ECLI:NL:RBAMS:2016:294

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
26 januari 2016
Publicatiedatum
27 januari 2016
Zaaknummer
AWB - 15 _ 7949
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake intrekking bijstandsuitkering van dakloze verzoeker

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 26 januari 2016 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening van een dakloze verzoeker wiens bijstandsuitkering door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam was ingetrokken. De intrekking vond plaats op basis van een onderzoek naar de rechtmatigheid van de bijstandsverlening, uitgevoerd in het kader van het project 'Traject Briefadressen'. Verzoeker ontving sinds 18 december 2012 een uitkering op grond van de Participatiewet (Pw) en was dakloos, waardoor hij op verschillende adressen verbleef. Het college had vastgesteld dat verzoeker zijn inlichtingen- en medewerkingsplicht had geschonden, wat leidde tot de intrekking van zijn bijstandsuitkering per 12 november 2015.

Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen deze intrekking en verzocht om een voorlopige voorziening. Tijdens de zitting op 12 januari 2016 heeft verzoeker, bijgestaan door zijn gemachtigde, zijn standpunt toegelicht. Hij betwistte dat hij zijn inlichtingenplicht had geschonden en voerde aan dat de adresbezoeken van de handhavingsmedewerkers onzorgvuldig waren. De voorzieningenrechter overwoog dat het oordeel van de voorzieningenrechter een voorlopig karakter heeft en niet bindend is voor een eventueel bodemgeding.

De voorzieningenrechter concludeerde dat verzoeker in de periode van 13 oktober 2015 tot en met 12 november 2015 zijn inlichtingenplicht had geschonden, omdat hij op de opgegeven adressen niet was aangetroffen. De voorzieningenrechter wees het verzoek om voorlopige voorziening af, omdat de door verzoeker aangevoerde gronden niet slagen en het bezwaar weinig kans van slagen had. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling of teruggave van het griffierecht.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 15/7949

uitspraak van de voorzieningenrechter van 26 januari 2016 in de zaak tussen

[naam verzoeker] , te [woonplaats] , verzoeker

(gemachtigde: mr. B. Mous),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam ,verweerder
(gemachtigde: F.H.W. Fris).

