ECLI:NL:RBAMS:2016:2916

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
13 mei 2016
Publicatiedatum
17 mei 2016
Zaaknummer
13/659108-15
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Dood door nalatigheid van verzorgende in thuiszorg bij diabetespatiënt

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 13 mei 2016 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verzorgende die werd beschuldigd van het in hulpeloze toestand brengen van een diabetespatiënt, E.P. Kirindongo, wat leidde tot diens overlijden. De verdachte, geboren in 1969 en zonder vaste woon- of verblijfplaats, was werkzaam als verzorgende Individuele Gezondheidszorg en had de verantwoordelijkheid om de medische zorg voor Kirindongo te waarborgen. Op 11 januari 2012, tijdens haar zorgbezoeken, heeft zij twee keer 31 eenheden insuline toegediend aan Kirindongo, terwijl zijn bloedsuikerspiegel op dat moment gevaarlijk laag was (2,6 mmol). Ondanks signalen van alcoholgebruik en een gevaarlijke toestand van de patiënt, heeft de verdachte nagelaten om deskundige hulp in te roepen of een ambulance te bellen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte in strijd heeft gehandeld met het goed hulpverlenerschap, zoals neergelegd in artikel 7:453 BW, en dat haar handelen en nalaten direct heeft geleid tot de dood van Kirindongo. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan opzettelijke doodslag door nalatigheid en heeft haar een gevangenisstraf van zes maanden opgelegd, waarvan twee maanden voorwaardelijk met een proeftijd van vijf jaar. Tevens is de verdachte verplicht om een schadevergoeding van € 517,02 te betalen aan de nabestaande van het slachtoffer.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VERKORT VONNIS
Parketnummer: 13/659108-15
Datum uitspraak: 13 mei 2016
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te distrikt [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1969,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

1.1.
Dit verkort vonnis is bij verstek gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 29 april 2016.
1.2.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. P.A.M. Wijffels.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
primair:
zij op of omstreeks 11 januari 2012 te Amsterdam, althans in Nederland, opzettelijk E.P. Kirindongo, tot wiens verpleging of verzorging zij, verdachte, krachtens wet of overeenkomst (als verzorgende Individuele Gezondheidszorg) verplicht is, in een hulpeloze toestand heeft gebracht en/of gelaten,
immers heeft zij, verdachte, gehandeld in strijd met het goed hulpverlenerschap (neergelegd in artikel 7:453 BW) door
bij het (eerste) bezoek van verdachte aan die Kirindongo, op of omstreeks 08.00 uur in die ochtend, althans in de ochtend, toen zij, verdachte, die Kirindongo (op de grond) aantrof en constateerde dat hij een (gevaarlijk lage) bloedglucosewaarde van 2,6 mmol had en/of terwijl er signalen waren die erop wezen dat die Kirindongo een (aanzienlijke) hoeveelheid alcohol had ingenomen,
- nagelaten om (onverwijld) (telefonisch) overleg te plegen met de huisarts en/of praktijkondersteuner huisartsenpraktijk en/of
- ( vervolgens) twee keer 31 eenheden insuline, althans een (aanzienlijke) hoeveelheid insuline, althans een antidiabeticum, ingespoten en/of in laten spuiten terwijl dat op dat moment gecontra-indiceerd was en/of
- ( vervolgens) nadat zij, verdachte, had geadviseerd om die Kirindongo (koolhydraat- of glucoserijke) voeding en/of drank te laten eten en/of drinken, met als doel de bloedglucosespiegel te verhogen, nagelaten erop toe te (laten) zien en/of zich ervan te verzekeren dat die Kirindongo (daadwerkelijk) iets at en/of dronk en/of
