ECLI:NL:RBAMS:2016:1664

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
22 maart 2016
Publicatiedatum
25 maart 2016
Zaaknummer
HA RK 108.2016
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot verschoning van de rechter in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 22 maart 2016 een beslissing genomen op een verzoek tot verschoning van de rechter, ingediend onder rekestnummer C/13/604572 HA RK 108.2016. De rechter, mr. S.E. Reichert, heeft tijdens een zitting op 16 maart 2016 geconstateerd dat zij de eiseres persoonlijk kent, wat haar onpartijdigheid in het geding zou kunnen brengen. Dit leidde tot de beslissing om zich te verschonen van de zaak. De rechtbank heeft vastgesteld dat de procedure voor verschoning niet ter terechtzitting hoeft plaats te vinden, in tegenstelling tot een wrakingsverzoek. De rechtbank heeft het verzoek tot verschoning toegewezen, waarbij de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de rechter voorop stonden. De beslissing houdt in dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek tot verschoning. Tegen deze beslissing staat geen voorziening open op grond van artikel 8:20 lid 3 van de Algemene wet bestuursrecht.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Wrakingskamer

Beslissing op de onder rekestnummer C/13/604572 HA RK 108.2016 ingeschreven verzoek tot verschoning ingediend door:
Mr. S.E. REICHERT, bestuursrechter in de rechtbank Amsterdam, hierna: de rechter.

1.Verloop van de procedure

1.1
Bij de rechtbank Amsterdam, afdeling Publiekrecht, team bestuurszaken is onder [zaaknummer] een zaak aanhangig.
1.2
Op 16 maart 2016 heeft een zitting plaatsgevonden waarop voormelde zaak is behandeld door de rechter.
1.3
Van de behandeling ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt waaruit blijkt dat de rechter partijen heeft medegedeeld dat zij zich wenst te verschonen waarna de behandeling is geschorst.

2.Het verzoek

Aan het verzoek wordt het volgende ten grondslag gelegd. De zaak onder zaaknummer AMS 16/166 is geregistreerd door de rechtbank op naam van een andere partij. Bij de voorbereiding van de zitting is gebleken dat die partij ten onrechte als
eiseres is aangemerkt. Het beroep is ingesteld namens een andere eiseres. Na confrontatie met eiseres ter zitting heeft de rechter haar herkend als iemand die zij kent. Na beraad heeft de rechter partijen meegedeeld dat zij zich wenst te verschonen, omdat zij zich niet vrij voelt om over deze zaak te oordelen.

3.De beoordeling

3.1
Op grond van het bepaalde in artikel 8 : 19 lid 1 van de Algemene wet bestuursrecht dient in een verschoningsprocedure te worden beslist of er sprake is van de in artikel 8: 15 Awb genoemde feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden. Uit voormeld artikel valt af te leiden dat de behandeling van een verschoningsverzoek, anders dan de behandeling van een wrakingsverzoek, niet ter terechtzitting behoeft plaats te vinden. De rechtbank zal daarom zonder mondelinge behandeling een beslissing nemen op het verzoek.
3.2
Verschoning is een middel ter verzekering van de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de rechter.
3.3
Nu de rechter ter zitting heeft aangegeven zich niet meer vrij te voelen de zaak te behandelen, omdat zij eiseres, naar de rechtbank begrijpt, persoonlijk kent, en voorts mede gelet op aanbeveling 2 van de Leidraad onpartijdigheid en nevenfuncties in de rechtspraak, wordt het verzoek toegewezen.
BESLISSING
De rechtbank:
 wijst het verzoek tot verschoning toe en bepaalt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek tot verschoning;
 beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 8 : 20 lid 2 Awb wordt toegezonden aan:
 aan partijen in de hoofdprocedure via hun de gemachtigden;
 de rechter.
Aldus gewezen door mrs. N.C.H. Blankevoort, voorzitter, A.J. Dondorp en M.G. Tarlavski-Reurslag, leden, op 22 maart 2016 in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 8:20 lid 3 AWB geen voorziening open.