ECLI:NL:RBAMS:2016:1732

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
29 maart 2016
Publicatiedatum
29 maart 2016
Zaaknummer
C/13/582650 / FA RK 15-1601
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot nihilstelling van kinderalimentatie en afwijzing van proceskosten

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 6 april 2016 uitspraak gedaan in een verzoekschrift tot nihilstelling van kinderalimentatie. De verzoekster, de vrouw, heeft verzocht om de bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen op nihil te stellen, met ingang van de datum van het verzoekschrift. De vrouw stelt dat zij niet langer in staat is om de vastgestelde bijdrage van € 107,50 per kind per maand te voldoen, en heeft financiële bescheiden overgelegd ter onderbouwing van haar verzoek. De man, verweerder en zelfstandig verzoeker, heeft het verzoek van de vrouw bestreden en verzocht om afwijzing van het verzoek als niet ontvankelijk, ongegrond en/of onbewezen. Hij heeft aangevoerd dat de vrouw haar stellingen niet voldoende heeft onderbouwd en dat er geen inzicht is in haar huidige draagkracht.

De rechtbank heeft de ingediende stukken en de verklaringen van beide partijen ter zitting op 16 februari 2016 in overweging genomen. De rechtbank overweegt dat op grond van artikel 1:401 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek een rechterlijke uitspraak betreffende levensonderhoud kan worden gewijzigd indien er sprake is van gewijzigde omstandigheden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vrouw onvoldoende heeft aangetoond dat haar financiële situatie is gewijzigd ten opzichte van de eerdere beschikking van 5 april 2011. De rechtbank heeft geoordeeld dat de vrouw haar verzoek niet voldoende heeft gemotiveerd en heeft het verzoek tot wijziging van de alimentatie afgewezen. Ook het verzoek van de man om de vrouw te veroordelen in de proceskosten is afgewezen, omdat de rechtbank de aard van de procedure in overweging heeft genomen.

De beslissing van de rechtbank houdt in dat het verzoek van de vrouw tot wijziging van de alimentatie wordt afgewezen, evenals het meer of anders verzochte. De beschikking is openbaar uitgesproken door rechter R.M. Troost in aanwezigheid van griffier G. Veldman.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rekestnummer: C/13/582650 / FA RK 15-1601
Beschikking van 6 april 2016 betreffende nihilstelling kinderalimentatie
in de zaak van:
[vrouw] ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster bij verzoekschrift van 6 maart 2015,
tevens verwerende partij,
hierna te noemen de vrouw,
advocaat mr. G.C. Mourits te Reeuwijk,
tegen
[man] ,
wonende te [woonplaats] ,
verweerder, tevens zelfstandig verzoeker,
hierna te noemen de man,
advocaat mr. S.N. Ziekman-Meijerink te Amsterdam.

1.De procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de ingekomen stukken.
De zaak is behandeld ter terechtzitting met gesloten deuren van 16 februari 2016.
Gehoord zijn:
  • de vrouw;
  • de man en zijn advocaat.

2.De feiten

Partijen zijn gehuwd op [datum] te [plaats] . Hun huwelijk is op [datum] ontbonden door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking van deze rechtbank van [datum] in de registers van de burgerlijke stand.
Uit het huwelijk zijn geboren:
  • [minderjarige 1],
  • [minderjarige 2],
Partijen oefenen gezamenlijk het gezag uit. De kinderen verblijven sinds het uiteengaan van partijen bij de man.
Bij beschikking van 5 april 2011 van de rechtbank te Haarlem is bepaald dat de vrouw met ingang van de datum waarop de beschikking is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand dient te betalen een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen van € 107,50 per kind per maand.

2.Het verzoek van de vrouw

De vrouw verzoekt, met dienovereenkomstige wijziging van de beschikking van 5 april 2011 van de rechtbank te Haarlem, de door de vrouw te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen op nihil te stellen, met ingang van de datum van het verzoekschrift, althans op een zodanig bedrag en met ingang van een zodanig datum als de rechtbank juist acht.
De vrouw voert hiertoe als volgt aan: “De vrouw vraagt wijziging van voormelde beschikking nu deze niet meer voldoet aan de wettelijke maatstaven. De vrouw stelt dat zij niet langer in staat is om de hiervoor genoemde bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van genoemde minderjarige kinderen te voldoen. Zij overlegt hierbij financiële bescheiden waaruit haar stelling moge blijken, terwijl voorts een draagkrachtberekening wordt overgelegd.”.

3.Het verweer van de man

De man bestrijdt het verzoek van de vrouw. Hij verzoekt het verzoek van de vrouw af te wijzen als zijnde niet ontvankelijk, ongegrond en/of onbewezen, althans een zodanige beschikking te wijzen als de rechtbank in goede justitie zal vernemen te behoren en de vrouw te veroordelen in de proceskosten.
De man voert hiertoe aan dat de vrouw (wederom) niet heeft voldaan aan haar substantiëringsplicht. De vrouw heeft immers haar stellingen niet dan wel onvoldoende onderbouwd. Zij verwijst wel naar stukken, maar heeft in haar verzoekschrift haar verzoek in het geheel niet onderbouwd. Zij geeft geen inzicht in haar inkomen en daarmee niet in haar draagkracht. Bovendien zien de overgelegde financiële gegevens op het inkomen van de vrouw in 2014, terwijl voor de vaststelling van de draagkracht de huidige financiële gegevens van belang zijn. Volgens de man is derhalve niet inzichtelijk of er sprake is van gewijzigde omstandigheden in de zin van artikel 1:401 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) noch wat de huidige draagkracht van de vrouw is.
Mocht de vrouw ontvankelijk worden verklaard in haar verzoek, merkt de man op dat – zo de vrouw onvoldoende inkomsten genereert uit haar huidige werk hetgeen thans niet kan worden vastgesteld – het op de weg van de vrouw ligt om andere inkomsten te genereren. Zij is als moeder van de kinderen gehouden een bijdrage te leveren in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen, aldus de man
Ten aanzien van de ingangsdatum merkt de man op dat indien komt vast te staan dat de vrouw teveel heeft betaald in het verleden, de te veel betaalde alimentatie niet terug betaald hoeft te worden gelet op het consumptieve karakter van alimentatie.
De man verzoekt de rechtbank om te bepalen dat de vrouw wordt veroordeeld in de kosten van de procedure. Hij voert hiertoe aan dat de vrouw de man nodeloos op kosten heeft gejaagd. Zij heeft de procedure kennelijk chicaneus of tegen beter weten in ingesteld, om welke redenen zij veroordeeld moet worden in de proceskosten.

4.De beoordeling

De rechtbank overweegt het volgende.
Ingevolge artikel 1:401 lid 1 BW kan een rechterlijke uitspraak of overeenkomst betreffende levensonderhoud worden gewijzigd of ingetrokken, wanneer zij nadien door wijziging van omstandigheden ophoudt aan de wettelijke maatstaven te voldoen.
In het verzoekschrift is namens de vrouw slechts opgenomen dat de beschikking van 5 april 2011 niet meer voldoet aan de wettelijke maatstaven en dat de vrouw niet langer in staat is om de vastgestelde bijdragen te voldoen. De vrouw heeft ter zitting ter onderbouwing van haar verzoek zelf naar voren gebracht waarom zij de vastgestelde bijdragen niet langer kan voldoen. Zij heeft hiertoe aangevoerd dat de kinderen thans vaker bij haar zijn dan voorheen en zij extra kosten moet maken, terwijl haar inkomsten zijn gedaald. Zij stelt dat zij mitsdien niet langer de vastgestelde bijdrage kan betalen. Namens de man is hiertegen aangevoerd dat de vrouw dat onvoldoende heeft onderbouwd.
De rechtbank is van oordeel dat het door de vrouw ter zitting gestelde is te beschouwen als een omstandigheid in de zin van voornoemd artikel. Daarom zal worden beoordeeld of en zo ja, in hoeverre de onderhoudsbijdrage is opgehouden aan de wettelijke maatstaven te voldoen.
De rechtbank overweegt dat het aan de vrouw is om te stellen en zo nodig te bewijzen dat de onderhoudsbijdrage is opgehouden aan de wettelijke maatstaven te voldoen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de vrouw tegenover de gemotiveerde betwisting van de man haar stelling dat zij geen draagkracht meer heeft om de vastgestelde kinderbijdrage te voldoen onvoldoende gemotiveerd onderbouwd. De enkele verwijzing naar de overlegde producties zonder enige toelichting is volgens vaste rechtspraak hiertoe onvoldoende. Hetgeen de vrouw ter zitting naar voren heeft gebracht is door de man gemotiveerd betwist, zodat dit niet in rechte is komen vast te staan. Bij gebrek aan een bewijsaanbod, komt de rechtbank niet toe aan bewijslevering. Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat het verzoek van de vrouw bij gebrek aan gemotiveerde onderbouwing zal worden afgewezen.
Het verzoek van de man met betrekking tot veroordeling van de vrouw in de proceskosten zal de rechtbank gelet op de aard van de onderhavige procedure afwijzen. Dat het onderhavige verzoekschrift nagenoeg gelijkluidend is aan het verzoekschrift van de vrouw van 31 mei 2013 (behoudens de thans toegevoegde verwijzing naar de draagkrachtberekening) en dat het daarin vermelde verzoek destijds is afgewezen wegens gebrek aan onderbouwing overwegende dat “de vrouw na laat te stellen van welk inkomen aan haar zijde moet worden uitgegaan en zij enkel verwijst naar de door haar overgelegde jaarstukken. Het zonder nadere toelichting stukken in het geding brengen, is in het kader van de onderhavige procedure onvoldoende” is hiertoe thans onvoldoende. De rechtbank neemt daarbij in overweging dat er door partijen na het indienen van het onderhavig verzoekschrift nog is gecorrespondeerd over een eventuele nihilstelling.
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

5.De beslissing

De rechtbank:
- wijst het verzoek van de vrouw tot wijziging van de bij beschikking van de rechtbank Haarlem van 5 april 2011 bepaalde bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige kinderen van partijen af;
- wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. R.M. Troost, rechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. G. Veldman, griffier, op 6 april 2016. [1]

Voetnoten

1.Voor zover tegen de beschikking hoger beroep openstaat kan dit via een advocaat worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam (IJdok 20 / Postbus 1312, 1000 BH).