In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 20 januari 2016 uitspraak gedaan over een verzoek tot wraking van mr. E.R.S.M. Marres, kantonrechter, door verzoekers die in een civiele procedure betrokken waren. Het wrakingsverzoek was ingediend op 30 oktober 2015 en was gebaseerd op verschillende gronden, waaronder de vermeende vooringenomenheid van de rechter en het niet toestaan van verzoekers om hun standpunt naar voren te brengen. Tijdens de zitting op 6 januari 2016 hebben verzoekers hun bezwaren toegelicht, maar de rechter heeft deze ontkend en verklaard dat hij verzoekers voldoende gelegenheid heeft gegeven om hun standpunt te verwoorden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de rechter niet op onpartijdige wijze heeft gehandeld en dat de vrees van verzoekers voor partijdigheid niet objectief gerechtvaardigd was. De rechtbank concludeert dat de aan het wrakingsverzoek ten grondslag gelegde stellingen niet kunnen leiden tot toewijzing van het verzoek. De rechtbank wijst het verzoek tot wraking af en bepaalt dat de procedure wordt voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van indiening van het verzoek.