ECLI:NL:RBAMS:2016:186

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
8 januari 2016
Publicatiedatum
19 januari 2016
Zaaknummer
CV EXPL 15-11171
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake overeenkomst van aanneming van werk met betrekking tot dakopbouw en dakterras

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 8 januari 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiser] en [gedaagden gezamenlijk] over een overeenkomst van aanneming van werk. De overeenkomst, gesloten op 21 juni 2013, betrof de realisatie van een dakopbouw met dakterras. De aanneemsom bedroeg € 15.000,00 inclusief BTW, te betalen in vijf termijnen. [gedaagden gezamenlijk] hebben de eerste vier termijnen dubbel betaald, maar de laatste termijn is niet voldaan. [eiser] vorderde betaling van € 5.186,00, terwijl [gedaagden gezamenlijk] in reconventie een bedrag van € 12.939,00 terugvorderden wegens teveel betaalde bedragen en herstel van gebreken.

De kantonrechter oordeelde dat [gedaagden gezamenlijk] niet naar waarheid hebben voorgelicht en dat de vorderingen van [eiser] grotendeels gegrond zijn. De rechter stelde dat de werkzaamheden zijn opgeleverd en dat de facturen voor het meerwerk niet zijn voldaan. De kantonrechter wees de vorderingen van [gedaagden gezamenlijk] in reconventie af, omdat deze onvoldoende onderbouwd waren. De rechter veroordeelde [gedaagden gezamenlijk] tot betaling van € 2.578,51 inclusief BTW, en tot betaling van buitengerechtelijke kosten van € 386,78. Tevens werden de proceskosten aan de zijde van [eiser] toegewezen.

De uitspraak benadrukt het belang van correcte informatieverstrekking door partijen in een overeenkomst van aanneming van werk en de gevolgen van het niet nakomen van betalingsverplichtingen. De kantonrechter heeft de vorderingen uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat [eiser] direct kan overgaan tot uitvoering van het vonnis.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 4109706 CV EXPL 15-11171
vonnis van: 8 januari 2016
fno.: 8622

vonnis van de kantonrechter

I n z a k e

[eiser]

wonende te [woonplaats]
eiser in conventie, verweerder in reconventie
nader te noemen: [eiser]
gemachtigde: mr. H.J.E. de Bruin (ARAG Rechtsbijstand)
t e g e n

1. [gedaagde sub 1]

2. [gedaagde sub 2]

wonende te [woonplaats]
gedaagden in conventie, eisers in reconventie
nader te noemen: [gedaagden gezamenlijk]
procederend in persoon

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

De volgende processtukken zijn ingediend:
- de dagvaarding van 6 mei 2015 met producties;
- de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie met producties,
- het tussenvonnis van 3 juli 2015
- de conclusie repliek in conventie en van antwoord in reconventie met productie,
- de conclusie van dupliek in conventie en van repliek in reconventie,
- de conclusie van dupliek in reconventie met één productie,
- de akte uitlating productie.
Vervolgens is een datum voor vonnis bepaald.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

