Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.De procedure
- de dagvaarding van 6 juli 2015, met producties,
- de conclusie van antwoord,
- het tussenvonnis van 23 september 2015, waarin een comparitie van partijen is gelast,
- het proces-verbaal van comparitie van 13 januari 2016, met de daarin genoemde stukken,
- de akte van [eiser] met het oog op het bepaalde in artikel 1:386 in verbinding met artikel 1:349 Burgerlijk Wetboek.
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
“(…) Een en ander heeft er uiteindelijk toe geleid dat u in uw schrijven van 21 november 2008 – abusievelijk gedateerd op 24 oktober 2008 – aan cliënt heeft laten weten dat u heeft besloten om [zoon] nog in 2008 over te plaatsen naar [wooncentrum 2] (…).” De dagvaarding in de oorspronkelijke procedure moest begin 2009 nog worden uitgebracht. [eiser] had dus al in de oorspronkelijke procedure aan de orde kunnen stellen dat de brief in werkelijkheid van 21 november 2008 dateerde. Onvoldoende is toegelicht waarom hij dat toen niet heeft gedaan.
904,00(2,0 punten × tarief € 452,00)