ECLI:NL:RBAMS:2016:1870

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
6 april 2016
Publicatiedatum
4 april 2016
Zaaknummer
C/13/601845 / HA ZA 16-139
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Internationaal privaatrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Internationaal forumkeuzebeding en bevoegdheid van de rechter in civiele zaken

In deze zaak, die voor de Rechtbank Amsterdam is behandeld, heeft eiseres BSUR AGENCY B.V. een incident aanhangig gemaakt tegen gedaagde DAIMLER A.G. over de geldigheid van een internationaal forumkeuzebeding. Eiseres betwist dat het forumkeuzebeding tussen partijen is overeengekomen en dat het van toepassing is op de onderhavige vordering. De rechtbank heeft vastgesteld dat de rechter te Stuttgart, Duitsland, op basis van artikel 25 van de herschikte EEX-Vo, de aangewezen rechter is voor deze zaak. De rechtbank oordeelt dat de vragen over de geldigheid en reikwijdte van het forumkeuzebeding voorbehouden zijn aan de rechter te Stuttgart. Dit oordeel is gebaseerd op de noodzaak om onverenigbare beslissingen te voorkomen en de effectiviteit van forumkeuzebedingen te waarborgen. De rechtbank heeft de vordering van BSUR om de procedure aan te houden totdat de Duitse rechter heeft beslist over zijn bevoegdheid, toegewezen. De beslissing over de kosten van het incident is aangehouden tot de hoofdzaak. De rechtbank heeft de zaak naar de parkeerrol verwezen, zodat de meest gerede partij de zaak kan doen opbrengen na de beslissing van de rechter te Stuttgart.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rolnummer: C/13/601845 / HA ZA 16-139
Vonnis in incident van 6 april 2016
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BSUR AGENCY B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat mr. A.S. Rueb te Amsterdam,
tegen
de rechtspersoon naar vreemd recht
DAIMLER A.G.,
gevestigd te Stuttgart (Duitsland),
gedaagde in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
advocaat mr. R.C.K. van Oerle te Amsterdam.
Partijen zullen hierna Bsur en Daimler genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 11 december 2015,
  • de akte overlegging producties, van Bsur, met producties,
  • de incidentele conclusie tot aanhouding totdat de buitenlandse rechter over de bevoegdheid heeft geoordeeld en vervolgens tot onbevoegdheid van Daimler, met producties,
  • de incidentele conclusie van antwoord, met producties.
  • de (antwoord)akte van Daimler, met een proceskosten specificatie.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.De feiten en het geschil in de hoofdzaak

2.1.
Bsur is een reclamebureau. Daimler is een autofabrikant.
2.2.
Eind 2012 – begin 2013 heeft Bsur een reclame-concept gepresenteerd bij Daimler voor het merk Smart.
2.3.
Artikel 11 van de “General Purchase Conditions” (hierna: GPC) van Daimler bepaalt:
“Unless otherwise agreed, the laws of the Federal Republic of Germany apply. […] The courts of Stuttgart have exclusive jurisdiction for all present and future claims arising from the business connection with business persons, including receivables on bills of exchange and check receivables.”
2.4.
Daimler heeft de opdracht gegund aan een ander reclamebureau.
2.5.
In de hoofdzaak stelt Bsur dat Daimler, zonder toestemming, (elementen uit) haar concept gebruikt voor promotie van het merk Smart.
2.6.
Bij dagvaarding (Klage) van 1 februari 2016 heeft Daimler Bsur gedagvaard, om – kort samengevat – een verklaring voor recht te verkrijgen dat Daimler geen inbreuk maakt op de rechten van intellectuele eigendom van Bsur.

3.Het geschil in het incident

3.1.
Daimler vordert dat de rechtbank
  • i) de procedure aanhoudt totdat de Duitse rechter over zijn bevoegdheid heeft beslist en vervolgens
  • ii) zich onbevoegd verklaart om van de vorderingen kennis te nemen,
met veroordeling van Daimler in de proceskosten ten bedrage van € 30.028,10 op basis van artikel 1019h van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, te vermeerderen de nakosten en de wettelijke rente.
3.2.
Bsur voert verweer. Bsur betwist dat het forumkeuzebeding tussen partijen overeengekomen is, betwist dat het forumkeuzebeding ziet op de onrechtmatige daad die gepleegd zou zijn door inbreuk op haar auteursrechten te maken en voert aan dat Daimler misbruik van procesrecht maakt door zich op het forumkeuzebeding te beroepen en Bsur te dagvaarden voor de rechter te Stuttgart.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling in het incident

