan de zitting heeft OGD nog stukken ingediend. Ter zitting heeft [verzoeker] een pleitnota overgelegd, met daarin (opnieuw) een wijziging van zijn verzoek. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht.
Beschikking is bepaald op heden.

Feiten

1. Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend of niet (voldoende) weersproken, alsmede op grond van de overgelegde en in zoverre niet bestreden inhoud van de stukken, staat in dit geding het volgende vast:
1.1.
[verzoeker] , geboren [geboortedatum] , is omstreeks [datum] in dienst getreden bij OGD.
1.2.
OGD is een ICT dienstverlener en houdt zich bezig met ICT consultancy, maar detacheert ook studenten aan opdrachtgevers voor diverse klussen, voornamelijk op tijdelijke helpdeskfuncties. Sinds enige jaren exploiteert zij in haar hoofdkantoor in Delft een shared service desk shared service desk (verder: SSD) waaraan opdrachtgevers hun helpdesk kunnen uitbesteden. OGD biedt zowel bijbanen aan studenten, als (starters)banen aan afgestudeerden.
1.3.
Bij e-mail van [datum] heeft [naam 3] van OGD, aan [verzoeker] bericht:
Allereerst van harte gefeliciteerd met je start bij OGD.Zoals zojuist telefonisch besproken, start je op een 0-urencontract voor een salaris van € 10,32 bruto per uur.Je gaf aan in principe per direct beschikbaar te zijn voor 5 dagen in de week.Zodra jij op een klus zal gaan starten, ontvang je van ons een contract. In december zullen we dan gaan kijken naar de mogelijkheden voor een jaarcontract bij OGD. (..)
1.4.
Op 5 augustus 2015 hebben partijen een “
Voorovereenkomst voor arbeidsovereenkomst” gesloten, waarin onder meer is opgenomen:
Achtergrond van deze overeenkomst• OGD heeft soms op korte termijn behoefte aan tijdelijke arbeidskrachten voor het verrichten van tijdelijke werkzaamheden. (..)• Partijen willen de voorwaarden vastleggen, waaronder de oproepkracht voor OGD zal kunnen werken.Partijen komen het volgende overeen:Wij plaatsen jou vandaag op een lijst van oproepkrachten met wie wij een soortgelijk contract als dit hebben afgesloten, voor de periode van [datum] tot en met 30-06-2017.2. OproepenTelkens wanneer wij behoefte hebben aan één of meer tijdelijke oproepkrachten, zal OGD daartoe contact opnemen met één of meer van de oproepkrachten, vermeld op genoemde lijst en hen uitnodigen (“oproepen”) om voor een bepaalde duur arbeid te verrichten. (..)Je bent vrij aan een oproep wel of geen gevolg te geven en je besluit al dan niet te motiveren.Je dient binnen 3 dagen na de datum van de oproep aan ons te laten weten of je gehoor wenst te geven aan de oproep. Wanneer wij niets van je hebben vernomen binnen de gestelde tijd dan vervalt de oproep.3. ArbeidsovereenkomstVanaf het moment dat je werkzaamheden, waartoe je bent opgeroepen, daadwerkelijk starten, bestaat er een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd. Vanaf dat moment ben je verplicht de bij de oproep behorende bepaalde tijden, plaats en werkzaamheden uit te voeren. (..)Duur van de overeenkomstDe duur van de tot stand gekomen overeenkomst wordt bepaald door de duur van het project waar je op ingezet wordt. Dat betekent dat de overeenkomst van rechtswege eindigt wanneer je inzet op het project afloopt. Dit geldt zowel voor interne projecten als voor projecten bij of in opdracht van een van onze klanten. Waar mogelijk zullen we je bij aanvang van het project en tijdens het project op de hoogte houden van wat je verwachten kunt. Tussentijds kan de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd worden beëindigd met inachtneming van de wettelijke opzegtermijn van één maand.(..)Gedurende de periode(n) dat je niet in het kader van een oproep voor ons werkt bestaat geen arbeidsovereenkomst.Ben je niet opgeroepen, of was je dat wel maar ben je op die oproep niet ingegaan, dan bestaat er tussen ons geen arbeidsovereenkomst. Het kan voorkomen dat, als gevolg van het aantal arbeidsovereenkomsten dat binnen een bepaalde periode tussen ons tot stand komt, er sprake blijkt te zijn van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. Je bent dan in vaste dienst, en hebt recht op loon. Daar staat echter tegenover dat jij niet langer recht zult hebben om opdrachten te weigeren.
