ECLI:NL:RBAMS:2016:1659

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
15 januari 2016
Publicatiedatum
25 maart 2016
Zaaknummer
HA RK 14-2016
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van heroverweging van rolbeslissing in wrakingsprocedure

Op 15 januari 2016 heeft verzoeker een wrakingsverzoek ingediend tegen mr. A.W.J. Ros, kantonrechter te Amsterdam, met betrekking tot een eerder genomen rolbeslissing. De rechtbank heeft kennisgenomen van verschillende processtukken, waaronder het wrakingsverzoek en de schriftelijke reactie van de rechter. Tijdens de openbare zitting op 12 februari 2016 is het verzoek behandeld, maar verzoeker is niet verschenen. De rechter heeft aangegeven niet in de wraking te berusten. De zaak betreft een eerder ingediende procedure met rolnummer CV 15-22057, waarbij verzoeker op 12 november 2015 een wrakingsverzoek had ingediend dat was afgewezen. De rolrechter had op 24 december 2015 besloten om de wederpartij van verzoeker de gelegenheid te geven om op 21 januari 2016 een conclusie van antwoord in oppositie te nemen. Verzoeker heeft zich beklaagd over deze beslissing en verzocht om heroverweging, maar de rechter heeft dit verzoek afgewezen. De rechtbank oordeelt dat de weigering van de rechter om de rolbeslissing te heroverwegen een processuele beslissing is die geen grond voor wraking oplevert. De rechtbank wijst het verzoek tot wraking af en bepaalt dat toekomstige wrakingsverzoeken in deze zaak niet in behandeling worden genomen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Wrakingskamer
Beslissing op het op 15 januari 2016 ingekomen en onder rekestnummer
HA RK 14.2016 ingeschreven verzoek van:
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker,
welk verzoek strekt tot wraking van mr. A.WJ. Ros, kantonrechter te Amsterdam, hierna: de rechter.

1.Verloop van de procedure

1.1
De rechtbank heeft kennisgenomen van de navolgende processtukken:
  • het wrakingsverzoek d.d.14 januari 2016;
  • de brief van verzoeker d.d. 13 januari 2016 gericht aan de rechter;
  • de schriftelijke reactie met bijlagen van de rechter d.d. 15 januari 2016;
  • de uitspraak van de wrakingskamer van 12 november 2015 (zaaknummer HA RK 341.2015) .
1.2
De rechter heeft meegedeeld niet in de wraking te berusten.
Het verzoek is behandeld ter openbare terechtzitting van 12 februari 2015, waar de rechtbank de rechter heeft gehoord. Verzoeker is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen, De uitspraak is bepaald op 26 februari 2016.

2.De beoordeling

Van de volgende feiten wordt uitgegaan:
Bij de rechter is een zaak van verzoeker in behandeling met rolnummer CV 15-22057.
Verzoeker heeft de rechter in deze zaak gewraakt op 12 november 2015. Dat verzoek is bij beslissing van de wrakingskamer van 18 december 2015 afgewezen.
Op de rolzitting van 24 december 2015 heeft de rolrechter (een collega van de rechter) de beslissing genomen om de wederpartij van verzoeker nogmaals gelegenheid te geven om op 21 januari 2016 een conclusie van antwoord in oppositie te nemen. Bij brief van 24 december 2015 is aan de wederpartij van verzoeker meegedeeld dat de zaak diende op 12 november 2015 en dat de zaak toen voor antwoord in oppositie stond. Omdat verzoeker op 12 november 2015 zijn wrakingsverzoek had ingediend is de zaak aangehouden tot 24 december 2015. Het was de rolrechter gebleken dat de wederpartij op 12 november 2015 niet had geconcludeerd, geen uitstel had gevraagd en abusievelijk van de aanhouding wegens de indiening van het wrakingsverzoek geen bericht had ontvangen. Gelet op die gang van zaken heeft de rolrechter ambtshalve besloten om uitstel te verlenen voor antwoord in oppositie. De zaak is daartoe verwezen naar de rol van 21 januari 2015.
In de brief van 24 december 2015 die naar aanleiding van deze beslissing aan verzoeker is verzonden, is per abuis vermeld dat uitstel was verleend op verzoek van zijn wederpartij. Bij brief van 4 januari 2016 is dit door de griffie aan klager meegedeeld en is de brief van 24 december 2015 die aan de wederpartij was verzonden bijgevoegd.
Op 5 januari 2016 heeft verzoeker zich bij de rechter over het verleende uitstel beklaagd, omdat de rechter bij vonnis van 15 oktober 2015 had bepaald dat de zaak op 12 november 2015 zou dienen voor antwoord in oppositie. Verzoeker acht de beslissing die op 24 december 2015 is genomen in strijd met de eerdere beslissing van 15 oktober 2015. Hij heeft de rechter verzocht om de beslissing van de rolrechter te heroverwegen.
De rechter heeft bij brief van 11 januari 2016 meegedeeld dat hij geen aanleiding zag om terug te komen op de eerder genomen rolbeslissingen.

