Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
1.Procesgang
2.Identiteit van de opgeëiste persoon
hierna: DT&V) is verklaard dat door de opgeëiste persoon zou zijn gezegd dat hij [persoon 1] heet, heeft geen waarde, nu deze verklaring niet door haar cliënt is ondertekend, aldus de raadsvrouw.
During a house search a person was found who identified himself as [naam 1] . He was not detained. Further investigation revealed that he had been found guilty of drug-related offices (de rechtbank begrijpt: offences) in the Netherlands under the false identity of [persoon 2] . He was also recognized by several persons as co-client of [naam 2] and [naam 3] . Further investigation revealed the suspects’s real identity, notably [persoon 1] .”
de rechtbank begrijpt: [persoon 1]) in het verleden als alias heeft gebruikt, nadat hij in eerste instantie had verklaard dat die naam hem niets zei.
3.Grondslag en inhoud van het EAB
4.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
5.Strafbaarheid
6.Slotsom
7.Toepasselijke wetsbepalingen
8.Beslissing
[persoon 1]alias[persoon 2]aan de substituut-procureur des Konings bij het Parket van de procureur des Konings te Antwerpen, afdeling Antwerpen wegens de feiten waarvoor zijn overlevering wordt verzocht.