Bij de rechter is een zaak tegen verzoekster (en de curator) als gedaagde in behandeling met zaaknummer / rolnummer C/13/596671 / KG ZA 15-1348.
De moeder van verzoekster is onder bewind en aansluitend onder curatele gesteld. De moeder heeft vier dochters, die met elkaar in onmin leven. In geschil is de verblijfplaats van de moeder. Verzoekster heeft haar moeder in april 2015 in huis genomen. De curator was het daar niet mee eens. Sindsdien zijn er drie kort gedingen gevoerd, waaronder de zaak die thans bij de rechter in behandeling is. In de eerste zaak heeft verzoekster gevorderd dat de curator zou gedogen dat de moeder bij haar zou verblijven. Deze vordering is door de rechter afgewezen. In het tweede kort geding heeft de curator gevorderd dat verzoekster veroordeeld zou worden haar moeder over te brengen naar een door de curator te bepalen plaats. De rechter heeft die vordering onder voorwaarden toegewezen. Sinds 27 december 2015 verblijft de moeder bij een zuster van verzoekster.
Bij dagvaarding van 9 november 2015 heeft de moeder gevorderd dat het de curator wordt verboden om haar zonder toestemming van haar advocaat naar een andere verblijfplaats dan bij verzoekster te (doen) brengen. Voort is gevorderd dat het verzoekster wordt verboden om haar op instructie van de curator tegen haar wil over te brengen naar een andere verblijfplaats. Op de zitting van 16 november 2015 is deze vordering door de rechter behandeld en is de zaak aangehouden om de moeder te horen. Afgesproken is dat de rechter de moeder zou horen op 17 november 2015 uitsluitend in aanwezigheid van haar advocaat en de curator. Na het bezoek van de rechter aan de moeder is de behandeling van de zaak op 3 februari 2016 voortgezet.
Volgens het proces-verbaal van de zitting van 3 februari 2016 heeft de advocaat van de moeder nadat de zaak was uitgeroepen, in verband met de gewijzigde omstandigheid dat de moeder thans bij een andere dochter verblijft, de vordering tegen verzoekster ingetrokken. De vordering tegen de curator is gewijzigd in die zin dat alleen nog wordt gevorderd dat het de curator wordt verboden enige handeling te verrichten die ertoe strekt dat de moeder zonder toestemming van haar advocaat wordt overgebracht naar een andere verblijfplaats dan haar huidige.
Na de intrekking van de vordering tegen verzoekster heeft de rechter de advocaat van de moeder en die van curator het woord gegeven.
Daarna heeft de rechter meegedeeld dat, gelet op de intrekking van de vordering jegens verzoekster, verzoekster niet meer bij de zaak betrokken is en heeft de rechter de advocaat van de moeder laten repliceren.
Op het moment dat de rechter de curator in de gelegenheid wilde stellen om te dupliceren, heeft de gemachtigde namens verzoekster het wrakingsverzoek gedaan. Als grond daarvoor heeft hij volgens het proces-verbaal voorgedragen “kort gezegd” dat de rechter de schijn van partijdigheid heeft gewekt doordat hem de mond is gesnoerd, zowel op de vorige zitting als de huidige zitting. Voorts is als wrakingsgrond voorgedragen dat de rechter de moeder heeft gehoord buiten aanwezigheid van verzoekster en haar gemachtigde.