In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 20 januari 2016 uitspraak gedaan op een wrakingsverzoek van verzoekster, die betrokken was in een bestuursrechtelijke procedure. Verzoekster had eerder, op 16 november 2015, de rechter gewraakt in verband met een zitting die gepland stond op 20 november 2015. De rechtbank had echter al besloten dat deze zitting niet doorging, waardoor het wrakingsverzoek niet ontvankelijk werd verklaard. Verzoekster had in de aanloop naar de zitting tweemaal om aanhouding gevraagd, maar beide verzoeken waren afgewezen. De rechtbank oordeelde dat het wrakingsverzoek kennelijk was ingesteld om uitstel van de zitting te bewerkstelligen, wat werd gezien als misbruik van het recht om een rechter te wraken. De rechtbank besloot dat een volgend verzoek tot wraking in deze zaak niet meer in behandeling zou worden genomen. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met mr. N.C.H. Blankevoort als voorzitter, en mrs. A.J. Dondorp en M.J.M. Langeveld als leden. De griffier was mr. M.R.S. Bacon.