ECLI:NL:RBAMS:2016:1656

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
23 maart 2016
Publicatiedatum
25 maart 2016
Zaaknummer
EA VERZ 16-63
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot ontbinding arbeidsovereenkomst wegens gebrek aan verwijtbaar handelen en duurzame verstoring

In deze zaak heeft Acurity N.V. een verzoek ingediend tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst met [verweerder], die sinds [datum] in dienst was als Sales Manager. Acurity stelde dat [verweerder] verwijtbaar had gehandeld door de gezagsverhouding te negeren en niet te voldoen aan redelijke opdrachten. [verweerder] daarentegen betwistte deze beschuldigingen en voerde aan dat de omstandigheden waaronder hij moest werken verre van optimaal waren. De kantonrechter heeft de zaak op 23 maart 2016 behandeld en geconcludeerd dat er geen sprake was van verwijtbaar handelen van [verweerder]. De rechter oordeelde dat de door Acurity aangevoerde feiten en omstandigheden onvoldoende waren om een redelijke grond voor ontbinding aan te nemen. Ook de g-grond, die betrekking heeft op duurzame verstoring van de arbeidsrelatie, werd niet bewezen. De kantonrechter wees het verzoek tot ontbinding af en veroordeelde Acurity in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 4767274 EA VERZ 16-63
beschikking van: 23 maart 2016
func.: 515

beschikking van de kantonrechter

I n z a k e

de vennootschap naar buitenlands recht ACURITY N.V.,

gevestigd te Kontich, België,
verzoekster,
nader te noemen: Acurity,
gemachtigde: mr. A.H.F. Kluwen,
t e g e n

[verweerder] ,

wonende te [woonplaats] ,
verweerder,
nader te noemen: [verweerder] ,
gemachtigde: mr. M. Telderman.

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Acurity heeft op 20 januari 2016 een verzoek ingediend dat strekt tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst.
[verweerder] heeft op 11 februari 2016 een verweerschrift ingediend.
Het verzoek is mondeling behandeld ter terechtzitting van 24 februari 2016. Voorafgaand aan de mondelinge behandeling zijn namens Acurity nog aanvullende stukken in het geding gebracht. Acurity is verschenen bij [naam 1] , vergezeld door de gemachtigde. [verweerder] is in persoon verschenen, vergezeld door de gemachtigde. Partijen hebben ter zitting hun standpunten aan de hand van een pleitnota toegelicht. Na verder debat is een datum voor beschikking bepaald. De griffier heeft aantekeningen gemaakt die aan het dossier zijn toegevoegd.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

Uitgangspunten

1. Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet (voldoende) betwist, alsmede op grond van de in zoverre niet bestreden inhoud van de overgelegde bewijsstukken wordt in dit geding het volgende tot uitgangspunt genomen.
1.1.
[verweerder] , geboren op [geboortedatum] , is sedert [datum] in dienst van Acurity krachtens een arbeidsovereenkomst voor de duur van 12 maanden zonder tussentijdse opzeggingsmogelijkheid. [verweerder] is laatstelijk werkzaam geweest in de functie van Sales Manager. Het bruto salaris op basis van een werkweek van 40 uren bedraagt € 6.750,00 per maand exclusief vakantietoeslag.
1.2.
Op 7 december 2015 heeft er een gesprek plaatsgevonden tussen onder meer [naam 1] en [verweerder] .
1.3.
Op 9 december 2015 heeft [naam 1] aan [verweerder] een e-mail verzonden, waarin wordt verwezen naar het onderhoud van 7 december 2015. In de e-mail is opgenomen, voor zover hier van belang:

De eerlijkheid gebiedt me te zeggen dat ik na ons gesprek met een heleboel vragen ben blijven zitten en een aantal zaken nog niet duidelijk zijn. Ik ben tevens de eerste om toe te geven dat de omstandigheden waarin je de eerste weken hebt moeten werken verre van optimaal waren. Echter had ik wel verwacht dat we al verder zouden staan en er meer duidelijke visie en klare kijk zou zijn wat we mogen en kunnen verwachten. (..)
Met deze mail heb ik absoluut niet de betrachting om je te demotiveren of het vuur aan je schenen te leggen. Wel denk ik dat het de hoogste tijd is dat de mouwen worden opgestroopt en we ervoor zorgen dat:
-
Bestaande klanten worden geconsolideerd
-
We meer omzet halen bij onze bestaande klanten
-
Klantenportefeuille aanzienlijk wordt uitgebreid wat resulteert in significant hogere omzetten
-
We een duidelijk beeld krijgen waar we met zijn allen naartoe willen op korte en middellange termijn
Mocht je nog vragen hebben mbt bovenstaande of je het met bepaalde zaken niet eens met me bent mag je me daarover steeds contacteren.”
1.4.
In reactie hierop heeft [verweerder] bij e-mail van 24 december 2015 om 11.40 uur aan [naam 1] laten weten, voor zover hier van belang:

Dit is niet de baan waarop ik gesolliciteerd heb, en ben dan ook niet geïnteresseerd om mijn contract te verlengen. Ik ben niet de Sales Manager van Nederland en ik manage niet een aantal Key Accounts, en of überhaupt bestaande klanten. Vanaf de eerste dag ontdek ik dat ik geen sales team in Nederland heb, behalve [naam 2] , waarover je ook vaak aangegeven hebt dat je het geen probleem vindt als hij moet vertrekken. (..) Ik heb geen zicht op de ontwikkelingen van de key accounts in Nederland en ik word over niets geïnformeerd. (..) Ik heb geen enkele klant, en het klopt dat ik niet ben aangenomen om deur tot deur verkoop in de winkelstraten te gaan doen. (..) Bovenstaande zijn voor mij belangrijke redenen om niet geïnteresseerd te zijn in een verlenging van mijn contract. Alhoewel er nog vele gebeurtenissen en niet nagekomen afspraken zijn geweest, welke op zich al show stoppers voor mij zijn. Deze baan is een grote teleurstelling voor mij.”
1.5.
Bij e-mail van 24 december 2015 om 13.15 uur heeft [naam 1] aan [verweerder] gemeld, voor zover hier van belang:

Ik heb je zowel vorige week woensdag als vandaag diverse malen gebeld. Niettegenstaande ik herhaaldelijk boodschappen op je voicemail heb achtergelaten weiger je me terug te bellen. Bovendien ben je gisteren hals over kop vertrokken uit Diemen toen je van [naam 3] vernam dat ik op weg was naar kantoor. Sinds 7 december is er geen enkel telefonisch overleg meer gebeurd en heb je enkel nog een mail gestuurd waarin je aangaf dat je niet op de meeting met Salesforce ging zijn op mijn mail van 9 december is er geen enkele reactie gekomen. Bovendien werd er ook geen enkele afspraak gemaakt bij een key accountmanager! Het is me dan ook totaal onduidelijk waarmee je je tussen 7 december en vandaag hebt bezig gehouden! (..) Ik kan begrijpen dat de functie niet geheel aan je verwachtingen voldoet en heb hier alle begrip voor. Anderzijds dien je te beseffen dat de sleutelpositie die je bekleedt essentieel is binnen Acurity. Er dient dus zeer snel duidelijkheid te komen over het vervolg van de samenwerking. Ik verwacht en eis dan ook dat je me hierover vandaag nog belt zodat we kunnen overleggen!
1.6.
Bij e-mail van 24 december 2015 heeft [verweerder] bericht dat hij op dat moment aan zijn e-mail niets heeft toe te voegen en dat hij niet van plan is om terug te komen op zijn beslissing en dat hij op lange termijn geen toekomst ziet binnen Acurity. Hij meldt dat hij te emotioneel is om daar vandaag nog over te praten en wil het gesprek over zijn vakantie heen tillen.
1.7.
Op 4 januari 2016 hebben [naam 1] en [verweerder] met elkaar gesproken op het kantoor in Diemen.
1.8.
Bij e-mail van 5 januari 2016 heeft [verweerder] aan [naam 1] bericht, voor zover hier van belang;