1.5.
[verzoeker] heeft werkzaamheden verricht voor drie opdrachtgevers van OGD als helpdeskmedewerker bij de Erasmus Universiteit, Kempen & Co en V&D.
1.6.
Per 8 september 2015 heeft [verzoeker] zijn werkzaamheden voor 40 uur per week verricht bij de service-desk van het hoofdkantoor van V&D.
1.7.
Bij e-mail van 24 december 2015 heeft [naam 4] namens OGD geschreven aan een aantal medewerkers van OGD, waaronder [verzoeker] :
Als we dat toch doen dan kunnen jullie net zo goed aan de slag blijven om V&D zo mogelijk te helpen. Dat betekent dus: gewoon doorwerken tot en met 31 december 2015. (..)Natuurlijk zoeken we bij een einde van dienstverlening op basis van individueel overleg naar een gewenste nieuwe klus. Ik houd jullie op de hoogte.
1.8.
Bij e-mail van 30 december 2015 heeft [naam 4] namens OGD geschreven aan hiervoor genoemde medewerkers, waaronder [verzoeker] :
31 december is jullie laatste werkdag voor V&D. We hebben geen regeling kunnen treffen en het houdt voor ons hier op. Laat je openstaande urenbriefjes uiterlijk morgen allemaal accorderen. Erg jammer dat het zo eindigt.Dat betekent dat voor iedereen waar dit voor van toepassing is we een nieuwe klus gaan zoeken per 1 januari.
1.9. 31
31 december 2015 was het de laatste werkdag van [verzoeker] bij V&D.
1.10.
Aan OGD-medewerkers die bij V&D werkten is aangeboden dat zij voor OGD konden blijven werken, bij de SSD in Delft.
1.11.
Bij e-mail van 31 december 2015 heeft [verzoeker] aan [naam 4] bericht:
Bedankt voor je duidelijkheid (..) Ik ben bereid om op een aanbod betreft de shared service desk in te gaan, als dit op korte termijn leidt tot relevante kennisstappen en we daarover ook afspraken kunnen maken.Laat maar weten met wie ik moet praten.
1.12.
Partijen hebben hierna per e-mail gecorrespondeerd over een eventuele nieuwe klus voor [verzoeker] . [verzoeker] heeft zich daarbij beroepen op een vast dienstverband.
1.13.
Bij e-mail van 29 januari 2016 heeft [naam 3] namens OGD aan [verzoeker] laten weten:
Naar aanleiding van ons telefoongesprek, bevestig ik hierbij dat je dienstverband als oproepkracht bij OGD per 29 januari 2016 zal eindigen. Na je uitdiensttreding wordt een eindafrekening opgemaakt om vakantiegeld, vrije dagen en declaraties te verrekenen. (..)
1.14.
[verzoeker] heeft hiertegen geprotesteerd bij e-mail van 5 februari 2016.
1.15.
Bij e-mail van 12 februari 2016 heeft [naam 1] (namens OGD) [verzoeker] laten weten dat hij weer aan de slag kan bij OGD en dat [verzoeker] is uitgenodigd om langs te komen om een en ander praktisch te bespreken. OGD stelde voor de dinsdag daarop om 15.00 uur een gesprek te hebben, op het hoofdkantoor in Delft.
1.16.