Procesverloop

Bij besluit van 16 november 2015 (het bestreden besluit) heeft verweerder de bijstandsuitkering van verzoeker ingetrokken.
Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit bezwaar gemaakt. Hij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 januari 2016. Verzoeker is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
2.1
Verzoeker ontving sinds 18 december 2012 een uitkering op grond van de Participatiewet (Pw). Verzoeker is dakloos en verblijft op verschillende adressen. Verweerder heeft in het kader van het project “Traject Briefadressen” een onderzoek verricht naar de rechtmatigheid van de aan verzoeker verleende bijstand. Verweerder heeft verzoeker per brief van 24 augustus 2015 uitgenodigd voor een gesprek op 8 september 2015, waarbij verweerder heeft vermeld dat een rechtmatigheidsonderzoek zal plaatsvinden. Verweerder heeft de bevindingen van dit onderzoek neergelegd in de rapportage van 12 november 2015, op basis waarvan verweerder het recht op bijstand heeft ingetrokken per diezelfde datum. Verweerder heeft daarbij overwogen dat verzoeker zijn inlichtingen- en medewerkingsplicht heeft geschonden, waardoor het recht op bijstand niet kan worden vastgesteld. Verweerder heeft daarbij gewezen op artikel 17 van de Pw en artikel 11 van de Pw.
2.2
Verzoeker heeft betwist dat hij de inlichtingenplicht heeft geschonden en dat hij niet op de opgeven adressen verblijft. Verzoeker heeft kort gezegd aangevoerd dat de adresbezoeken van de handhavingsmedewerkers onzorgvuldig zijn geweest.
3.1
Ter beoordeling staat of verzoeker in de periode van 13 oktober 2015 tot en met
12 november 2015 zijn inlichtingenplicht heeft geschonden, waardoor het recht op bijstand niet is vast te stellen. De voorzieningenrechter overweegt daarover het volgende.
3.2
Voor de beantwoording van de vraag of verzoeker recht heeft op bijstand zijn controleerbare gegevens over zijn feitelijke woon- en leefsituatie van essentieel belang. Ondanks de lastige positie waarin dak- en thuislozen zich bevinden mag ook van hen worden verwacht dat hun verblijf controleerbaar en verifieerbaar is. Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 22 april 2014, gepubliceerd op www.rechtspraak.nl onder ECLI:NL:CRVB:2014:1531. De voorzieningenrechter overweegt verder dat het besluit tot intrekking van bijstand een voor de betrokkene belastend besluit is, waarbij het aan het bijstandverlenend orgaan is om de nodige kennis over de relevante feiten te vergaren. Dat betekent dat de last om aannemelijk te maken dat aan de voorwaarden voor intrekking is voldaan in beginsel op het bijstandverlenend orgaan rust. Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 14 april 2015 (gepubliceerd onder ECLI:NL:CRVB:2015:1253).
3.3
Verzoeker heeft in verband met het onderzoek “Traject Briefadressen” van verweerder op 19 augustus 2015 het aan hem uitgereikte zogenoemde “7-dagenformulier” ingevuld en naar aanleiding daarvan heeft hij op 8 september 2015 een gesprek gehad met verweerder. Hij heeft toen op het formulier “Inlichtingen en opgave verblijflocatie(s) dak- thuisloze” vermeld afwisselend te verblijven op [adres 1] (bij de broer van verzoeker), de [adres 2] (bij een vriend), [adres 3] , (bij zijn zus) en [adres 4] (naar verzoeker heeft opgegeven een broertje) alle te [verblijfplaats] .
Verweerder heeft zowel op 13 oktober 2015 als op 3 november 2015 huisbezoeken afgelegd bij alle door verzoeker opgegeven adressen. Op de controle van 13 oktober 2015 op het adres [adres 3] na, hebben de handhavingsmedewerkers steeds met de bewoner van het bezochte adres gesproken. Verzoeker is op geen van de twee dagen op de opgegeven adressen aangetroffen. De handhavingsmedewerkers hebben - na met verzoeker te hebben gesproken over de resultaten van hun onderzoek - dit vastgelegd in een rapportage van
12 november 2015. Zij komen tot de conclusie dat de woon- en leefsituatie van verzoeker niet is vast te stellen, omdat hij op geen van de adressen is aangetroffen en hij evenmin adressen wist te noemen waar hij dan wel had verbleven.
3.4
Verzoeker heeft aangevoerd dat verweerder pas geruime tijd nadat verzoeker de
7-dagenformulieren heeft overgelegd heeft gecontroleerd. De voorzieningenrechter stelt vast dat verzoeker op 8 september 2015 het formulier “Inlichtingen en opgave verblijflocatie(s) dak- thuisloze” heeft ingevuld en ondertekend. Op 13 oktober 2015 is de eerste controle uitgevoerd. Die periode is naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet zodanig lang dat het onderzoek reeds daardoor onzorgvuldig zou zijn, dan wel dat geen maatwerk zou zijn geleverd.
3.5