Naar aanleiding van ons erg prettige gesprek, gisteren op kantoor in Diemen het volgende. (..) Je hebt mij verteld dat Acurity het onwenselijk vindt dat ik nieuwe contacten en andere commerciële activiteiten uitvoer, omdat ook einde contract mijn werk weer moet overdragen. Daarom geeft Acurity de wens aan mij om direct op non actief te stellen, en einde dienstverband per 1 maart. Je hebt mij gevraagd deze ochtend een voorstel voor beëindiging van het arbeidscontract toe te sturen (..) Ik wil eerst advies te ontvangen over een per direct non actief wens van Acurity en het arbeidscontract beëindigd per 1 maart. Ik hoop morgen met antwoorden te kunnen komen.”
1.9.
In een e-mail van 6 januari 2016 is [verweerder] met onmiddellijke ingang op non actief gesteld.

Verzoek

2. Acurity verzoekt de arbeidsovereenkomst met [verweerder] te ontbinden op grond van artikel 7:671b lid 1, onderdeel a jo. 7:669 lid 3, primair onderdeel e, subsidiair onderdeel g van het Burgerlijk Wetboek (BW). Aan dit verzoek legt Acurity ten grondslag dat sprake is van – kort gezegd – primair verwijtbaar handelen van [verweerder] , subsidiair omstandigheden die zodanig zijn dat van de Acurity redelijkerwijs niet gevergd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren.
3. Ter onderbouwing daarvan heeft Acurity het volgende naar voren gebracht. [verweerder] heeft volgens Acurity willens en wetens de gezagsverhouding genegeerd en daarmee grovelijk de plichten heeft veronachtzaamd welke de arbeidsovereenkomst hem oplegt. [verweerder] weigert sinds 7 december 2015 iedere samenwerking met [naam 1] , belt hem niet, ontwijkt hem en schrijft op 24 december 2015 dat hij de functie van Sales manager niet wenst. [verweerder] heeft bovendien zeer weinig (inhoudelijke) werkzaamheden verricht. Hij heeft geen eigen klanten, maakt weinig omzet, realiseert zeer weinig getekende orders en afspraken komt hij niet na. Door gedurende lange tijd onbereikbaar te zijn, ondanks herhaaldelijke verzoeken contact op te nemen weigert [verweerder] daarnaast te voldoen aan redelijke bevelen van zijn werkgever, aldus Acurity. Verder voert Acurity op dat de verhoudingen tussen partijen grondig en onherstelbaar zijn verstoord. De noodzakelijke vertrouwensbasis tussen partijen is door het handelen c.q. nalaten van [verweerder] geheel verdwenen. [verweerder] voldoet niet aan de meest elementaire gedragingen die van een werknemer verwacht mogen worden. [verweerder] heeft geen draagvlak meer. De verhoudingen zijn, door toedoen van [verweerder] , zowel met collega’s op de werkvloer doch in het bijzonder met zijn leidinggevende, de directie, onherstelbaar verstoord geraakt, welke verstoring aan [verweerder] te verwijten en bovendien duurzaam is.

Verweer

4. [verweerder] verweert zich tegen het verzoek. Hij voert daartoe – samengevat – het volgende aan. Van enig verwijtbaar handelen van [verweerder] is geen sprake en ook van een duurzame verstoring van de arbeidsrelatie is ook geen sprake. Ter toelichting heeft [verweerder] naar voren gebracht dat bij het aangaan van de arbeidsovereenkomst partijen zijn overeengekomen dat hij als sales manager een zelfstandige en verantwoordelijke functie zou krijgen, waarbij hij verantwoordelijkheid zou krijgen over een salesteam in Nederland. Ook werden er afspraken gemaakt over een leaseauto. Deze afspraken zijn niet, dan wel onvoldoende nagekomen, hetgeen voor [verweerder] verre van optimale werkomstandigheden opleverde. Desondanks heeft hij zijn werkzaamheden naar beste kunnen getracht uit te voeren en zich daarbij volledig ingezet. Op 7 december 2015 heeft er op initiatief van [verweerder] een gesprek met [naam 1] plaatsgevonden om over de problemen te praten, maar een oplossing is daarbij door Acurity niet aangedragen. Na 9 december 2015 heeft hij zijn werkzaamheden gewoon voortgezet en na zijn vakantie, vanaf 18 december 2015 tot 23 december 2015, heeft hij op 24 december 2015 nogmaals zijn ongenoegen kenbaar gemaakt. [verweerder] heeft zich dus niet onbereikbaar gehouden. Daarna is er nog contact geweest met [naam 1] en op 4 januari 2016 is er een gesprek geweest waarbij Acurity te kennen heeft gegeven de arbeidsovereenkomst tussentijds te willen beëindigen, maar daarop heeft [verweerder] meegedeeld dat hij tot 1 september 2016 zijn werk wilde blijven doen. Vervolgens is hij op 6 januari 2016 op non actief gesteld.
5. Voor zover de arbeidsovereenkomst wordt ontbonden, verzoekt [verweerder] om toekenning van een vergoeding op grond van artikel 7:679 lid 9 BW die gelijk is aan het loon over de termijn dat de arbeidsovereenkomst geduurd zou hebben indien deze van rechtswege was geëindigd per 1 september 2016.

Beoordeling

6. De kantonrechter stelt vast dat geen sprake is van een opzegverbod.
7. De kantonrechter stelt voorop dat uit artikel 7:669 lid 1 BW volgt dat de arbeidsovereenkomst alleen kan worden ontbonden indien daar een redelijke grond voor is en herplaatsing van werknemer binnen een redelijke termijn niet mogelijk is of niet in de rede ligt.
8. De werkgever stelt dat de redelijke grond voor ontbinding primair is gelegen in verwijtbaar handelen, c.q. nalaten van [verweerder] . Naar het oordeel van de kantonrechter leveren de door werkgever in dat verband naar voren gebrachte feiten en omstandigheden geen redelijke grond voor ontbinding op, zoals bedoeld in artikel 7:669 lid 3, onderdeel e BW. Daartoe wordt het volgende overwogen. Dat [verweerder] vanaf 7 december 2015 iedere samenwerking met [naam 1] heeft geweigerd en niet heeft voldaan aan redelijke opdrachten van Acurity is niet gebleken. Vast staat dat er vanaf begin december 2015 tussen partijen een gesprek gaande was over de wijze waarop door beide partijen invulling zou moeten worden gegeven aan de arbeidsovereenkomst. In dat verband was er gesprek gaande over de over en weer bestaande verwachtingen. De e-mail van [naam 1] van 9 december 2015 was niet direct een oproep om te reageren, maar eerder een uiting van de zijde van Acurity hoe zij tegenover de arbeidsovereenkomst en de wijze waarop deze door [verweerder] werd ingevuld, aankeek. Dat er vervolgens door Acurity op enig moment een mededeling is gekomen die door [verweerder] moest worden begrepen als een verplichting onmiddellijk contact op te nemen met [naam 1] is niet gebleken. Dat er na de e-mail van 24 december 2015 van [verweerder] en de reactie daarop van Acurity niet eerder dan op 4 januari 2016 met elkaar is gesproken valt niet als een verwijtbare gedraging van [verweerder] te kenschetsen. Vervolgens is [verweerder] door Acurity op non actief gesteld en ook daaruit valt geen verwijtbaar handelen of nalaten van [verweerder] af te leiden. Concrete gedragingen van [verweerder] die een verwijt opleveren zijn verder niet naar voren gekomen. Dit leidt ertoe dat het verzoek voor zover dit is gebaseerd op de e-grond, niet voor toewijzing vatbaar is.
9. Dat sprake is van een duurzame verstoring van de arbeidsovereenkomst, de g-grond, is evenmin voldoende komen vast te staan. De enkele omstandigheid dat er debat is over de wijze waarop de arbeidsovereenkomst moet worden ingevuld en er discussie is over arbeidsvoorwaarden, leidt nog niet tot dat oordeel. Dat er over en weer stevige kritiek is en dat [verweerder] heeft gemeld dat de baan een teleurstelling is en hij niet van plan is om de arbeidsovereenkomst na ommekomst van het jaar voort te zetten, en Acurity kennelijk ook niet, is in de gegeven omstandigheden al evenmin een omstandigheid op die een duurzame verstoring oplevert. Voorstelbaar is dat de e-mail van [verweerder] bij Acurity een reactie heeft opgeroepen, maar dat [verweerder] in deze e-mail te kennen geeft met onmiddellijke ingang te willen stoppen, valt daarin niet te lezen. In de e-mail geeft hij slechts aan geen verlenging te willen. In dit verband verdient opmerking dat bij een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd in beginsel altijd een moment komt waarop duidelijkheid wordt gegeven over voortduren van de arbeidsovereenkomst. Er bestaat zelfs de mogelijkheid om deze mededeling direct bij het aangaan van de arbeidsovereenkomst te geven. Die enkele mededeling, ook al komt die nu van de werknemer, leidt op zich dus nog niet tot een duurzame verstoring van de arbeidsovereenkomst. Voor zover door Acurity in algemene zin is gesproken over het functioneren van [verweerder] , kan dit niet leiden tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst. Daarbij geldt dat het vermeende disfunctioneren door Acurity tegenover de gemotiveerde betwisting van [verweerder] , onvoldoende is onderbouwd, terwijl van een aanspreken van [verweerder] daarop en een adequaat verbetertraject niet is gebleken. Ook overigens zijn door Acurity onvoldoende feiten en omstandigheden aangedragen die ontbinding op grond van de g-grond kunnen dragen.
10. Weliswaar is in de onderhavige juridische procedure sprake geweest van een verdere verscherping van de verhoudingen, dit gegeven is onvoldoende om te spreken van een duurzame verstoring als bedoeld in artikel 7:669 lid 3, onderdeel g BW. Van Acurity en [verweerder] mag verwacht worden dat zij, zeker tegen de achtergrond van de relatief korte tijd van minder dan zes maanden dat de arbeidsovereenkomst nog voortduurt, in staat zullen zijn een werkzame verhouding te onderhouden. Bij de afweging heeft mede een rol gespeeld dat bij een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd waarbij geen mogelijkheid van tussentijdse opzegging is opgenomen, in beginsel op de werkgever de verplichting rust om een vergoeding te betalen gelijk aan het resterende loon tot het moment dat de arbeidsovereenkomst van rechtswege was geëindigd. Dit brengt mee dat de werknemer betaald krijgt zonder daar enige tegenprestatie tegenover te stellen. Een dergelijke omstandigheid is voorstelbaar in situatie waarbij van een evidente verstoring sprake is, maar die situatie doet zich hier naar het oordeel van de kantonrechter niet voor.
11. De conclusie is dat de kantonrechter het verzoek van Acurity zal afwijzen en dat de arbeidsovereenkomst derhalve niet zal worden ontbonden.
12. Acurity wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten.

BESLISSING

De kantonrechter:
wijst de verzochte ontbinding af;
veroordeelt Acurity in de kosten van deze procedure, aan de zijde van [verweerder] tot op heden begroot op € 545,00 voor salaris van de gemachtigde, voor zover verschuldigd, inclusief BTW;
veroordeelt Acurity tot betaling van een bedrag van € 50,00 aan nasalaris, te verhogen met een bedrag van € 68,00 aan kosten voor betekening onder de voorwaarde dat betekening van het beschikking heeft plaatsgevonden en Acurity niet binnen 14 dagen na aanschrijving vrijwillig aan het beschikking heeft voldaan, een en ander voor zover van toepassing inclusief BTW;
verklaart de kostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Aldus gegeven door mr. E. Pennink, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 23 maart 2016 in tegenwoordigheid van de griffier.