In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 12 april 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een vrouw uit Amsterdam, en het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Amsterdam. Eiseres had een aanvraag ingediend voor drie trapliften, maar deze was afgewezen op basis van een negatief advies. Na bezwaar werd op basis van de hardheidsclausule van de Verordening maatschappelijke ondersteuning Amsterdam een traplift van de begane grond naar de eerste verdieping toegekend, op voorwaarde dat eiseres en een betrokkene ook een traplift van de tweede naar de derde verdieping zouden bekostigen. Eiseres was het niet eens met de eigen bijdrage die door verweerder werd opgelegd en heeft hiertegen beroep ingesteld.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de eigen bijdrage niet voorafgaand aan de toekenning van de traplift was besproken, wat in strijd is met de zorgvuldigheidseisen. De rechtbank oordeelde dat de eigen bijdrage niet redelijk was, gezien de afspraken die waren gemaakt tussen eiseres en verweerder. De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd en bepaald dat eiseres niet verplicht is een eigen bijdrage te betalen voor de toegekende woonruimteaanpassing. Tevens is bepaald dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht moet vergoeden.
De uitspraak benadrukt het belang van transparantie en zorgvuldigheid in de communicatie tussen de gemeente en de aanvrager van voorzieningen onder de WMO 2015, vooral als het gaat om financiële voorwaarden die aan de toekenning van voorzieningen zijn verbonden.