bij het (tweede) bezoek van verdachte aan die Kirindongo, op of omstreeks 11.00 uur in die ochtend, althans in de ochtend, terwijl die Kirindongo (reeds gedurende een en/of enkele u(u)r(en) op het toilet zat en) niet (goed) wekbaar en/of aanspreekbaar was, en/of niet op (pijn) prikkels reageerde,
- nagelaten (onverwijld) een (nieuwe) bloedglucosemeting te (doen) verrichten en/of (onverwijld) aanvullende diagnostiek te (doen) verrichten en/of
- nagelaten deskundige hulp in te roepen, terwijl zij, verdachte, eerder die ochtend bij die Kirindongo een (gevaarlijk) lage bloedglucosespiegel had gemeten en /of er signalen waren die erop wezen dat die Kirindongo een (aanzienlijke) hoeveelheid alcohol had ingenomen en/of
- ( vervolgens) die Kirindongo verlaten en (op de grond) achtergelaten, op zijn rug liggend en/of met zijn armen wijd en/of met zijn tong uit de mond en/of zwaar ademend terwijl hij niet (goed) aanspreekbaar was,
terwijl dit feit de dood van die Kirindongo ten gevolge heeft gehad;
subsidiair:
zij op of omstreeks 11 januari 2012 te Amsterdam, althans in Nederland, in de uitoefening van haar beroep als verzorgende Individuele Gezondheidszorg (IG), belast met de medische verzorging van E.P. Kirindongo, grovelijk, althans aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onachtzaam heeft gehandeld en/of nalatig is geweest,
immers heeft zij, verdachte, bij het (eerste) bezoek van verdachte aan die Kirindongo, op of omstreeks 08.00 uur in die ochtend, althans in de ochtend, toen zij, verdachte, die Kirindongo (op de grond) aantrof en constateerde dat hij een (gevaarlijk lage) bloedglucosewaarde van 2,6 mmol had en/of terwijl er signalen waren die erop wezen dat die Kirindongo een (aanzienlijke) hoeveelheid alcohol had ingenomen,
- nagelaten om (onverwijld) (telefonisch) overleg te plegen met de huisarts en/of praktijkondersteuner huisartsenpraktijk en/of
- ( vervolgens) twee keer 31 eenheden insuline, althans een (aanzienlijke) hoeveelheid insuline, althans een antidiabeticum, ingespoten en/of in laten spuiten terwijl dat op dat moment gecontra-indiceerd was en/of
- ( vervolgens) nadat zij, verdachte, had geadviseerd om die Kirindongo (koolhydraat- of glucoserijke) voeding en/of drank te laten eten en/of drinken, met als doel de bloedglucosespiegel te verhogen, nagelaten erop toe te (laten) zien en/of zich ervan te verzekeren dat die Kirindongo (daadwerkelijk) iets at en/of dronk en/of
bij het (tweede) bezoek van verdachte aan die Kirindongo, op of omstreeks 11.00 uur in die ochtend, althans in de ochtend, terwijl die Kirindongo (reeds gedurende een en/of enkele u(u)r(en) op het toilet zat en) niet (goed) wekbaar en/of aanspreekbaar was, en/of niet op (pijn) prikkels reageerde,
- nagelaten (onverwijld) een (nieuwe) bloedglucosemeting te (doen) verrichten en/of (onverwijld) aanvullende diagnostiek te (doen) verrichten en/of
- nagelaten deskundige hulp in te roepen, terwijl zij, verdachte, eerder die ochtend bij die Kirindongo een (gevaarlijk) lage bloedglucosespiegel had gemeten en /of er signalen waren die erop wezen dat die Kirindongo een (aanzienlijke) hoeveelheid alcohol had ingenomen en/of
- ( vervolgens) die Kirindongo verlaten en (op de grond) achtergelaten, op zijn rug liggend en/of met zijn armen wijd en/of met zijn tong uit de mond en/of zwaar ademend terwijl hij niet (goed) aanspreekbaar was,
waardoor het aan haar, verdachtes, schuld te wijten is dat die Kirindongo is overleden.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.
De rechtbank betrekt in haar bewijsoverwegingen, indien relevant en van toepassing, telkens de door de officier van justitie aangevoerde standpunten.
