In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 22 maart 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, eiseres, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, verweerder. Eiseres had in januari 2012 de leegstand van haar gebouwen gemeld en verzocht om een beoordeling van de geschiktheid voor gebruik. Verweerder heeft in een leegstandsbeschikking vastgesteld dat de gebouwen geschikt zijn voor gebruik als kantoorpand, wat door eiseres werd betwist. Eiseres stelde dat deze beslissing een inbreuk op haar eigendomsrecht vormde en dat de leegstandsbeschikking te vergaande gevolgen had.
De rechtbank oordeelde dat verweerder in redelijkheid het publieke belang van het opheffen van de leegstand zwaarder kon laten wegen dan de last die dit voor eiseres met zich meebracht. De rechtbank concludeerde dat de enkele vaststelling dat de gebouwen geschikt zijn voor gebruik, geen inbreuk maakt op het eigendomsrecht van eiseres. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit, maar liet de rechtsgevolgen in stand, omdat verweerder terecht had vastgesteld dat de gebouwen geschikt zijn voor gebruik als kantoorpand. Eiseres kreeg het betaalde griffierecht vergoed en verweerder werd veroordeeld in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.488,-.