In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 29 april 2016 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening. De burgemeester van Amstelveen had op 26 april 2016 geweigerd om een exploitatievergunning en een Drank- en Horecawetvergunning te verlenen aan een horecabedrijf, op basis van een negatief Bibob-advies. Dit advies stelde dat er een ernstig gevaar bestond dat de aangevraagde vergunningen zouden worden gebruikt voor strafbare feiten. De burgemeester gelastte de exploitant om het horecabedrijf vóór 2 mei 2016 te sluiten, onder dreiging van bestuursdwang. De exploitant maakte bezwaar tegen dit besluit en vroeg de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter oordeelde dat de burgemeester in strijd heeft gehandeld met artikel 33 van de Wet Bibob, omdat de exploitant niet in de gelegenheid was gesteld om zijn zienswijze over het Bibob-advies naar voren te brengen voordat het besluit werd genomen. De burgemeester had niet aannemelijk gemaakt dat er sprake was van de vereiste spoed die het afzien van het horen van de exploitant rechtvaardigde. De voorzieningenrechter schorste het besluit van de burgemeester en bepaalde dat de sluiting van het horecabedrijf niet door mocht gaan tot er een beslissing op het bezwaar was genomen. Tevens werd de burgemeester veroordeeld in de proceskosten van de exploitant.