Bij e-mail van dezelfde dag heeft [verzoeker] gereageerd. [verzoeker] schreef onder meer dat hij niet geweigerd heeft aan de slag te gaan bij de SSD en voorts dat een gesprek eventueel mogelijk is, maar dan wel in Amsterdam.
1.17.
Bij e-mail van 16 februari 2016 heeft [naam 1] [verzoeker] bericht:
Een punt waar we het (volgens mij?) wel over eens zijn is dat jij weer aan de slag wilt gaan bij OGD, en dat ik dat mogelijk wil maken. (..) Zo’n nieuw dienstverband (..) zal hoe dan ook voor onbepaalde tijd zijn, gebaseerd op het ketenrecht. Dan rest alleen het punt of we je wel of niet gaan doorbetalen over de periode tussen het aflopen van de klus bij V&D en nu.(..)
Het verbaast mij enorm dat je (blijkbaar?) niet bereid bent om hier naar kantoor te komen om weer aan de slag te gaan. (..) Ik hoop op je medewerking hierin en ik hoor graag van je.
1.18.
[verzoeker] antwoordde hierop:
(..)Ik ben namelijk wel “beschikbaar [is] voor werk”, maar niet “beschikbaar om naar Delft te reizen om een gesprekje te voeren wat jij vervolgens niet als werkzaamheden (..) gaat bestempelen”. Als je het gesprek wat je met mij wil voeren expliciet als “werkzaamheden voor OGD” had of wilt gaan bestempelen dan kom ik natuurlijk, dat spreekt voor zich.(..)Wederom een heel verhaal. Dit is overigens wat mij betreft wel de laatste ronde.
1.19.
Hierop heeft OGD [verzoeker] opnieuw gezegd dat wanneer hij zich de maandag erop om 9.00 uur in Delft meldde, er werk voor hem was. OGD kon niet altijd garanderen dat er iemand in zijn thuisstad aan de slag kon gaan. Tevens konden partijen dan een gesprek hebben.
1.20.
[verzoeker] heeft hierop geantwoord:
(..)Voor de goede orde, ik ben bereid om te komen werken vanuit die (bestaande) arbeidsovereenkomst maar uiteraard kun jij mij niet vragen om dat te doen zo lang jij hem als beëindigd ziet.
1.21.
[verzoeker] heeft geen werkzaamheden meer voor OGD verricht.
1.22.
OGD heeft [verzoeker] een voorstel gedaan om de zaak op te lossen middels betaling van de helft van het loon van 1 januari 2016 tot 23 februari 2016.

Verzoek

2. [verzoeker] verzoekt primair (na wijziging van zijn verzoek) om:
- op grond van artikel 7: 681 lid 1 BW een billijke vergoeding ter hoogte van
€ 50.000,00 toe te kennen, omdat de opzegging en beëindiging van rechtswege in strijd is met artikel 7:671 lid 1 BW;
- op grond van artikel 7: 672 lid 1 BW een vergoeding ter hoogte van € 3.890,00 (loon januari en februari 2016) wegens onregelmatige opzegging toe te kennen;
- OGD te veroordelen om specificaties van genoemde bedragen over te leggen, op straffe van een dwangsom.
Subsidiair verzoekt [verzoeker] (na wijziging van zijn verzoek):
- een verklaring voor recht te geven dat de arbeidsovereenkomst niet van rechtswege is geëindigd;
- OGD te veroordelen tot het opstellen, ondertekenen en voorleggen aan [verzoeker] van de schriftelijke arbeidsomstandigheden en gegevens en de arbeidsovereenkomst;
- OGD te gebieden, voor zover mogelijk, [verzoeker] werkzaamheden aan te bieden binnen de geografische werksfeer en de taakinhoud. Dit alles met veroordeling van OGD in de proceskosten.
