ECLI:NL:RBAMS:2016:1678

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
24 maart 2016
Publicatiedatum
25 maart 2016
Zaaknummer
KK EXPL 16-200
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag na AOW-gerechtigde leeftijd en de toepassing van het pensioenbeding in arbeidsovereenkomsten

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 24 maart 2016 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiser] en de besloten vennootschap Exploitatiemaatschappij Marie Heinekenplein B.V. [eiser] vorderde dat de kantonrechter Heinekenplein zou veroordelen om hem toe te laten tot zijn werkzaamheden en om zijn salaris te betalen, na een opzegging van de arbeidsovereenkomst door Heinekenplein. De arbeidsovereenkomst was aangegaan op 2 februari 2015, maar Heinekenplein had deze opgezegd zonder toestemming van [eiser] en zonder toestemming van het UWV, met als argument dat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig was beëindigd op basis van het pensioenbeding, omdat [eiser] de AOW-gerechtigde leeftijd had bereikt. De kantonrechter moest beoordelen of de opzegging rechtsgeldig was en of er sprake was van een nieuwe arbeidsovereenkomst na de pensioengerechtigde leeftijd.

De kantonrechter overwoog dat de arbeidsovereenkomst van [eiser] op basis van het pensioenbeding op de pensioendatum van rechtswege eindigde. De rechter concludeerde dat Heinekenplein slechts eenmaal gebruik had gemaakt van het recht om de arbeidsovereenkomst te beëindigen op basis van de pensioengerechtigde leeftijd. De vordering van [eiser] werd afgewezen, omdat de kantonrechter oordeelde dat de arbeidsovereenkomst niet opnieuw was aangegaan na de pensioendatum en dat de opzegging door Heinekenplein rechtsgeldig was. [eiser] werd veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 4811000 KK EXPL 16-200
vonnis van: 24 maart 2016
func.: 21925
vonnis van de kantonrechter kort geding
I n z a k e
[eiser]
wonende te [woonplaats]
eiser
nader te noemen: [eiser]
gemachtigde: mr. J.L.W. Nillesen
t e g e n
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Exploitatiemaatschappij Marie Heinekenplein B.V.
gevestigd te Amsterdam
gedaagde
nader te noemen: Heinekenplein
gemachtigde: mr. R.R.F. van der Mark
VERLOOP VAN DE PROCEDURE
Bij dagvaarding van 12 februari 2016 met bewijsstukken heeft [eiser] een voorziening gevorderd.
Ter terechtzitting van 10 maart 2016 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. [eiser] is verschenen met zijn gemachtigde. Namens Heinekenplein is [naam 1] verschenen, vergezeld door de gemachtigde. Partijen hebben ter zitting hun standpunt toegelicht, Heinekenplein aan de hand van een pleitnota, en vragen beantwoord. Na verder debat is vonnis gevraagd, dat is bepaald op vandaag.
GRONDEN VAN DE BESLISSING
Uitgangspunten
1. Als uitgangspunt geldt het volgende.
1.1 [eiser] en Heinekenplein zijn op 2 februari 2015 een arbeidsovereenkomst aangegaan voor bepaalde tijd (hierna: de arbeidsovereenkomst). De arbeidsovereenkomst sluit aan op arbeidsovereenkomsten van [eiser] met rechtsvoorgangers van Heinekenplein. De arbeidsovereenkomst heeft daarom te gelden als een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd.
1.2 [eiser] is werkzaam als vakkracht op basis van 69,3 uur per maand tegen een bruto maandsalaris van € 682,31.
1.3 Op de arbeidsovereenkomst is het Arbeidsvoorwaardenreglement Koninklijke Horeca Nederland van toepassing. In artikel 2.6 is het volgende bepaald:
“Voor de beëindiging van de arbeidsovereenkomst gelden de bepalingen van het Burgerlijk Wetboek, tenzij daarvan in het hiernavolgende is afgeweken.
Uitzondering:
De arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd of onbepaalde tijd eindigt zonder nadere opzegging op de dag waarop je de AOW-gerechtigde leeftijd bereikt.”
(hierna: het pensioenbeding).
1.4 Op [datum] heeft [eiser] de AOW-gerechtigde leeftijd bereikt.
1.5 Bij brieven van 11 oktober 2015 en 30 oktober 2015 heeft Heinekenplein zonder toestemming van [eiser] de arbeidsovereenkomst opgezegd tegen 1 februari 2016.
1.6 Bij brief van 13 november 2015 heeft [eiser] zich verzet tegen de opzegging en zich bereid verklaard zijn werkzaamheden te hervatten.

