In deze zaak heeft de rechtbank Amsterdam op 17 mei 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen een vrouw, eiseres, en het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam, verweerder, over de toekenning van een persoonsgebonden budget (Pgb) voor hulp bij het huishouden. Eiseres ontving sinds april 2012 een Pgb voor 6 uur per week, maar na een herbeoordeling door de MO-zaak werd dit aantal uren verlaagd naar 2 uur en 45 minuten per week. Eiseres maakte bezwaar tegen dit besluit, waarna verweerder het bezwaar deels gegrond verklaarde en het aantal uren aanpaste naar 3 uur en 25 minuten per week. Eiseres ging in beroep, omdat zij van mening was dat de normtijd van 75 minuten per week voor een schoon en leefbaar huis niet onderbouwd was en niet voldeed aan haar behoeften.
De rechtbank oordeelde dat verweerder onvoldoende inzichtelijk had gemaakt op basis van welke gegevens de normtijd was vastgesteld en dat de interne regels van de MO-zaak niet openbaar waren, waardoor het advies onvoldoende gemotiveerd was. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en droeg verweerder op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen. Tevens werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres en moest het betaalde griffierecht worden vergoed.