3. Aan dit verzoek legt [verzoeker] ten grondslag – kort weergegeven – dat uit het handelen van partijen blijkt dat er feitelijk uitvoering is gegeven aan een fulltime dienstverband voor onbepaalde tijd, gedurende meer dan drie maanden. [verzoeker] verwijst daarbij naar artikel 7: 610a BW. Volgens [verzoeker] blijkt uit de feiten dat partijen van meet af aan beoogden dat de arbeidsovereenkomst zich niet beperkte tot het verrichten van werkzaamheden bij één opdrachtgever. Er valt niet af te leiden dat [verzoeker] werkt op basis van een projectmatige arbeidsovereenkomst, die zich beperkt tot werkzaamheden bij één klant. Hoe in de praktijk uitvoering is gegeven aan de arbeidsovereenkomst is doorslaggevend voor hetgeen rechtens geldt, aldus [verzoeker] .
4. Verder stelt hij dat de voorovereenkomst waarop OGD zich beroept niet alle relevante informatie bevat, zoals OGD beweert. Het project, de (verwachte) duur ervan noch de criteria die voldaan moeten zijn om het project als beëindigd te beschouwen zijn beschreven. Evenmin heeft OGD gecommuniceerd over wat een project omvatte. OGD hanteert achteraf vage omschrijvingen om onder haar verplichtingen uit te komen. De werkzaamheden van [verzoeker] vielen niet onder een project, omdat deze immer doorliepen en geen einddoelstelling hadden. [verzoeker] betwist dat de arbeidsovereenkomst van rechtswege is geëindigd, er zijn op geen enkel moment afspraken gemaakt ten aanzien van het door OGD veronderstelde “project”, de inhoud of de looptijd ervan. Het dienstverband leent zich volgens [verzoeker] ook helemaal niet voor een projectmatige arbeidsovereenkomst.

Verweer

5. OGD voert hiertegen aan – samengevat – dat zij [verzoeker] in de zomer van 2015 een startersbaan heeft aangeboden, maar daar voelde [verzoeker] op dat moment niet voor. Tussen partijen heeft een zogenaamde voorovereenkomst bestaan, op basis waarvan drie tijdelijke arbeidsovereenkomsten zijn gesloten. De derde arbeidsovereenkomst eindigde toen opdrachtgever V&D op 31 december 2015 failleerde en de curator te kennen gaf dat voortzetting van de samenwerking niet mogelijk was. De medewerkers van OGD is aangeboden bij de SSD te Delft te kunnen werken, maar [verzoeker] wilde dat niet. OGD hield [verzoeker] tevens voor, dat wanneer hij het werk zou aanvaarden, deze vierde samenwerking tot een vaste aanstelling zou leiden. Toen [verzoeker] daarop niet inging, heeft OGD de voorovereenkomst opgezegd.
6. Na de op 5 februari 2016 ontvangen ‘ingebrekestelling’ van [verzoeker] heeft OGD [verzoeker] herhaaldelijk voorgehouden dat hij per direct aan de slag kon. [verzoeker] ging daar om onduidelijke redenen niet op in. [verzoeker] heeft wel gezegd dat hij niet naar Delft wilde reizen voor het werk op de SSD.
7. Voorts voert OGD aan dat de brief van 29 januari 2016 geen opzegging van een arbeidsovereenkomst inhoudt, maar een opzegging van de voorovereenkomst. De laatste arbeidsovereenkomst met [verzoeker] eindigde immers toen aan de opdracht ten gevolge van het faillissement een einde kwam. Er was dan ook geen arbeidsovereenkomst meer die opgezegd kon worden.
8. Volgens OGD heeft zij geen arbeidsovereenkomst opgezegd, maar is er van rechtswege een einde gekomen aan de arbeidsovereenkomst. De mogelijkheid tot vernietigen kent de wet in dat geval niet. Voor zover geoordeeld wordt dat wel is opgezegd en dat deze opzegging vernietigd moet worden, laat OGD nogmaals weten dat zij geen bezwaar heeft tegen (her)indiensttreding van [verzoeker] . Er is passend werk bij de SSD in Delft, welke plaats op een alleszins aanvaardbare reisafstand ligt van [verzoeker] ’ woonplaats, waarbij wordt opgemerkt dat reiskosten worden vergoed. Tot slot verweert OGD zich tegen het opleggen van de verzochte dwangsommen.