4.1.
De dagvaarding is uitgebracht op 11 december 2015. Op grond van artikelen 1 en 66 van de (herschikte) Verordening van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (hierna: herschikte EEX-Vo) is de herschikte EEX-Vo van toepassing op dit geschil.
4.2.
Artikel 31 lid 2 herschikte EEX-Vo bepaalt:
“Wanneer een zaak aanhangig wordt gemaakt bij een gerecht van een lidstaat dat op grond van een in artikel 25 bedoelde overeenkomst bij uitsluiting bevoegd is, houdt elk gerecht van de andere lidstaten, onverminderd artikel 26, de uitspraak aan totdat het krachtens de overeenkomst aangezochte gerecht verklaart geen bevoegdheid aan de overeenkomst te ontlenen.”
4.3.
Daimler is uitdrukkelijk verschenen met het doel de bevoegdheid van de rechtbank te betwisten, zodat artikel 26 herschikte EEX-Vo niet leidt tot bevoegdheid van de rechtbank.
4.4.
De preambule van de herschikte EEX-Vo onder (22) luidt:
“Om evenwel de doeltreffendheid van overeenkomsten inzake exclusieve forumkeuze te verbeteren en misbruik van procesrecht te voorkomen, moet een uitzondering op de algemene litispendentieregel worden getroffen met het oog op een bevredigende oplossing voor bepaalde situaties waarin zich een samenloop van procedures kan voordoen. Dat is het geval wanneer een ander dan het bij exclusieve forumkeuze aangewezen gerecht is aangezocht, en vervolgens tussen dezelfde partijen vorderingen voor het aangewezen gerecht worden aangebracht die hetzelfde onderwerp betreffen en op dezelfde oorzaak berusten. In een dergelijk geval moet het eerst aangezochte gerecht de procedure aanhouden zodra het aangewezen gerecht wordt aangezocht, en wel totdat dit laatste gerecht verklaart geen bevoegdheid te ontlenen aan de exclusieve forumkeuze. Dit dient om ervoor te zorgen dat het aangewezen gerecht in een dergelijke situatie voorrang krijgt om te beslissen over de geldigheid van het forumkeuzebeding en de mate waarin het beding geldt voor het voor hem dienende geschil. Het aangewezen gerecht moet aan de behandeling van de zaak kunnen beginnen, ongeacht of het niet-aangewezen gerecht al heeft besloten over aanhouding van de zaak.”
4.5.
De rechter te Stuttgart is (volgens de stellingen van Daimler) de op grond van artikel 25 herschikte EEX-Vo aangewezen rechter. De rechtbank is van oordeel dat het oordeel over de vragen of het forumkeuzebeding tussen partijen is overeengekomen en ook ziet op het onderhavige geschil in de hoofdzaak, is voorbehouden aan de rechter te Stuttgart. Een andere uitleg van artikel 31 lid 2 herschikte EEX-Vo zou de kans op onverenigbare beslissingen vergroten en afdoen aan het in de preambule geformuleerde doel van de verordening om de doeltreffendheid van forumkeuzebedingen te verbeteren. De verweren van Bsur ten aanzien van de geldigheid en uitleg van het forumkeuzebeding kunnen daarom – bij de Nederlandse rechter – niet slagen.
4.6.
De rechtbank is van oordeel dat het beroep op misbruik van recht onvoldoende onderbouwd is. De in de verordening neergelegde regeling zal leiden tot aanhouding en (dus:) vertraging van de procedure in Nederland en (eventueel) een inhoudelijke beoordeling van het geschil door de rechter te Stuttgart, maar door Bsur zijn geen (concrete) omstandigheden gesteld die kunnen leiden tot de conclusie dat Daimler de bevoegdheidsregel frauduleus heeft aangewend voor een ander doel dan waarvoor hij is bedoeld (vgl. Conclusie A.G. Jääskinen (ECLI:EU:C:2014:2443) vóór HvJEU 21 mei 2015, (ECLI:EU:C:2015:335)). De bevoegdheidsregel is immers bedoeld om de door partijen aangewezen rechter te laten beslissen over de geldigheid en reikwijdte van de forumkeuze.
4.7.
Dat wil zeggen dat de rechtbank het geschil moet aanhouden totdat de rechter te Stuttgart beslist heeft over de bevoegdheid om kennis te nemen van het geschil. De zaak zal daartoe naar de parkeerrol worden verwezen. De meest gerede partij kan, nadat de rechter te Stuttgart op dit punt een beslissing heeft genomen, de zaak doen opbrengen en die beslissing in het geding brengen. Vervolgens zal de rechtbank beslissen over de bevoegdheid om kennis te nemen van het geschil.
4.8.
De rechtbank zal de beslissing omtrent de kosten van het incident aanhouden, totdat in de hoofdzaak zal worden beslist.

5.De beslissing

De rechtbank
in het incident
5.1.
wijst de vordering tot aanhouding van de hoofdzaak toe,
5.2.
houdt de beslissing omtrent de kosten van het incident aan,
in de hoofdzaak
5.3.
bepaalt dat de zaak op de parkeerrol zal komen van
5 oktober 2016voor het overleggen door de in r.o. 4.7 bedoelde beslissing van de rechter te Stuttgart door de meest gerede partij,
5.4.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.H. Marcus, rechter, bijgestaan door mr. E.J. van Veelen, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 6 april 2016.