[eiser] is op [datum] bij Swazoom in dienst getreden op basis van een, door haar directeur [directeur] (hierna [directeur] ) ondertekende, schriftelijke arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, tot en met 31 december 2014, in de functie van [functie] voor 26 uur per week. Zijn salaris bedroeg laatstelijk € 1.742,72 bruto per maand, exclusief emolumenten en vakantietoeslag. Op de arbeidsovereenkomst is de cao Welzijn van toepassing.
Bij brief van 7 augustus 2014 heeft [directeur] [eiser] bevestigd dat het urenaantal van [eiser] werd uitgebreid naar 32 uur per week, “zoals in een persoonlijk gesprek met zijn leidinggevende was toegelicht.”
Bij brief van 4 december 2014 heeft [directeur] [eiser] bevestigd dat zijn arbeidsovereenkomst werd verlengd tot 1 januari 2016, “zoals in een persoonlijk gesprek met zijn leidinggevende was toegelicht.”
In juli 2015 heeft de leidinggevende van [eiser] , [naam 1] (hierna [naam 1] ) een aanvraag studiefaciliteiten bij Swazoom voor een HBO opleiding pedagogiek deeltijd door [eiser] voor akkoord ondertekend o.v.v “gewenst/noodzakelijk voor uitvoering werk”.
Op 16 oktober 2015 heeft [naam 1] [eiser] per mail uitgenodigd voor een “voortgangsgesprek in het kader van verlenging contract die nl 31 dec. verlengt dient te worden” op 28 oktober 2015.
Tijdens de bespreking op 28 oktober 2015 heeft [naam 1] met [eiser] gesproken over verlenging van zijn arbeidsovereenkomst met ingang van 1 januari 2016 voor onbepaalde tijd.
Tijdens een bespreking tussen [eiser] en [naam 1] en adjunct directeur [naam 3] op 30 oktober 2015 is medegedeeld dat “de toegezegde contractsverlenging” per direct “on hold” werd gezet en dat [eiser] uiterlijk 13 november 2015 bericht zou krijgen over zijn contract. Als aanleiding hiervoor werd een vermoeden van blowen tijdens het werk en gevonden bierblikjes in de jongerenruimte vermeld.
Tijdens een bespreking op 5 november 2015 tussen [eiser] en [naam 1] en [naam 3] is medegedeeld dat het uiteindelijk besluit om een contract voor onbepaalde tijd aan te bieden bij de directie van Swazoom ligt, dat [naam 1] daar geen uitspraken over kan doen en dat “de zekerheden die nodig zijn voor verlenging voor onbepaalde tijd niet aanwezig zijn.” Daarbij werd ook gekeken naar eerdere situaties waarover gesprekken hebben plaats gevonden met [eiser] .
Op 5 november 2015 heeft [eiser] per mail verzocht om het gespreksverslag aan te passen en zijn visie gegeven ten aanzien van de door Swazoom genoemde ‘eerdere situaties’.
Op 11 november 2015 vond wederom een gesprek plaats, ditmaal tussen [eiser] , zijn vriendin, [naam 3] , [naam 1] en [naam 2] , P&O adviseur. In het gespreksverslag is onder meer vermeld:
“Zij (ktr: [naam 1] ) geeft aan dat ze in het gesprek van 28 okt j.l. weliswaar een contract voor onbepaalde tijd in het vooruitzicht heeft gesteld, maar dat zij echter niet degene is die kan beslissen over het wel of niet namens Swazoom aangaan van contracten voor onbepaalde tijd. Dat is het directieteam. (…) Manager (ktr: [naam 1] ) geeft aan dat zij nagedacht heeft over de keuize om [eiser] dan een contract voor bepaalde tijd aan te bieden. Zij geeft aan hier goed over nagedacht te hebben en dit niet te doen, gelet op wat er de afgelopen tijd is gebeurd, meest recentelijk in de vorm van [eiser] e-mail van 5 november j.l. waarin hij geen recht doet aan de ernst van de situaties en zijn rol hierin. Dit houdt in dat zijn dienstverband bij Swazoom eindigt per 31 december 2015. (…) [eiser] wordt vrijgesteld van overkoepelende taken, zoals teamvergaderingen en overige bijeenkomsten. Hij zal zich uitsluitend nog richten op de uitvoering en overdracht van de uitvoerende taken t.a.v. de jongeren.”
Bij brief van 9 december 2015 heeft de gemachtigde van [eiser] Swazoom gesommeerd om hem toe te laten tot zijn overeengekomen werkzaamheden en hem een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd aan te bieden, dan wel zijn huidige arbeidsovereenkomst te verlengen.