Feiten

1. Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend of niet (voldoende) weersproken, alsmede op grond van de overgelegde en in zoverre niet bestreden inhoud van de bewijsstukken, staat in dit geding het volgende vast:
1.1.
Tussen [eiser] enerzijds en [gedaagden gezamenlijk] anderzijds is op 21 juni 2013 een overeenkomst van aanneming van werk gesloten (verder: de overeenkomst). Deze overeenkomst zag op het realiseren van een dakopbouw met dakterras op de woning gelegen aan de [adres] . In de overeenkomst staat een aanneemsom opgenomen van € 15.000,00 inclusief BTW, te betalen in vijf termijnen van respectievelijk € 3.594,00, € 5.391,00,
€ 2.247,00, € 2.247,00 en € 1.521,00. Tegelijkertijd hebben de eigenaars van de woningen aan de [straat] [huisnummer] , [huisnummer] en [huisnummer] te [plaats] een overeenkomst met [eiser] gesloten, eveneens voor het plaatsen van een dakopbouw met dakterras.
1.2.
[gedaagden gezamenlijk] hebben de eerste vier termijnen twee keer betaald, een keer giraal en een keer contant. De laatste termijn is één keer betaald, behoudens € 500,00 (exclusief BTW).
1.3.
Op 21 januari 2014 heeft [eiser] aan [gedaagden gezamenlijk] een factuur gezonden met daarin de volgende beschrijving:
MEERWERK tbv dakopbouwMeer materiaal dan benodigd voor vlonder (arbeid niet gerekend) € 250,00Schuifpui is aangepast (dikker hout) na contract tekening € 300,00Hekwerk werd groter en balusters zijn veranderd (niet standaard) € 200,00Dorpels boven kozijnen gezet en gepoedercoat € 200,00De schacht moest groter € 100,00
matte folie € 110,00gat slaapkamer dakopbouw electra € 150,00deur hoger € 40,00nieuwe deur geleverd 400,00extra achterhout trapleuning 75,00vloerpotten voor hekwerk inbranden en stallen 450,00internetkabels in loze leidingen 150,00coax in loze leidingen 150,00gleuf gordijnenrails 75,002e deel eindfactuur 1.521,00ikea kast (40,00)
(…)
6% btw € 133,2621% btw € 401,10TOTAAL € 4.665,36
1.4.
Deze factuur is niet voldaan.

vordering en verweer in conventie

2. [eiser] vordert bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis gedaagden hoofdelijk te veroordelen tot betaling van € 5.186,00, met rente en gerechtelijke en buitengerechtelijke kosten.
3. Aan zijn vorderingen legt [eiser] ten grondslag dat de werkzaamheden zijn opgeleverd, zodat alle termijnen voldaan moeten worden. Dat geldt ook voor het gefactureeerde meerwerk dat is uitgevoerd. Hieraan hebben [gedaagden gezamenlijk] ondanks aanmaning niet voldaan.
4. Gedaagden voeren verweer tegen de vorderingen. Er is wel meerwerk overeengekomen, maar dat is grotendeels voldaan. Enkel de posten “matte folie” en “deur hoger” zijn akkoord en dienen nog voldaan te worden, nu hiervoor opdracht is gegeven. Het 2e deel van de eindfactuur is [gedaagden gezamenlijk] geheel onbekend. De hen wel bekende eindfactuur is voor een bedrag van € 500,00 niet voldaan omdat niet correct is opgeleverd. Op het verweer zal bij de beoordeling, voor zover van belang, nader worden ingegaan.

vordering en verweer in reconventie

5. In reconventie vorderen [gedaagden gezamenlijk] betaling door [eiser] van een teveel betaald bedrag van € 12.939,00, alsmede herstel van nog openstaande gebreken zoals die blijken uit de transcriptie van een telefoongesprek en emailcorrespondentie, met veroordeling van [eiser] in de kosten.
6. [eiser] voert verweer, waarop hierna, voor zover van belang, zal worden ingegaan.

beoordeling in conventie en reconventie

7. De eerste vraag die partijen verdeeld houdt, is wat de tussen partijen overeenkomen aanneemsom is. [eiser] stelt dat naast de in de schriftelijke overeenkomst genoemde
€ 15.000,00 inclusief BTW, eenzelfde bedrag is overeengekomen, maar dan zonder BTW en contant te betalen. [gedaagden gezamenlijk] hebben ook steeds twee identieke termijnen voldaan, behalve de laatste keer, aldus [eiser] . [gedaagden gezamenlijk] erkennen dat zij de eerste 4 termijnen dubbel hebben betaald: één keer per bank en één keer contant. Die contante betalingen vormden echter een voorschot voor aanschaf van materiaal en betaling van personeel, aldus [gedaagden gezamenlijk] . Dat is nooit verrekend, zo realiseren zij zich nu. Hiermee hebben [gedaagden gezamenlijk] de door [eiser] gestelde afspraken echter onvoldoende gemotiveerd betwist. Om te beginnen stemmen de dubbele betalingen precies overeen met de overeengekomen termijnen. Dat past in de stellingen van [eiser] en niet bij het betalen van voorschotten, daarvoor zou immers betaling van een rond bedrag meer voor de hand liggen. Voorts past het volgens [eiser] overeengekomen totaalbedrag van € 30.000,00 bij de voor de vergelijkbare werkzaamheden bij de buren overeengekomen aanneemsom van € 33.385,00. Dat een korting een aanneemsom van € 15.000 verklaart – een verschil van meer dan de helft – zoals [gedaagden gezamenlijk] stellen, is niet aannemelijk. Ook blijkt uit het door [gedaagden gezamenlijk] overgelegde betalingsoverzicht dat steeds eerst de girale betaling plaatsvond en pas daarna de contante betaling, terwijl toch kenmerkend voor een voorschot is dat dit aan de daadwerkelijke betaling vooraf gaat.Tenslotte acht de kantonrechter het onwaarschijnlijk dat [gedaagden gezamenlijk] , die blijkens de overgelegde producties zeer nauwgezet een dossier hebben bijgehouden, pas na twee jaar tot de ontdekking zijn gekomen dat zij dubbel hebben betaald. Dat zij al die tijd in afwachting waren van een eindafrekening en vervolgens terugbetaling door [eiser] , is al even onwaarschijnlijk. [gedaagden gezamenlijk] dienen dan ook het gevorderde restant van het eerste deel van de eindfactuur, alsmede het tweede deel van de eindfactuur te voldoen en de in reconventie gevorderde terugbetaling zal worden afgewezen. Alhoewel partijen dit kennelijk niet voor het gehele bedrag zijn overeengekomen, zal ook de gevorderde 21 % BTW over het toe te wijzen bedrag worden toegewezen, nu verschuldigdheid hiervan uit de wet volgt. Een bedrag van
(€ 2.021,00 * 1,21) € 2.445,41 is op dit punt toewijsbaar.
8. Uit het vorengaande volgt dat [gedaagden gezamenlijk] niet alleen hebben getracht [eiser] in het pak te naaien, maar ook dat zij de kantonrechter niet naar waarheid hebben voorgelicht. Op de voet van artikel 21 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering zal de kantonrechter aan de verplichting van [gedaagden gezamenlijk] hun standpunt te onderbouwen hierna – met name in reconventie – dan ook zwaardere eisen stellen dan gebruikelijk is.
9. Dan dient te worden beoordeeld of sprake is van meerwerk. De tussen partijen gesloten overeenkomst is een overeenkomst van aanneming van werk. In artikel 7:755 Burgerlijk Wetboek (BW) is voor een dergelijke overeenkomst bepaald wanneer de aannemer het recht heeft meerwerk in rekening te brengen. Daarvoor is vereist dat op verzoek van de opdrachtgever(s) werkzaamheden zijn toegevoegd of gewijzigd ten opzichte van de oorspronkelijke overeenkomst. Bovendien moet de aannemer de opdrachtgevers hebben gewezen op de extra kosten die hiervan het gevolg zouden zijn, tenzij de opdrachtgevers uit zichzelf hadden moeten begrijpen dat extra kosten het gevolg zouden zijn.
10. In onderhavig geval is, mede in het licht van de uitgebreide betwisting door [gedaagden gezamenlijk] , onvoldoende onderbouwd dat zij om aanpassing van de in de aannemingsovereenkomst opgenomen werkzaamheden hebben verzocht, behoudens ten aanzien van hetgeen zij hebben erkend. Weliswaar volgt uit het verweer van [gedaagden gezamenlijk] dat wel degelijk op onderdelen in overleg aanpassingen hebben plaatsgevonden ten opzichte van het oorspronkelijke plan, maar daarbij hebben zij tevens gemotiveerd waarom zij er op mochten vertrouwen dat dit niet tot extra kosten zou leiden. Vervolgens had het op de weg van [eiser] gelegen te onderbouwen dat hij heeft gewezen op extra kosten, althans dat voor [gedaagden gezamenlijk] duidelijk moest zijn dat van extra kosten sprake zou zijn. Dat heeft hij niet gedaan.
11. Nu uit de factuur van [eiser] volgt dat hij erkent voor € 40,00 schade aan een kast te hebben veroorzaakt, zal ter zake meerwerk inclusief BTW een bedrag van ((€ 110,00 + € 40,00 -/- € 40,00) * 1,21) € 133,10 worden toegewezen.
12. De in reconventie door [gedaagden gezamenlijk] gevorderde herstelwerkzaamheden zullen worden afgewezen, nu deze onvoldoende zijn onderbouwd, mede in het licht van hetgeen hiervoor onder 8 is overwogen. Weliswaar hebben [gedaagden gezamenlijk] in punt 41 van hun conclusie van antwoord omschreven op welke werkzaamheden zij het oog hebben, onvoldoende duidelijk is op welke wijze [eiser] hier zijn verplichtingen niet is nagekomen. [gedaagden gezamenlijk] hebben vervolgens bij het formuleren van hun vordering verwezen naar een door hen uitgewerkt telefoongesprek en door hen overgelegde emails, maar het is niet aan de kantonrechter hieruit te destilleren wat zij hebben bedoeld.
13. De buitengerechtelijke kosten zijn toewijsbaar nu een aanmaningsbrief als bedoeld in artikel 6:96 lid 6 BW is verzonden. Deze kosten zullen worden begroot op basis van de toe te wijzen hoofdsom.
14. Nu [gedaagden gezamenlijk] grotendeels in het ongelijk worden gesteld, zullen zij in de proceskosten in conventie en reconventie worden veroordeeld.

BESLISSING

De kantonrechter:
in conventie:
veroordeelt [gedaagden gezamenlijk] hoofdelijk, zo dat als de één betaalt, de ander niet meer hoeft te betalen, tot betaling van € 2.578,51 inclusief BTW, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 13 juli 2014 tot de dag van betaling;
veroordeelt [gedaagden gezamenlijk] hoofdelijk, zo dat als de één betaalt, de ander niet meer hoeft te betalen, tot betaling van € 386,78 aan buitengerechtelijke kosten;
veroordeelt [gedaagden gezamenlijk] hoofdelijk, zo dat als de één betaalt, de ander niet meer hoeft te betalen in de kosten van het geding in conventie, tot op heden aan de zijde van [eiser] begroot op:
exploot € 81,16
salaris € 350,00
griffierecht € 221,00
-----------------
totaal € 652,16
voor zover van toepassing, inclusief btw;
in reconventie:
wijst het gevorderde af;
veroordeelt [gedaagden gezamenlijk] in de kosten van [eiser] in reconventie, tot op heden begroot op € 600,00, voor zover van toepassing, inclusief btw;
in conventie en reconventie:
veroordeelt [gedaagden gezamenlijk] hoofdelijk, zo dat als de één betaalt, de ander niet meer hoeft te betalen, tot betaling van een bedrag van € 50,00 aan nasalaris, te verhogen met een bedrag van € 68,00 onder de voorwaarde dat betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden en [gedaagden gezamenlijk] niet binnen 14 dagen na aanschrijving vrijwillig aan het vonnis hebben voldaan, een en ander voor zover van toepassing, inclusief btw;
verklaart dit vonnis op de onderdelen I, II, III, V en VI uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Aldus gewezen door mr. C.W. Inden, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 8 januari 2016 in tegenwoordigheid van de griffier.