De feiten
Verdachte was in het kader van thuiszorg als verzorgende ingezet bij de aan diabetes mellitus lijdende E.P. Kirindongo (hierna: het slachtoffer). Het slachtoffer werd twee maal daags in het kader van thuiszorg in zijn woning bezocht en kreeg dan insuline toegediend. Uit de verklaringen van verdachte en haar stagiaire, getuige [naam 1] (hierna: getuige), kan worden opgemaakt dat op 11 januari 2012 het slachtoffer de deur niet opende en dat omstreeks 08:00 uur de deur van de woning van het slachtoffer door diens zoon [naam 2] (hierna: de zoon) werd geopend. Verdachte, de zoon en de getuige gingen de woning binnen en troffen het slachtoffer in de gang, liggend op de grond aan. Verdachte constateerde dat het slachtoffer alcohol had gedronken en concludeerde dat hij dronken was. Met enige hulp was het slachtoffer opgestaan en naar zijn bed gelopen. Het slachtoffer was aanspreekbaar. Onder toezicht van verdachte werd aan het slachtoffer insuline toegediend, nadat verdachte bij hem een bloedglucosewaarde van 2,6 mmol had gemeten. Vervolgens zegt verdachte tegen de zoon dat hij iets te eten aan zijn vader moet geven en verlaat met de getuige de woning, zonder er op toe te hebben gezien dat het slachtoffer ook daadwerkelijk enige voeding tot zich nam. Toen de toestand van het slachtoffer verslechterde werd verdachte door de zoon van het slachtoffer gebeld. Uit de voornoemde verklaringen alsmede de verklaring van de zoon, blijkt dat rond 11:00 verdachte en getuige weer in de woning arriveerden. Ze troffen het slachtoffer op de w.c., hij kon niet meer zelfstandig lopen en was niet meer aanspreekbaar, ook niet nadat het slachtoffer door hen is gedoucht. De zoon en de getuige stelden voor om een ambulance te bellen maar verdachte acht het slachtoffer ‘gewoon dronken’ en besloot geen ambulance te bellen. Het lukt niet om het slachtoffer op te tillen en verdachte en de getuige verslepen het slachtoffer naar de gang. Teneinde het slachtoffer weer bij te brengen, slaat de zoon zijn vader een aantal maal in het gezicht. Ook dit heeft geen effect. Nogmaals wordt door de zoon en getuige gevraagd of er geen ambulance moet worden gebeld maar opnieuw doet verdachte dit niet. Verdachte laat het slachtoffer uiteindelijk, met een kussen onder zijn hoofd en onder een deken, in de gang op de grond liggen. Hij ligt op zijn rug met zijn armen wijd en met de tong uit zijn mond. Verdachte verlaat daarop met de getuige de woning. Enkele uren later die dag komt het slachtoffer te overlijden.
Voorwaardelijk opzet
Aanmerkelijke kans op overlijden
Hypoglykemie is een tekort aan glucose in de bloedbaan. Gezien de verklaring ter terechtzitting van deskundige [naam deskundige] , internist, is er sprake van een hypoglykemie als de bloedsuikerspiegel onder de 4 mmol komt. Indien, zoals bij het slachtoffer, bij een bloedsuikerspiegel van 2,6 mmol insuline wordt toegediend zonder verdere behandeling, kan dit levensgevaarlijk zijn. Uit het sectierapport blijkt dat het overlijden van het slachtoffer te verklaren is op grond van een bloedsuikerconcentratie of een hartritmestoornis, maar dat de mate van hypoglykemie een zeer sterke aanwijzing biedt dat de bloedsuikerconcentratie een oorzaak in het overlijden heeft gehad.
Ter terechtzitting heeft [naam deskundige] verklaard:
“Het toedienen van insuline kan mijns inziens gezien worden als de primaire doodsoorzaak. Het injecteren van de insuline vormde een onmisbare schakel die een keten van lichamelijke gevolgen veroorzaakte die tot het overlijden leidde. Een bloedsuikerspiegel van 2,6 mmol is al erg laag, als je dan nog insuline gaat toedienen zal deze waarde nog lager worden. De hartspier kan niet zonder brandstof, dus glucose en zuurstof. Ten gevolge van een gebrek aan glucose zal de hartspier schade ondervinden en kan een slachtoffer komen te overlijden. Het is aannemelijk dat de hypoglykemie verergerd is door de insulinetoediening, en dat die toediening tot de dood heeft geleid.”
De rechtbank stelt vast dat aanmerkelijke kans bestond dat het slachtoffer zou komen te overlijden door het toedienen van insuline. Die aanmerkelijke kans heeft zich ook verwezenlijkt.