3.De gronden van het verzoek

Verzoeker heeft aan zijn verzoek het volgende ten grondslag gelegd.
De rechter heeft zich partijdig getoond dan wel de schijn van partijdigheid gewekt door zijn beslissing van 11 januari 2016, omdat deze beslissing niet is gemotiveerd. Voorts wijkt deze beslissing af van die in het tussenvonnis van 15 oktober 2015. Volgens verzoeker wordt hij door deze beslissing van de rechter benadeeld en wordt hij in zijn verdediging geschaad. Verzoeker omschrijft dit als een “uneven playing field”.

4.De reactie van de rechter

4.1
De rechter heeft aangevoerd dat een kantonrechter op grond van het landelijke rolreglement (artikel 1.4) de bevoegdheid heeft om af te wijken van de gewone regels indien daartoe aanleiding bestaan. Daarop berust zowel de beslissing van zijn collega om de wederpartij van verzoeker nogmaals de gelegenheid te geven voor een conclusie van antwoord in oppositie op de rol van 21 januari 2016 als de afwijzing van het verzoek tot heroverweging van 11 januari 2016.
4.2
De rechter heeft in het wrakingsverzoek geen gronden aangetroffen voor de objectief gerechtsvaardigde vrees voor partijdigheid. Dergelijke gronden hebben zich ook niet voorgedaan.
4.3
Voor zover het verzoek is gericht tegen de rolbeslissing van 24 december 2015 geldt bovendien dat deze beslissing is genomen door de rolrechter die niet tevens de behandelend rechter is van de zaak van verzoeker en van zijn wederpartij. Die rolrechter heeft verder geen enkele bemoeienis met deze zaak.

5.De gronden van de beslissing

5.1.Ingevolge artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering kan een rechter worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
5.2
Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter dient voorop te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij deze partij dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
5.3
De weigering van de rechter om de op de rolzitting van 24 december 2015 genomen beslissing tot aanhouding te heroverwegen is een processuele beslissing. Het door een rechter nemen van een (niet welgevallige) processuele beslissing levert op zichzelf volgens vaste jurisprudentie geen grond op voor wraking. Dat kan onder omstandigheden anders zijn, indien deze beslissing onbegrijpelijk is. Daarvan is in deze zaak geen sprake. De juistheid van de door de rechter genomen beslissing staat verder niet ter beoordeling van de rechtbank. Niet valt in te zien waarom deze beslissing tot een objectief gerechtvaardigde vrees voor partijdigheid van de rechter aanleiding geeft.
5.4
Dit betekent dat het verzoek dient te worden afgewezen. Omdat verzoeker het middel tot wraking in de zaak die thans bij de rechter aanhangig is bij herhaling zonder deugdelijke grondslag inzet nu niet is onderbouwd waarom de rechter partijdig zou zijn en hij evenmin ter zitting verschijnt om zijn verzoeken toe te lichten, is naar het oordeel van de rechtbank inmiddels sprake van misbruik van het wrakingsinstrument. De rechtbank zal daarom bepalen dat ieder volgend verzoek tot wraking in de zaak met rolnummer CV 15-22057 niet in behandeling wordt genomen.
5. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.
BESLISSING
De rechtbank:
- wijst het verzoek tot wraking af;
- bepaalt dat ieder volgend verzoek tot wraking gericht tegen de rechter belast met de behandeling van de zaak met rolnummer CV 15-22057 niet in behandeling zal worden genomen;
Aldus gegeven door mrs. M.W. van der Veen, voorzitter, H.M. Patijn en W.M.C. van den Berg, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 26 februari 2016 in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen deze beslissing staat op grond van artikel 39, vijfde lid Rv geen voorziening open.