In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 24 februari 2016 een tussenvonnis gewezen in een civiele procedure tussen een eiser en twee gedaagden, waaronder Allianz Benelux N.V. De zaak betreft een geschil over de verjaring van een vordering en de meldingsplicht van de eiser in het kader van een ongevallenverzekering. De rechtbank heeft in een eerder tussenvonnis geoordeeld dat de vordering van de eiser niet is verjaard. De gedaagden, die gezamenlijk als verzekeraars worden aangeduid, hebben verzocht om terug te komen op deze beslissing, omdat zij nieuwe stukken hebben ingediend die volgens hen een andere conclusie rechtvaardigen. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de vordering van de eiser pas in 2012 opeisbaar is geworden, en dat de verjaringstermijn dus niet is verstreken. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de eiser zijn meldingsplicht niet heeft geschonden, omdat hij pas in 2012 op de hoogte was van blijvende invaliditeit. De rechtbank heeft de zaak aangehouden voor verdere beoordeling en het inbrengen van nieuwe producties door de partijen. De beslissing om de zaak aan te houden is genomen om de partijen de gelegenheid te geven om aanvullende informatie te verstrekken over de causaliteit van het ongeval en de gevolgen daarvan voor de vordering van de eiser.