Wetenschap
Verdachte heeft verklaard te beschikken over een diploma voor een verzorgende niveau 3. Uit de verklaring van [naam 3] , docent verpleegkunde, leidt de rechtbank af dat binnen de opleiding die verdachte gevolgd heeft, aandacht wordt besteed aan diabetes, waaronder welke behandeling geboden is. Een verzorgende wordt geacht het bloedsuikergehalte van een patiënt te kunnen bepalen, de waarde van de bloedsuiker te kunnen interpreteren en vervolgens de juiste keuze te kunnen maken over het al dan niet toedienen van insuline. Verdachte had, gezien haar opleiding en ervaring, op de hoogte moeten zijn van de te bieden behandeling, die, blijkens genoemde verklaringen van [naam 3] en [naam deskundige] , had moeten inhouden dat zij juist géén insuline had moeten toedienen bij deze lage bloedsuikerwaarde. Ze had het slachtoffer juist iets (suikerrijks) moeten laten eten en er ook op moeten toezien dat dat gegeten werd, omdat bij een patiënt met een hypoglykemie symptomen passen van onder andere duizeligheid en vermoeidheid, de patiënt flauw kan vallen of wegraken en uiteindelijk in een coma kan raken. Zij heeft zij er echter door haar handelen en nalaten blijk van gegeven dat zij niet beschikt over de juiste kennis met betrekking tot deze ziekte. Bij de politie verklaart verdachte over haar kennis van diabetes onder meer dat ze niet weet of er insuline toegediend moet worden in het geval van een lage bloedsuikerspiegel en dat zij niet weet wat insuline met de bloedsuikerspiegel doet. Daarmee heeft verdachte aangetoond dat zij niet voldoet aan de norm van haar eigen beroep en dat zij niet zelf kan inschatten of zij bekwaam is. Daar zij zich ook niet bekwaam heeft getoond, had zij zichzelf gezien de Wet op de Geneeskundige Behandelovereenkomst niet bevoegd mogen achten om een diabetespatiënt te behandelen. Desondanks heeft zij zich als deskundige voorgedaan.
Verdachte had moeten weten dat zij door het toedienen van twee keer 31 eenheden insuline bij een bloedsuikerspiegel van 2,6 mmol het slachtoffer in een hulpeloze toestand zou brengen welke bij voortduren daarvan zou kunnen leiden tot de dood.
Bewuste aanvaarding
Door het niet meer aanspreekbare slachtoffer, bij wie zij geconstateerd had dat hij onder invloed van alcohol verkeerde en een zeer laag bloedsuikergehalte had, niet de juiste behandeling te geven en hem, zonder hierover advies van of overleg met een arts te hebben gevraagd, niet met een ambulance te laten wegbrengen maar hem in hulpeloze toestand achter te laten in de gang van zijn woning, heeft zij bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat de hulpeloze toestand van Kirindongo zou voortduren en dat daarmee de dood kon intreden.
De rechtbank merkt nog op dat de omstandigheid dat het slachtoffer alcohol had genuttigd, niets afdoet aan de constatering dat verdachte degene is die het slachtoffer in een hulpeloze toestand heeft gebracht en gelaten.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat verdachte
op 11 januari 2012 te Amsterdam, opzettelijk E.P. Kirindongo, tot wiens verpleging of verzorging zij, verdachte, krachtens wet of overeenkomst (als verzorgende Individuele Gezondheidszorg) verplicht is, in een hulpeloze toestand heeft gebracht en gelaten,
immers heeft zij, verdachte, gehandeld in strijd met het goed hulpverlenerschap (neergelegd in artikel 7:453 BW) door bij het eerste bezoek van verdachte aan die Kirindongo, omstreeks 08.00 uur in die ochtend, toen zij, verdachte, die Kirindongo op de grond aantrof en constateerde dat hij een gevaarlijk lage bloedglucosewaarde van 2,6 mmol had en terwijl er signalen waren die erop wezen dat die Kirindongo een aanzienlijke hoeveelheid alcohol had ingenomen,
- nagelaten om onverwijld (telefonisch) overleg te plegen met de huisarts en/of praktijkondersteuner huisartsenpraktijk en
- vervolgens twee keer 31 eenheden insuline, ingespoten of in laten spuiten terwijl dat op dat moment gecontra-indiceerd was en
