ECLI:NL:RBAMS:2016:230

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
27 januari 2016
Publicatiedatum
21 januari 2016
Zaaknummer
C/13/590110 / HA ZA 15-617
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid van de rechtbank bij forumkeuze in overeenkomst

In deze zaak, die voor de Rechtbank Amsterdam werd behandeld, ging het om de vraag of de rechtbank bevoegd was om kennis te nemen van een geschil tussen [eiser] en Fokker Aircraft Services B.V. en Fokker Services B.V. De eiser, handelend onder de naam Airborne Aircraft Maintenance, had op 5 april 2012 een overeenkomst gesloten met Fokker voor het uitvoeren van plaatwerkreparaties. In de overeenkomst was een beding opgenomen dat alle geschillen bij uitsluiting door een 'nader te bepalen bevoegde rechter' zouden worden berecht. De rechtbank oordeelde dat dit beding geen specifieke rechter aanwijst en dat er na het sluiten van de overeenkomst geen verdere aanwijzing van een bevoegde rechter heeft plaatsgevonden. Hierdoor kon de rechtbank niet concluderen dat er sprake was van een forumkeuzebeding zoals bedoeld in artikel 108 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). De rechtbank stelde vast dat zij op basis van de vestigingsplaats van de gedaagden in Amsterdam relatief bevoegd was om van het geschil kennis te nemen. De incidentele vordering van Fokker c.s. om de rechtbank zich onbevoegd te verklaren werd afgewezen. De rechtbank veroordeelde Fokker en Fokker Services hoofdelijk in de proceskosten van het incident, die tot dat moment waren begroot op € 452,00. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 27 januari 2016.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rolnummer: C/13/590110 / HA ZA 15-617
Vonnis in incident van 27 januari 2016
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eiser in de hoofdzaak,
verweerder in het incident,
advocaat mr. K.E. Beerlage,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
FOKKER AIRCRAFT SERVICES B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
FOKKER SERVICES B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagden in de hoofdzaak,
eiseressen in het incident,
advocaat mr. E.H. de Joode.
Partijen zullen hierna [eiser] , Fokker en Fokker Services (gezamenlijk: Fokker c.s.) genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding 22 juni 2015, met producties,
  • de conclusie van antwoord tevens houdende exceptie van onbevoegdheid, met producties,
  • de incidentele conclusie van antwoord.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.De feiten in het incident

2.1.
Op 5 april 2012 is tussen [eiser] (handelend onder de naam: Airborne Aircraft Maintenance) en Fokker een overeenkomst van opdracht gesloten voor het uitvoeren van plaatwerkreparaties en aanverwante werkzaamheden (hierna: de overeenkomst).
2.2.
De overeenkomst houdt – onder meer – het volgende beding in:
Alle geschillen, welke mochten ontstaan naar aanleiding van of in verband met deze overeenkomst […] zullen in eerste instantie bij uitsluiting worden berecht door een nader te bepalen bevoegde rechter

3.Het geschil in de hoofdzaak

3.1.
[eiser] vordert – zakelijk weergegeven – een verklaring voor recht dat de overeenkomst is ontbonden en een schadevergoeding van € 272.000,00 te vermeerderen met rente, buitengerechtelijke kosten, proceskosten en nakosten.
3.2.
Fokker c.s. voert verweer.

4.Het geschil en de beoordeling in het incident

4.1.
Fokker c.s. vordert dat de rechtbank zich onbevoegd verklaart.
4.2.
Fokker c.s. beroept zich op het onder 2.2 aangehaalde beding. Tussen partijen heeft ten onrechte geen overleg plaatsgevonden. Gelet op met name de hoogte van het griffierecht nu [eiser] zelfstandig heeft gekozen de procedure aan te brengen bij de rechtbank, heeft Fokker c.s. nadeel geleden. Partijen hadden ook kunnen kiezen voor een procedure op grond van artikel 96 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), hetgeen een lager griffierecht zou hebben betekend. De rechtbank is daarom onbevoegd om van het geschil kennis te nemen, aldus – steeds – Fokker c.s.
4.3.
[eiser] voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4.4.
Artikel 108 lid 1 Rv bepaalt:
Hebben partijen bij overeenkomst een rechter aangewezen voor de kennisneming van geschillen die zijn ontstaan of zullen ontstaan naar aanleiding van een bepaalde rechtsbetrekking die tot hun vrije bepaling staat, dan is die rechter bij uitsluiting bevoegd van de zaak kennis te nemen […].
4.5.
Het beding in de overeenkomst wijst geen rechter aan voor de kennisneming van het geschil. Het beding verwijst naar een “nader te bepalen” rechter, maar bepaalt niet welke rechter, of op welke wijze die rechter moet worden bepaald. Vast staat dat door partijen na het sluiten van de overeenkomst geen ‘nadere bepaling’ of aanwijzing van de bevoegde rechter heeft plaatsgevonden. Eventueel nadeel van Fokker c.s. doordat geen rechter is aangewezen, is niet relevant. De rechtbank komt zodoende tot het oordeel dat het beding geen forumkeuzebeding is zoals bedoeld in artikel 108 Rv. Aangezien Fokker en Fokker Services gevestigd zijn in Amsterdam, is de rechtbank Amsterdam op grond van artikel 99 lid 1 Rv relatief bevoegd om kennis te nemen van het geschil. Gelet op de hoogte van de ingestelde eis en hetgeen aan de eis en het verweer ten grondslag is gelegd, is de rechtbank ook absoluut bevoegd. De incidentele vordering zal worden afgewezen.
4.6.
Fokker c.s. zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van het incident worden veroordeeld.

5.De beslissing

De rechtbank
in het incident
5.1.
wijst het gevorderde af,
5.2.
veroordeelt Fokker en Fokker Services hoofdelijk in de kosten van het incident, aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op € 452,00,
5.3.
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
in de hoofdzaak
5.4.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
10 februari 2016voor beraad rolrechter omtrent het bepalen van een comparitie.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.E.M. James Pater, rechter, bijgestaan door mr. E.J. van Veelen, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 27 januari 2016.