Het standpunt van verzoeker dat het feit dat hij bij de eerste controle naar alle waarschijnlijkheid de bel niet heeft gehoord en bij het tweede bezoek bij een vriend was om daar een avond te chillen, niets afdoet aan de juistheid van de opgegeven inlichtingen volgt de voorzieningenrechter niet. Dat verzoeker (naar de voorzieningenrechter begrijpt op
13 oktober 2015 op het adres [adres 3] ) de bel niet zou hebben gehoord bij een controle, betekent niet dat daarmee aannemelijk is dat hij daar heeft verbleven.
Verzoeker voert verder aan dat het toch mogelijk moet zijn dat hij een avondje bij vrienden kan blijven en zich niet 24 uur per dag hoeft op te sluiten op een adres alwaar hij verblijft. De voorzieningenrechter overweegt dat niet valt in te zien waarom verzoeker zich zou moeten opsluiten om controle mogelijk te maken. Verzoeker had verweerder kunnen berichten dat hij elders verbleef. Verzoekers standpunt dat hij daar in het gesprek op 8 september 2015 expliciet op had moeten worden gewezen kan niet slagen. Gelet op de brief van 24 augustus 2015 was verzoeker ervan op de hoogte dat sprake was van een rechtmatigheidsonderzoek. Verzoeker had tevens kunnen en moeten weten dat hij wijzigingen in zijn verblijfssituatie aan verweerder moet doorgeven, nu op het door hem ondertekende formulier “Inlichtingen en opgave verblijflocatie(s) dak- thuislozen” (verder formulier) staat dat hij iedere wijziging moet doorgeven (tweede aandachtbolletje) en uit eigener beweging mededeling zal doen van alle feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze van invloed is op het recht op bijstand (derde aandachtbolletje). De voorzieningenrechter ziet niet dat deze mededeling voor de persoon van verzoeker zo onduidelijk is dat hij niet had hoeven begrijpen dat - indien hij elders verblijft - dit dient door te geven. Verder staat op het formulier een telefoonnummer van de afdeling Bijzondere Doelgroepen. Dit telefoonnummer had verzoeker kunnen bellen om door te geven dat hij elders verbleef.
3.6
Verweerder heeft zonder aankondiging het controlebezoek verricht. Volgens vaste jurisprudentie van de CRvB hebben bestuursorganen als verweerder een groot belang bij een effectieve controle op de rechtmatigheid van de te verlenen en/of verleende bijstand. Controle van het verblijfadres zonder nadere aankondiging blijft naar het oordeel van de voorzieningenrechter binnen de grenzen van wat voor een effectieve controle nodig is.
3.7
Verweerder heeft verzoeker evenmin hoeven bellen toen hij niet werd aangetroffen. Verzoeker heeft vier adressen opgegeven waar hij verblijft. De handhavingsmedewerkers hebben alle door verzoeker opgegeven adressen bezocht op 13 oktober 2015 en 3 november 2015 op de tijden die verzoeker heeft opgegeven daar te verblijven. Nu verzoeker ook niet verkeert in een omstandigheid dat hij pas kort van te voren weet waar hij kan slapen, acht de voorzieningenrechter het niet onzorgvuldig dat verweerder heeft afgezien hem te bellen.
3.8
Verzoeker voert verder aan dat uit de bevindingen van verweerder niet valt af te leiden dat hij niet in [verblijfplaats] verblijft. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter gaat verzoeker er dan aan voorbij dat ook al zou verzoeker in [verblijfplaats] verblijven, het dan nog niet mogelijk is geweest om zijn woonsituatie te controleren.
3.9
Verzoeker heeft er nog op gewezen dat verweerder maatwerk moet leveren. Gelet op de beleidsvoorschriften werk en inkomen hoofdstuk 4.7.3 “Specifiek beleid voor Bijzondere Doelgroepen” dient verweerder maatwerk te leveren en rekening te houden met de situatie van de betrokkene. Indien een verzuim van een betrokkene veroorzaakt wordt door zijn situatie wordt het niet effectief geacht om dan de bijstand te beëindigen om deze later weer toe te kennen. Het gaat dan om betrokkenen die bijvoorbeeld niet zelfredzaam zijn. Gesteld noch gebleken is echter dat een dergelijke situatie zich bij verzoeker voordoet.
3.1
Nu de door verzoeker aangevoerde gronden niet slagen en hij op de opgegeven adressen niet is aangetroffen, is voldoende aannemelijk dat betrokkene in de periode van
13 oktober 2015 tot en met 12 november 2015 de op hem rustende inlichtingenverplichting heeft geschonden ten aanzien van zijn actuele leef- en verblijfssituatie en dat daardoor het recht op bijstand van betrokkene met ingang van 12 november 2015 niet is vast te stellen. Het bezwaar heeft dan ook weinig kans van slagen.
4.1
Het verzoek zal dan ook worden afgewezen.
4.2
Voor een proceskosten veroordeling of teruggave van het griffierecht door verweerder bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.C. Loman, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van R.E. Toonen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 26 januari 2016.
griffier
voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.
Coll: KvdB