Beoordeling

9. De schriftelijke overeenkomst tussen partijen (als hiervoor genoemd onder 1.4) wordt gekwalificeerd als een zogenaamde voorovereenkomst, waarin partijen de voorwaarden hebben neergelegd waaronder zij met elkaar een arbeidsovereenkomst aangaan en waarbij is bepaald dat pas sprake is van een arbeidsovereenkomst als OGD [verzoeker] oproept en [verzoeker] aan die oproep gehoor geeft. In dat geval ontstaat ingevolge punt 3 van die overeenkomst een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd en wel voor de duur van het project waarop [verzoeker] werd ingezet.
10. Onduidelijk is echter gebleven waaruit de zogenaamde projecten waarvoor [verzoeker] is opgeroepen, hebben bestaan. Er zijn geen stukken overgelegd van de oproepen bij de Erasmus Universiteit en Kempen & Co en ook de oproep voor het ‘project’ bij V&D is niet overgelegd. Het lijkt erop dat de oproepen van OGD niet schriftelijk gingen maar mondeling. In ieder geval is niet opgehelderd waaruit de ‘projecten’ bij de genoemde instanties bestonden en wanneer de verwachte einddatum van een project was of hoe deze einddatum werd vastgesteld. Voor [verzoeker] is niet duidelijk geweest op welke wijze het einde van een project werd bepaald.
11. In deze procedure is ook niet uit de doeken gedaan waaruit het project bij V&D bestond. Dat [verzoeker] aan het begin van de derde arbeidsovereenkomst met OGD op de hoogte is gebracht van de (verwachte) duur van het project, of waaruit het bepaalbare einde bestond, is gesteld noch gebleken. Er is geen (verwachte) datum van het einde van het project meegedeeld, de reden van het project en wat de inhoud ervan was. Het voorzienbare einde was voor partijen derhalve niet inzichtelijk.
12. Het gevolg daarvan is, dat niet gesproken kan worden van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd. Dat betekent dat de derde arbeidsovereenkomst met OGD moet worden beschouwd als een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd.
13. Die arbeidsovereenkomst kon niet met een eenzijdige mededeling van OGD (rechtsgeldig) worden opgezegd. Daarvoor was immers instemming van [verzoeker] , de toestemming van het UWV of ontbinding door de kantonrechter vereist. Nu OGD zich niettemin op het standpunt heeft gesteld dat de arbeidsovereenkomst was geëindigd, heeft [verzoeker] terecht een beroep gedaan op artikel 7: 672 lid 9 BW. [verzoeker] heeft uit hoofde van dat artikel recht op een vergoeding gelijk aan het bedrag van het in geld vastgestelde loon over de termijn dat de arbeidsovereenkomst bij regelmatige opzegging had behoren voort te duren.
14. Als opzegging van de arbeidsovereenkomst, nu gesteld noch gebleken is dat [verzoeker] valt onder degenen waarvoor vanaf 1 januari 2016 een nieuwe klus was gevonden, wordt beschouwd de onder 1.8 aangehaalde e-mail van 30 december 2015. Uit hoofde van artikel 7: 672 lid 1 sub a BW geldt een opzegtermijn van één maand, zodat de arbeidsovereenkomst bij regelmatige opzegging had geduurd tot 1 februari 2016. [verzoeker] heeft loon ontvangen tot 1 januari 2016, zodat hij recht heeft op een vergoeding gelijk aan het loon over één maand. Volgens de onweersproken stelling van [verzoeker] bedroeg het loon over januari en februari 2016 € 3.890,00 bruto, zodat uitgegaan wordt van een loon van € 1.945,00 bruto per maand. Dat bedrag zal worden toegewezen aan vergoeding wegens onregelmatige opzegging.