2.Het geschil

2.1
[eiser] vordert dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, zakelijk weergegeven:
1. Heinekenplein veroordeelt om [eiser] binnen twee dagen na betekening van het vonnis toe te laten tot zijn werkzaamheden op straffe van een dwangsom van € 250,- per dag met een maximum van € 25.000,-;
2. Heinekenplein veroordeelt om binnen twee dagen na betekening van het vonnis aan [eiser] te betalen het bruto maandloon van € 682,31 met ingang van 1 februari 2016 tot de dag dat de arbeidsovereenkomst zal zijn geëindigd, vermeerderd met de vertragingsrente ex artikel 7: 625 BW en de wettelijke rente tot de dag van voldoening,
met veroordeling van Heinekenplein in de proceskosten.
2.2
[eiser] legt aan zijn vordering ten grondslag dat voor de opzegging van de arbeidsovereenkomst toestemming is vereist van het UWV of de kantonrechter. Vanwege het pensioenbeding is na [datum] sprake van een nieuwe arbeidsovereenkomst voor de opzegging waarvan artikel 7:669 lid 4 BW niet van toepassing is.
2.3
Heinekenplein heeft de vordering van [eiser] bestreden. Daartoe heeft Heinekenplein aangevoerd dat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig is beëindigd, omdat voor de opzegging van de arbeidsovereenkomst op de voet van artikel 7:669 lid 4 BW geen toestemming is vereist.
2.4
Op de standpunten van partijen zal voor zover van belang bij de beoordeling verder worden ingegaan.

3.De beoordeling

3.1
In dit kort geding dient te worden beoordeeld of de in deze zaak aannemelijk te achten omstandigheden een ordemaatregel vereisen dan wel of de vordering van [eiser] in een bodemprocedure een zodanige kans van slagen heeft dat het gerechtvaardigd is op de toewijzing daarvan vooruit te lopen door het treffen van een voorziening zoals gevorderd. Het navolgende behelst dan ook niet meer dan een voorlopig oordeel over het geschil tussen partijen.
3.2
Partijen twisten over de toepassing van artikel 7:669 lid 4 BW.
3.3
Volgens [eiser] is voornoemde bepaling niet van toepassing op de opzegging in oktober 2015 door het pensioenbeding. Het pensioenbeding heeft ertoe geleid dat de arbeidsovereenkomst op [datum] is geëindigd. Daarna is een nieuwe arbeidsovereenkomst aangegaan voor onbepaalde tijd. De eenmalige opzeggingsmogelijkheid in verband met de pensioenleeftijd is al gebruikt door Heinekenplein door het pensioenbeding, zo heeft [eiser] ter zitting toegelicht. Op de opzegging van de nieuwe arbeidsovereenkomst zijn de gewone regels van het ontslagrecht van toepassing zijn, aldus nog steeds [eiser] .
3.4
Heinekenplein heeft betwist dat na [datum] sprake is van een nieuwe arbeidsovereenkomst. De bestaande arbeidsovereenkomst tussen partijen is op [datum] voortgezet, zo stelt Heinekenplein
.In artikel 7:669 lid 4 BW is uitdrukkelijk vastgelegd dat de opzegging ook kan na de dag waarop de werknemer de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt. De ratio van voornoemde bepaling is gelegen in de wens van de wetgever om het voor een werkgever aantrekkelijker te maken om een werknemer te laten doorwerken na de pensioendatum, zo heeft Heinekenplein betoogd. Volgens Heinekenplein wordt haar stellingname ondersteund door artikel 7:671 lid 1 sub g BW (opzegging ex artikel 7:669 lid 4, zijnde één van de uitzonderingen op de regel dat de werkgever de arbeidsovereenkomst niet kan opzeggen zonder toestemming van de werknemer), alsmede door de artikelen 7:671b en 7:671b BW, waarin de situaties zijn opgesomd dat toestemming is vereist voor de opzegging van de arbeidsovereenkomst. De pensioengerechtigde leeftijd komt in deze opsommingen niet voor.
3.5
De kantonrechter overweegt als volgt.
3.6
In artikel 7:669 lid 4 BW is het volgende bepaald:
Tenzij schriftelijk anders is overeengekomen, kan de werkgever de arbeidsovereenkomst eveneens opzeggen in verband met of na de dag waarop de werknemers de in artikel 7a, lid 1, van de Algemene Ouderdomswet bedoelde leeftijd heeft bereikt, of, indien voor hem een afwijkende pensioenleeftijd heeft bereikt, de leeftijd heeft bereikt waarop voor hem recht op pensioen ontstaat, indien de arbeidsovereenkomst is ingegaan voor het bereiken van die leeftijd.
3.7
In de memorie van toelichting is over het toenmalige derde lid van artikel 7:669 BW onder meer het volgende opgemerkt [1] :
“De werkgever kan eenmalig gebruik maken van het recht om zich te beroepen op
het bereiken of bereikt hebben van de pensioengerechtigde leeftijd door de werknemer als ontslaggrond, zonder dat het UWV om toestemming hoeft te worden gevraagd of ontbinding nodig is. Wel moet de werknemer dan voor het bereiken van die leeftijd in dienst zijn geweest. Het derde lid ziet niet op de situatie waarin de werknemer pas na het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd in dienst is gekomen bij de werkgever. Is de werknemer pas na het bereiken van die leeftijd in dienst gekomen, dan gelden de gebruikelijke regels voor opzegging en ontbinding.”
3.8
Gelet op het voorgaande wordt voorshands geoordeeld dat de vordering van [eiser] niet kan slagen. Heinekenplein heeft de arbeidsovereenkomst met [eiser] in verband met zijn pensioendatum eerst in oktober 2015
opgezegd. Volgens het pensioenbeding, dat klaarblijkelijk onder de oude regelgeving is opgenomen in de arbeidsreglement, eindigt de arbeidsovereenkomst op de pensioendatum van rechtswege
zonder opzegging.Partijen hebben aan dit beding geen uitvoering gegeven, maar hebben de reeds bestaande arbeidsovereenkomst stilzwijgend
voortgezet. Het betoog dat sprake is van een nieuwe arbeidsovereenkomst na [datum] kan dogmatisch misschien wel worden gevolgd, maar doet geen recht aan de feitelijk situatie, noch aan de strekking van artikel 7:669 lid 4 BW. Immers, [eiser] was voor en na zijn pensioendatum in dienst van Heinekenplein, en Heinekenplein heeft slechts eenmaal gebruik gemaakt van het recht om zich te beroepen op het door [eiser] bereikt hebben van de pensioengerechtigde leeftijd als grond voor opzegging van de arbeidsovereenkomst. Indien het betoog van [eiser] zou worden gevolgd, wordt voorbij gegaan aan het door de regering geachte voordeel van de regeling dat de werkgever de pensioengerechtigde werknemer na het bereiken van de pensioendatum kan laten doorwerken in de wetenschap dat bij een ontslag geen procedure hoeft te worden gevolgd om de arbeidsovereenkomst te beëindigen [2] . Voorts wordt in aanmerking genomen dat het doel van de regeling is om werken na de AOW-leeftijd voor werknemers mogelijk te maken.
3.9
De conclusie is dat de vordering van [eiser] zal worden afgewezen. [eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij de proceskosten moeten dragen.
De beslissing
De kantonrechter:
  • wijst het gevorderde af;
  • veroordeelt [eiser] in de kosten van de procedure, aan de zijde van Heinekenplein begroot op € 400,- voor salaris van de gemachtigde, voor zover verschuldigd, inclusief BTW;
  • veroordeelt [eiser] tot betaling van een bedrag van € 50,00 aan nasalaris, te verhogen met een bedrag van € 68,00 onder de voorwaarde dat betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden en gedaagden niet binnen 14 dagen na aanschrijving vrijwillig aan het vonnis hebben voldaan, een en ander voor zover van toepassing inclusief BTW;
  • verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.J. Lourens, en in het openbaar uitgesproken op 24 maart 2016 in tegenwoordigheid van de griffier.

Voetnoten

1.Kamerstukken II 2013/2013, 33818, 3, p. 98-101
2.Kamerstukken II 2013/14, 33818, p. 47