- vervolgens nadat zij, verdachte, had geadviseerd om die Kirindongo voeding te laten eten , nagelaten erop toe te zien en zich ervan te verzekeren dat die Kirindongo daadwerkelijk iets at en
bij het tweede bezoek van verdachte aan die Kirindongo, omstreeks 11.00 uur in die ochtend, , terwijl die Kirindongo reeds gedurende enkele uren op het toilet zat en niet aanspreekbaar was, en niet op pijnprikkels reageerde,
- nagelaten onverwijld een nieuwe bloedglucosemeting te verrichten en
- nagelaten deskundige hulp in te roepen, terwijl zij, verdachte, eerder die ochtend bij die Kirindongo een gevaarlijk lage bloedglucosespiegel had gemeten en er signalen waren die erop wezen dat die Kirindongo een aanzienlijke hoeveelheid alcohol had ingenomen en
- vervolgens die Kirindongo verlaten en op de grond achtergelaten, op zijn rug liggend en met zijn armen wijd en met zijn tong uit de mond en zwaar ademend terwijl hij niet aanspreekbaar was,
terwijl dit feit de dood van die Kirindongo ten gevolge heeft gehad;

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van het door haar bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 2 (twee) maanden, met aftrek van voorarrest, geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 (twee) jaren en een geldboete van € 5.000, -, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 60 dagen.
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen – en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van de hierna aan te geven duur leiden – de volgende omstandigheden. .
Verdachte heeft aan een diabetes patiënt twee keer 31 eenheden insuline toegediend nadat ze gemeten had dat zijn bloedsuikerspiegel 2,6 mmol was. Bij zo’n gevaarlijk lage bloedsuikerspiegel bestaat er een contra-indicatie voor het toedienen van insuline. Verdachte had, gezien haar beroepsmatige rol als verzorgende in dienst van een thuiszorgorganisatie, moeten weten dat dit levensgevaarlijk zou zijn voor het slachtoffer Kirindongo. Zij heeft aldus deze Kirindongo in hulpeloze toestand gebracht en ook gelaten door hem vervolgens de nodige zorg te onthouden. Zo heeft zij, terwijl het slachtoffer al enige tijd niet meer aanspreekbaar was, geen overleg met de huisarts of de praktijkondersteuner gezocht, ondanks aansporingen van de zoon van het slachtoffer en een stagiaire geen ambulance gebeld en heeft zij er niet op toegezien dat het slachtoffer iets zou eten teneinde zijn bloedsuikerspiegel weer omhoog te brengen. Als gevolg hiervan is Kirindongo uiteindelijk overleden. Dit gevolg is niet meer terug te draaien en het heeft veel verdriet veroorzaakt bij de nabestaanden. Vooral de zoon, die meende op het oordeel van verdachte te kunnen vertrouwen, heeft erg veel moeite om de manier waarop zijn vader is overleden te verwerken.
Verdachte heeft zich geprofileerd als verzorgende en de maatschappij, en in het bijzonder haar patiënten zoals het slachtoffer Kirindongo, mocht er daarom op vertrouwen dat zij binnen de grenzen van haar kennis adequate zorg zou verlenen en de huisarts zou waarschuwen of professioneel overleg en advies zou zoeken als dat nodig of wenselijk was. De verantwoordelijkheid van het, zonder toezicht verzorgen van een patiënt in diens woning, vraagt van verdachte als verzorgende dat zij de grenzen van haar kunnen kent en daar naar handelt. Het slachtoffer was gezien zijn leeftijd en medische aandoeningen, voor deze zorg ook afhankelijk van verdachte. Verdachte heeft het vertrouwen dat men in haar mocht hebben ernstig beschaamd.
Na het overlijden van Kirindongo heeft verdachte één keer de politie te woord gestaan waarna zij naar Suriname is vertrokken zonder achterlating van een adres. Zij heeft geen contact opgenomen met de nabestaanden en zij heeft geen enkele verantwoordelijkheid genomen voor haar handelen. Zij is niet ter zitting verschenen en heeft geen advocaat gemachtigd om voor haar op te treden. Tot op heden is er niets van haar vernomen, hetgeen bij de nabestaanden, getuige het verhandelde ter terechtzitting, veel verdriet en onbegrip heeft veroorzaakt. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.
Gezien de ernst van het feit, het zeer laakbare gedrag van verdachte in haar rol als verplegende bij een patiënt thuis, en de kennelijke afwezigheid van enig verantwoordelijkheidsbesef bij verdachte, ziet de rechtbank aanleiding om bij de straftoemeting af te wijken van het geen door de officier van justitie is gevorderd. De rechtbank acht een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van nader te noemen duur passend en geboden. De rechtbank houdt er daarbij mede rekening mee dat weliswaar een geldboete is gevorderd maar dat er, gezien de afwezigheid van verdachte en het ontbreken van informatie over haar persoonlijke omstandigheden, geen toetsing van de draagkracht van verdachte kan plaatsvinden. Daarenboven acht de rechtbank het feit zo ernstig dat een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend wordt geacht. Daarnaast acht de rechtbank het van belang dat verdachte haar beroep in de nabije toekomst niet zal uitoefenen. Daarom wordt aan het voorwaardelijk deel van de gevangenisstraf een langere proeftijd verbonden.
In het voordeel van verdachte houdt de rechtbank er rekening mee dat verdachte niet eerder met justitie in aanraking is gekomen
Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn. De redelijke termijn van berechting als bedoeld in artikel 6 EVRM vangt aan op het moment dat door of vanwege de Nederlandse Staat jegens de betrokkene een handeling is verricht waaraan deze in redelijkheid de verwachting kan ontlenen dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het Openbaar Ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld. In het onderhavige geval neemt de rechtbank als uitgangspunt het verhoor van verdachte bij de politie op 14 mei 2012. De rechtbank doet uitspraak in deze zaak op 13 mei 2016 ofwel vier jaren na aanvang van de redelijke termijn. Er is dan ook sprake van een overschrijding van de redelijke termijn van berechting van 24 maanden. Naar het oordeel van de rechtbank is een deel van de overschrijding te wijten aan verdachte aangezien zij naar Suriname is vertrokken zonder bekend adres. Toch is er geen sprake van zodanig bijzondere omstandigheden dat de overschrijding (volledig) gerechtvaardigd is.
De rechtbank zal daarom de in beginsel in aanmerking komende strafoplegging van zeven maanden gevangenisstraf waarvan vijf maanden voorwaardelijk matigen met ongeveer 10% (vgl. HR 17 juni 2008, BD2578). Derhalve acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.
9. Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de behandeling van de vordering van de nabestaande van het slachtoffer, [naam 2] niet een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Tevens is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor bewezen geachte feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze op € 517,02 (vijfhonderdzeventien euro en twee eurocent), te weten niet vergoede uitvaartkosten (€ 428,25) en reiskosten (€ 88,77). De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de respectievelijke schadeposten tot aan de dag van de algehele voldoening.
Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken, thans begroot op nihil.
In het belang van [naam 2] voornoemd wordt als extra waarborg voor betaling de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f Sr) aan verdachte opgelegd.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en schadevergoedingsmaatregel zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 255 en 257 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
-
In hulpeloze toestand brengen en laten van een hulpbehoevende, de dood ten gevolge hebbende.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
6 (zes) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering (en in voorlopige hechtenis) is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat
een gedeelte, groot 2 (twee) maanden, van deze gevangenisstraf
niet tenuitvoergelegdzal worden, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 5 (vijf) jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast, indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet aan de volgende algemene voorwaarden houdt.
Stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde:
1. zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast indien de veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde:
gedurende de proeftijd haar werkzaamheden als verzorgende niveau 3 in de gezondheidszorg niet zal uitvoeren.
Benadeelde partij:
Wijst de vordering van de benadeelde partij [naam 2] , toe tot een bedrag van € 517,02 (vijfhonderdzeventien euro en twee eurocent).
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op, aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [naam 2] , te betalen de som van € 517,02 (vijfhonderdzeventien euro en twee eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 10 dagen vervangende hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt dat, indien en voorzover verdachte heeft voldaan aan een van voornoemde betalingsverplichtingen, daarmee de andere is vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. W.M.C. van den Berg, voorzitter,
mrs. M.A.E. Somsen en E. Dinjens, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. F.J. van der Putte, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 13 mei 2016.