15. Vervolgens is aan de orde de vraag of aan [verzoeker] een billijke vergoeding moet worden toegekend. Uit artikel 7:681 lid 1 sub a BW volgt dat de kantonrechter op verzoek van de werknemer een billijke vergoeding kan toekennen, indien de werkgever heeft opgezegd in strijd met artikel 7:671 BW. Nu hiervoor is geoordeeld dat de opzegging van de arbeidsovereenkomst niet rechtsgeldig is, moet het verzoek van [verzoeker] om toekenning van een billijke vergoeding dan ook worden toegewezen.
16. Over de hoogte van de toe te kennen billijke vergoeding overweegt de kantonrechter het volgende. Uit de wetsgeschiedenis volgt dat de hoogte van de billijke vergoeding – naar haar aard – in relatie moet staan tot het ernstig verwijtbare handelen of nalaten van de werkgever, en niet tot de gevolgen van het ontslag voor de werknemer. Als ontslag het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever, dan dient de werknemer hiervoor volgens die wetsgeschiedenis te worden gecompenseerd, ook om dergelijk handelen of nalaten van de werkgever te voorkomen. In de billijke vergoeding kan niet tot uitdrukking komen of het ontslag redelijk is mede in het licht van de gevolgen van het ontslag voor de werknemer, omdat dit al is verdisconteerd in de transitievergoeding.
17. De hoogte van de billijke vergoeding moet worden bepaald op een wijze die aansluit bij de uitzonderlijke omstandigheden van het geval. Uitgaande van het voorgaande zal de kantonrechter de billijke vergoeding vaststellen op een bedrag van € 500,00 bruto. Daarbij neemt de kantonrechter in aanmerking dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen slechts een paar maanden heeft geduurd en voorts dat OGD [verzoeker] , na zijn e-mail van 5 februari 2016 (zie 1.14), vrijwel meteen heeft laten weten dat hij weer aan de slag kon bij OGD en hem heeft uitgenodigd om op kantoor te komen om een en ander praktisch te bespreken. OGD heeft daarmee onderkend dat de opzegging misschien niet terecht was en heeft geprobeerd (de (gevolgen van) de opzegging zoveel mogelijk ongedaan te maken. [verzoeker] is daarop, zo volgt uit de e-mailwisseling, niet serieus ingegaan en heeft het aanbod van OGD om te komen werken om onduidelijke redenen afgehouden. Voor zover [verzoeker] in dit verband eisen heeft gesteld aan de locatie van zijn werkzaamheden – niet in Delft – is OGD daar terecht niet op ingegaan, zodat dit haar niet kan worden verweten.
18. [verzoeker] heeft specificaties verzocht van de onder rov. 14 en 17 genoemde bedragen. Waar het belang van [verzoeker] is gelegen in het verstrekken van dergelijke specificaties is niet duidelijk geworden, zodat dat deel van het verzoek wordt afgewezen.
19. Gelet op de uitkomst van de zaak, is de kantonrechter van oordeel dat het redelijk is dat OGD de proceskosten draagt, waarbij deze worden beperkt tot het in rekening gebrachte vastrecht.

BESLISSING

De kantonrechter:
veroordeelt OGD om aan [verzoeker] een vergoeding wegens onregelmatige opzegging te betalen van € 1.945,00 bruto;
veroordeelt OGD om aan [verzoeker] een billijke vergoeding te betalen van € 500,00 bruto;
veroordeelt OGD in de proceskosten, gevallen aan de zijde van [verzoeker] , tot op heden begroot op € 79,00 aan vastrecht;
veroordeelt OGD tot betaling van een bedrag van € 50,00 aan nasalaris, te verhogen met een bedrag van € 68,00 onder de voorwaarde dat het vonnis is betekend en OGD niet binnen 14 dagen na aanschrijving vrijwillig aan het vonnis heeft voldaan, een en ander voor zover van toepassing, inclusief btw;
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het anders of meer verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. E. Pennink, kantonrechter en op 17 mei 2016 in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter