Uitspraak
2.Het geschil
€ 14.467,- bruto;
€ 57.873,- bruto;
3.De beoordeling
28 167 waarnaar Continu verwijst is niet het wetsvoorstel dat tot de wijziging van artikel 7:653 BW per 1 januari 2015 heeft geleid. Het wetsvoorstel 28 167 is door de Eerste Kamer in 2006 verworpen. Volgens voornoemd wetsvoorstel was een beding tussen werkgever en werknemer waarbij deze laatste wordt beperkt in zijn bevoegdheid om na het einde van de overeenkomst op zekere wijze werkzaam te zijn slechts geldig, indien (onder andere) de werkgever zich daarbij heeft verbonden een billijke vergoeding te betalen voor iedere maand dat de beperking voortduurt. Deze voorwaarde is in het huidige artikel 7:653 BW niet opgenomen. In het destijds voorgestelde (en verworpen) lid 8 werd bepaald, kort gezegd, dat een relatiebeding niet onder de werking van het artikel valt. Een dergelijke bepaling is evenmin in het huidige artikel 7:653 BW opgenomen.
“een beding tussen werkgever en werknemer waarbij deze laatste wordt beperkt in zijn bevoegdheid om na het einde van de overeenkomst op zekere wijze werkzaam te zijn”is in 2015 niet gewijzigd. Naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter valt onder voornoemd beding ook het relatiebeding, zo volgt uit de literatuur en jurisprudentie. Immers, het relatiebeding is een tussen partijen in het kader van hun arbeidsovereenkomst gesloten beding ten behoeve van Continu als werkgever en [eiser] als werknemer, welke laatste zich daarbij verplicht om zich na het einde van het dienstverband te onthouden van de daarin omschreven – concurrerende – activiteiten in het economisch verkeer [1] .
voornemenste zijn het contract om te zetten voor onbepaalde tijd. Deze omstandigheid maakt voornoemd ‘nadeel’ in dit geval niet anders. Immers, Continu heeft [eiser] relatief lange tijd in onzekerheid gelaten omtrent zijn toekomst bij Continu. De wettelijke eisen, die aan het concurrentiebeding in een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd worden gesteld, gelden daarom onverkort.
formelevereisten voor de motivering is voldaan.
noodzakelijkis vanwege zwaarwegende bedrijfs- of dienstbelangen. De wetsgeschiedenis van de WWZ biedt nauwelijks aanknopingspunten voor een nadere invulling van het criterium ‘zwaarwegend bedrijfs- of dienstbelang’. Wel wordt in de literatuur aangenomen dat het een zware toets betreft, gelet op het uitgangspunt dat een concurrentiebeding in een tijdelijke arbeidsovereenkomst niet geldig is. Uit de parlementaire geschiedenis blijkt dat sprake dient te zijn van ‘specifieke werkzaamheden’ of een ‘specifieke functie’ die per geval een afweging en motivering vergt.
‘De door werknemer te bekleden functie van adviseur heeft hem/haar toegang tot belangrijke informatie, daaronder begrepen tarifering en marges, zowel ten aanzien van opdrachtgevers van werkgeefster alsook van werkgeefster zelf.’heeft een algemene strekking en is onvoldoende kenbaar toegesneden op de persoon van [eiser] . Niet duidelijk is om welke specifieke werkzaamheden het gaat. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat in het contract een functieomschrijving ontbreekt, en de functienaam in dit verband onvoldoende aanknopingspunten biedt. Ook de
‘belangrijke informatie’is onvoldoende omgeschreven om de noodzaak van het concurrentiebeding naast het geheimhoudingsbeding te kunnen onderbouwen, zoals [eiser] terecht heeft opgemerkt.
exploitkosten € 99,88
griffierecht € 471,00
-----------------
totaal € 970,88
n conventie en in reconventie: