ECLI:NL:RBAMS:2016:1654

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
7 maart 2016
Publicatiedatum
25 maart 2016
Zaaknummer
CV EXPL 14-27938
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Consumentenrecht en non-conformiteit van verwarmingsinstallatie met herstel- en schadevergoedingseisen

In deze zaak, die voor de Rechtbank Amsterdam is behandeld, hebben eisers, een echtpaar, een geschil met gedaagden, waaronder een vennootschap onder firma en een besloten vennootschap, over de levering en installatie van een verwarmingsinstallatie. De eisers hebben een overeenkomst gesloten met gedaagde sub 1 voor de levering en installatie van een warmtepomp en vloerverwarming. Na installatie hebben eisers herhaaldelijk problemen ervaren met de installatie, waaronder kortsluiting en een defecte buitenunit. Ondanks meerdere verzoeken om herstel, heeft gedaagde sub 1 nagelaten de gebreken te verhelpen. Eisers hebben daarom schadevergoeding geëist voor extra energiekosten, kosten voor herstel en andere schade die zij hebben geleden door de gebrekkige installatie. Gedaagden hebben betwist dat er sprake was van non-conformiteit en hebben een beroep gedaan op een arbitragebeding in de algemene voorwaarden. De kantonrechter heeft geoordeeld dat gedaagde sub 1 toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst. De rechter heeft vastgesteld dat de installatie niet voldeed aan de redelijke verwachtingen van de eisers en dat de gedaagden aansprakelijk zijn voor de geleden schade. De rechter heeft eisers gemachtigd om de gebreken door een erkend bedrijf te laten herstellen en heeft gedaagden veroordeeld tot betaling van de herstelkosten, extra energiekosten en andere schadevergoedingen, inclusief buitengerechtelijke incassokosten. De proceskosten zijn ook voor rekening van gedaagden gesteld.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 3468109 CV EXPL 14-27938
vonnis van: 7 maart 2016
fno.: 515

vonnis van de kantonrechter

I n z a k e

1. [eiser sub 1] ,

2. [eiser sub 2] ,

beiden wonende te [woonplaats] ,
eisers,
nader te noemen: [eisers gezamenlijk] ,
gemachtigde: mr. S.J. Nauta,
t e g e n
1. de vennootschap onder firma [gedaagde sub 1] ,gevestigd te [plaats] ,
2. [gedaagde sub 2] ,wonende te [woonplaats] ,
3. [gedaagde sub 3] ,wonende te [woonplaats] ,

4. de besloten vennootschap [gedaagde sub 4]

gevestigd te [plaats] ,
gezamenlijk nader te noemen: [gedaagden gezamenlijk] ,
gemachtigde: mr. R.M. Westgeest-Otter, DAS Rechtsbijstand,

5. de besloten vennootschap DAIKIN AIRCONDITIONING NETHERLANDS B.V.,

gevestigd te Capelle aan den IJssel,
nader te noemen: Daikin,
gemachtigde: mr. M.A.F. Evers,
gedaagden.

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

  • dagvaarding van 9 september 2014, met producties;
  • antwoord, met producties van [gedaagden gezamenlijk] ;
  • antwoord met producties van Daikin;
  • instructievonnis;
  • repliek, tevens houden akte wijziging, aanvulling en vermeerdering van eis;
  • dupliek van [gedaagden gezamenlijk] ;
  • verzoek royement eisers ten aanzien van Daikin en instemming van de zijde van Daikin;
  • royement van de procedure tegen Daikin;
  • dagbepaling vonnis.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

Feiten

1. Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend of niet (voldoende) weersproken, alsmede op grond van de overgelegde en in zoverre niet bestreden inhoud van de bewijsstukken, staat in dit geding het volgende vast:
1.1.
[eisers gezamenlijk] hebben met [gedaagde sub 1] een overeenkomst gesloten tot het leveren en monteren van een technische installatie voor hun woonhuis aan de [adres] .
1.2.
De technische installatie bestond volgens de schriftelijke opdrachtbevestiging van [gedaagde sub 1] uit een warmtepomp, een wamwaterboiler en een vloerverwarming/koeling. De aanneemsom bedroeg volgens de bevestiging
€ 26.180,00 inclusief BTW.
1.3.
De in de opdrachtbevestiging opgenomen warmtepomp van het merk Daikin, type Altherma, bestaat uit een buitendeel en een binnendeel.
1.4.
In de opdrachtbevestiging wordt vermeld, voor zover hier van belang:

Leveringsvoorwaarden: Leverings- en betalingsvoorwaarden consumentenwerk installerende bedrijven, vastgesteld door de Vereniging van Nederlandse Installatiebedrijven (Uneto-VNI)
1.5.
Door [eisers gezamenlijk] is niet voor akkoord getekend bij in de opdrachtbevestiging opgenomen tekst over de bijgevoegde leveringsvoorwaarden VNI.
1.6.
Onderaan de opdrachtbevestiging is verwezen naar de betalings- en leveringscondities volgens “ALIB-voorwaarden”.
1.7.
Op 12 februari 2009 heeft Gasservice Kennemerland de buitenpomp van de installatie in werking gesteld.
1.8.
Bij e-mail van 15 juli 2009 is aan [gedaagde sub 1] het volgende bericht, voor zover hier van belang:

In februari j.l. is uw monteur langs geweest i.v.m. een kortsluiting t.a.v. de warmtepomp. Hij heeft het euvel kunnen verhelpen en heeft nog wat werkzaamheden verricht. In de maand maart j.l. werd u wederom gebeld door de elektriciën [naam 1] i.v.m. kortsluiting. (..)
Wij vragen u om de werkzaamheden nog af te ronden.
(…)
Dan kunnen wij de financiële kant (bij oplevering werkzaamheden 10%) afronden met uw firma. (..)
1.9.
Op 23 januari 2010 heeft [eisers gezamenlijk] aan onder meer [gedaagde sub 1] een bevestiging verzonden van een telefonische mededeling over een vastgevroren luchtwarmtepomp.
1.10.
Bij e-mail van 12 juli 2010 is door Daikin aan [gedaagde sub 1] bericht dat een monteur heeft geconstateerd dat er diverse instellingen van de warmtepomp niet juist waren ingevoerd en deze monteur het systeem heeft nagelopen en de instellingen voor een juiste werking heeft ingevoerd.
1.11.
Bij brief van 29 augustus 2013 heeft [eisers gezamenlijk] aan [gedaagden gezamenlijk] een ingebrekestelling verzonden. In de brief is meegedeeld, voor zover hier van belang:

Ons is gebleken dat de door u geleverde pomp niet voldoet aan de daaraan in redelijkheid te stellen eisen. Ons bezwaar luidt dat de buiten unit al na 4,5 jaar defect is. Informatie hierover los van de door u geadviseerde firma door ons ingewonnen, geeft aan dat de compressor/printplaat defect is. Dit is een zeer kostbare reparatie, mogelijk 2 dagen arbeidsloon en waarvan de uitkomst onzeker is, want waar komt dit defect vandaan.
Tevens is de warmwater voorziening van ons huishouden, na een bezoek van Gasservice Kennemerland op uw advies ook gestopt met functioneren zodat wij nu niet meer kunnen douchen en gebruikmaken van warmwatervoorziening. (..)
Uw service van uw kant is zeer mager gebleken. Ik herinner u slechts aan de lage positie van de buiten unit waardoor er ijsvorming ontstond in 2010, de wijze waarop de buiten unit beschadigd is geraakt door het afbikken van de ijskorst en het feit dat de waterdruk in het CV gedeelte te laag was (minder dan 0,5). U heeft dit toen in orde bevonden terwijl de druk tussen 1 en 2 moest zijn. (..) Al geruime tijd maakt de machine te veel lawaai, ook ’s nachts.
Inmiddels hebben wij een erg hoge naheffing van Nuon ontvangen die wij elke maand moeten afbetalen en die niet duidt op het energiezuinig werken van de installatie. (..)
1.12.
Op verzoek van [eiser sub 1] heeft De Klimaatbeheerser b.v. een expertiserapport uitgebracht. [gedaagde sub 1] is bij de totstandkoming niet betrokken geweest. In het rapport is opgenomen, voor zover hier van belang:

Omschrijving van de geconstateerde gebreken
Expertise heeft aangetoond dat de compressor inwendig kortsluiting maakt. Ook de besturingsprint, welke de compressor aanstuurt, is defect. De condensor is licht beschadigd. De ventilatorbladen zien er op het oog goed uit, maar zijn niet draaiend beoordeeld. Hier zou, door beschadigingen door ijsvorming, onbalans in kunnen zitten. Om het pand toch van warmte te voorzien, is de apparatuur in de zogenaamde “noodsituatie modus” gezet. Dit houdt in dat warmte door een backup heater wordt opgewekt en niet door de (energie zuinige) warmtepomp.
Schadeoorzaak
Een expliciete oorzaak voor bovenstaande gebreken is niet te geven. Enkele voorbeelden die oorzaak kunnen zijn, zijn bijvoorbeeld
- Vuil in de koelleidingen
- Water / is op de printplaat van de buitenkant (mogelijk wanneer de zij-panelen niet goed sluitend zijn aangebracht)
- Lage opstelling buitenunit. Daikin geeft aan 200-350 mm aan te houden.
- Spanningspiek op het stroomnet (bv door bliksem)
Verband tussen gebreken en handelen/nalaten
Gezien bovenstaande kan niet eenduidig geconcludeerd worden dat schade aan het buitendeel, het gevolg is van een handeling van een persoon. Mogelijk dat ijsvorming schade aan de print veroorzaak heeft, maar dit zou net zo goed een spanningspiek op het lichtnet geweest kunnen zijn. (..)
1.13.
Bij brief van 12 maart 2014 is namens [eisers gezamenlijk] aan [gedaagden gezamenlijk] het volgende meegedeeld, voor zover hier van belang:

Naar aanleiding van ons telefoongesprek van donderdag 6 maart jl. constateer ik dat we het erover eens zijn dat u gehouden bent herstelwerkzaamheden aan de installatie van de familie [eiser sub 1] , hierna cliënten, te verrichten. (..)
Cliënten hebben u reeds diverse malen in de gelegenheid gesteld tot herstel van de gebreken over te gaan. Binnen de toen gestelde termijn zijn de gebreken niet hersteld, weshalve u in verzuim bent geraakt. Dat staat vast.
Op grond van dit verzuim bent u op grond van artikel 6:86 BW gehouden tevens aanvullende schadevergoeding en kosten aan cliënten te voldoen. Enkel indien u met het voorgaande akkoord gaat, zijn cliënten bereid er mee in te stemmen dat de herstelwerkzaamheden aan de installatie alsnog door u worden verricht. (..)
1.14.
Bij e-mail van 30 juli 2014 is aan [eisers gezamenlijk] door Koelvisie melding gemaakt van bevindingen tijdens een bezoek aan de woning in verband met een reparatie aan de installatie. In de e-mail is opgenomen, voor zover hier van belang:

De cv-aanvoertemperatuur stond op 45 C, wat in onze ogen een relatief hoge waarde is voor een goed geïsoleerde woning. (…)
Het buitendeel staat niet voldoende hoog opgesteld, waardoor de ijsvorming in de winter in de het buitendeel kan worden opgebouwd. (..) Daarnaast is de warmtepomp niet uitgevoerd met een zogenaamde bodemplaat verwarmen. Hiervan kan ik zeggen dat Daikin hierin achterwege is gebleven. (..) In onze beleving is het een combinatie geweest van zaken waarom er zo veel energie is verbruikt. Met name de lange periode waar alleen de back-up heater heeft gefunctioneerd zal vermoedelijk de oorzaak zijn geweest van de torenhoge energienota, echter bovenstaande punten hebben er zeker geen goed aan gedaan om het verbruik te verlagen. (..)
1.15.
In januari 2015 is aan de woning van [eisers gezamenlijk] een A als voorlopig energielabel toegekend.

Vordering

2. [eisers gezamenlijk] vordert, na wijziging van eis, een verklaring voor recht dat [gedaagde sub 1] toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit hoofde van de tussen partijen gesloten overeenkomst. Verder vordert [eisers gezamenlijk] om hem te machtigen de gebreken aan de installatie door een erkend bedrijf te laten herstellen op rekening van [gedaagden gezamenlijk] . Daarnaast vordert [eisers gezamenlijk] veroordeling van [gedaagden gezamenlijk] tot betaling van € 9.814,62 aan energiekosten over de periode van 7 juni 2009 tot en met 27 november 2014 en te vermeerderen met de te hoge energiekosten vanaf 28 november 2014 tot de dag dat de installatie deugdelijk is hersteld, € 529,00 aan schade aan de wasmachine, € 1.089,00 aan kosten ter vaststelling van de schade,
€ 871,20 aan kosten van het vervangen van de onderdelen die onder de garantieverplichting vallen, voornoemde bedragen vermeerderd met de wettelijke rente hierover en een redelijk bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten, met veroordeling van [gedaagden gezamenlijk] in de kosten van dit geding.
3. [eisers gezamenlijk] stelt hiertoe, samengevat en zakelijk weergegeven, dat [gedaagde sub 1] in opdracht van [eisers gezamenlijk] een warmtepomp en vloerverwarming/koelinstallatie heeft aangelegd in de woning. Deze overeenkomst moet worden aangemerkt als een consumentenkoop. Aan [eiser sub 1] is een gebrekkig product geleverd. De installatie heeft sinds het in gebruik nemen daarvan kortsluiting en diverse storingen gehad. In 2010 bleek dat [gedaagde sub 1] verkeerde waarden had ingevoerd en in 2013 is de installatie geheel uitgevallen. De afgeleverde zaak beantwoordde niet aan de overeenkomst nu zij niet de eigenschappen bezit die voor een normaal gebruik daarvan nodig zijn. De installatie is onbetrouwbaar gebleken en gebruikt veel meer stroom dan mag worden verwacht, aldus [eisers gezamenlijk] [gedaagde sub 1] is ondanks sommaties niet overgegaan tot herstel.

Verweer

4. [gedaagden gezamenlijk] heeft aangevoerd, samengevat en zakelijk weergegeven, dat op basis van de in de algemene leveringsvoorwaarden opgenomen beding met uitsluiting van de gewone rechter, geschillen bij uitsluiting dienen te worden beslecht door de Stichting Raad van Arbitrage voor de Metaalnijverheid en –Handel. Verder betoogt [gedaagden gezamenlijk] dat van een toerekenbare tekortkoming geen sprake is. De problemen in 2010 zijn opgelost en er hebben zich vervolgens tot in 2013 geen problemen voorgedaan. Dat de beweerdelijke defecten aan de installatie in 2013 te wijten zijn aan de tekortkoming van [gedaagde sub 1] is niet vast komen te staan. Van non-conformiteit is dan ook geen sprake. Niet is aangetoond dat de installatie niet de eigenschappen zou bezitten die de koper daarvan had mogen verwachten. [gedaagden gezamenlijk] betwist ook de verschuldigdheid en de hoogte van de schade.

Beoordeling

5. Het beroep van [gedaagden gezamenlijk] op de toepasselijkheid van het arbitragebeding wordt gepasseerd. Tegenover de gemotiveerde betwisting van de zijde van [eisers gezamenlijk] is in dit geding niet gebleken dat van de tussen partijen gesloten overeenkomst de door [gedaagden gezamenlijk] overgelegde Algemene Leveringsvoorwaarden installerende bedrijven 2007 deel is gaan uitmaken van de tussen partijen gesloten overeenkomst. In de door [gedaagde sub 1] opgestelde bevestiging van de mondelinge overeenkomst wordt niet naar deze specifieke algemene voorwaarden verwezen. Daarin wordt verwezen naar de leverings- en betalingsvoorwaarden consumentenwerk installerende bedrijven. Bovendien is niet direct duidelijk dat de onderaan de brief genoemde ALIB-voorwaarden dezelfde zijn als de in de overeenkomst genoemde leveringsvoorwaarden en al helemaal niet dat dit de door [gedaagden gezamenlijk] in dit geding ingebrachte voorwaarden zijn. In deze brengt vaste jurisprudentie, (NJ 98,705 Visser/Avero) mee dat deze voorwaarden daardoor niet van toepassing zijn. Dat er eerder tussen partijen over de toepasselijkheid van de door [gedaagden gezamenlijk] genoemde algemene leveringsvoorwaarden overeenstemming is bereikt, dan wel dat [eisers gezamenlijk] op grond van de feiten of omstandigheden had kunnen begrijpen dat deze van toepassing zouden zijn, is gesteld noch gebleken. Het beroep van [gedaagden gezamenlijk] op het in de algemene voorwaarden opgenomen beding gehanteerde arbitragebeding wordt dan ook reeds op die grond gepasseerd.
6. De tweede vraag die beantwoord moet worden is of sprake is van non-conformiteit van de geleverde installatie. Daarbij moet, gelet op het bepaalde in artikel 7:18 lid 3 BW, zowel de werking van het apparaat alsook de installatie zelf in de beschouwing worden betrokken en beoordeeld worden of de geleverde zaak aan de overeenkomst beantwoord. Daarbij wordt allereerst vastgesteld dat in dit geding niet is komen vast te staan dat oplevering van de installatie eerder dan 12 februari 2009 heeft plaatsgevonden. Weliswaar is door [gedaagden gezamenlijk] opgemerkt dat de installatie eerder is geplaatst, maar dat daarbij ook een oplevering heeft plaatsgevonden en de installatie daarbij feitelijk in werking is gesteld, is gesteld noch gebleken. Vervolgens heeft [eisers gezamenlijk] in dit geding toegelicht, onder meer onder punt 20 in de conclusie van repliek, op welke data er welke problemen met de installatie zijn geweest en wat de aard van de problemen is geweest. Dat levert een lijst met twaalf problemen op in een periode van februari 2009 tot oktober 2013. Tegen dat overzicht heeft [gedaagden gezamenlijk] geen inhoudelijk verweer gevoerd. De enkele verwijzing van [gedaagden gezamenlijk] naar de brief van [eisers gezamenlijk] van 29 augustus 2013 met de mededeling dat daaruit zou blijken dat er geen problemen zijn geweest, volstaat niet, nu daarin niet te lezen valt dat de installatie tot dat moment vlekkeloos en naar behoren heeft gefunctioneerd, zoals [gedaagden gezamenlijk] heeft betoogd. Het verweer van [gedaagden gezamenlijk] dat de installatie 4,5 jaar lang uitstekend heeft gefunctioneerd, mist dan ook feitelijke grondslag.
7. Van een nieuwe verwarmingsinstallatie behoeft een consument niet te verwachten dat deze zo frequent niet naar behoren functioneert. Vanaf vrijwel direct na de inwerkingstelling van de installatie hebben er zich problemen voorgedaan. Deze zijn weliswaar hersteld, maar vervolgens zijn er weer nieuwe problemen met de werking van de installatie geweest. Ook uit de door [eisers gezamenlijk] overgelegde rapportage, waartegen door [gedaagde sub 1] geen inhoudelijk verweer is gevoerd, blijkt afdoende dat er een aantal gebreken is.
8. Daar komt nog bij dat de installatie is aanbevolen als energiezuinig. Onbestreden is gebleven dat bij de verkoop is aan [eisers gezamenlijk] meegedeeld dat het systeem driemaal zuiniger is dan een gas gestookte ketel. Door [gedaagde sub 1] is onvoldoende betwist dat deze zuinigheid niet is gerealiseerd. Uit de door [eisers gezamenlijk] overgelegde gegevens omtrent het energieverbruik over de periode vanaf de bewoning, blijkt dat dit verbruik het gemiddelde verbruik aanmerkelijk overstijgt. Daarbij staat vast dat de woning een energielabel A heeft, waarmee de zuinigheid van de woning een gegeven is. Een verdere aanwijzing dat de installatie teveel energie heeft verbruikt is de e-mail van Koelvisie van 30 juli 2014 waarin een en ander wordt bevestigd. Door [gedaagden gezamenlijk] is geen inhoudelijk verweer gevoerd tegen de in deze e-mail opgenomen bevindingen. Daarmee heeft [eisers gezamenlijk] afdoende aan haar stelplicht voldaan en staat afdoende vast dat de installatie deze gebreken heeft gehad.
9. Hiertegenover is door [gedaagde sub 1] slechts in algemene bewoordingen gesuggereerd dat er wellicht van buiten komende omstandigheden de gebreken kunnen verklaren. Voor zover [gedaagde sub 1] meent dat uit het rapport van Klimaatbeheerser valt af te leiden dat de mankementen zijn ontstaan door toedoen van [eisers gezamenlijk] , wordt op geen enkele wijze toegelicht, zodat daaraan voorbij wordt gegaan. Het ligt op de weg van [gedaagde sub 1] om bewijs aan te dragen van feiten en omstandigheden die meebrengen dat de gebreken haar niet te verwijten zijn. Dat heeft zij niet gedaan. Evenmin heeft zij een voldoende concreet bewijsaanbod gedaan. Voor zover door [gedaagde sub 1] ten aanzien van het te hoge energieverbruik de mogelijkheid is geopperd dat de wijze van bewoning door [eisers gezamenlijk] daarvoor een verklaring kan zijn, wordt dit aangemerkt als een bevrijdend verweer, waarvan door haar geen voldoende bewijs is aangedragen, zodat dit wordt gepasseerd.
10. Het beroep van [gedaagde sub 1] op schuldeisersverzuim wordt gepasseerd. Niet gebleken is dat [gedaagde sub 1] , nadat zij bij schrijven van 29 augustus 2013 en 30 september 2013 in gebreke was gesteld, op enig moment concreet heeft aangeboden tot volledig herstel over te gaan en dat [eisers gezamenlijk] dit herstel heeft geweigerd. Dat door [eisers gezamenlijk] in haar brief van 20 maart 2014 aan [gedaagde sub 1] een voorwaarde is gesteld aan dit herstel, levert dan ook geen schuldeisersverzuim op, nu [gedaagde sub 1] voorafgaand en ook daarna een dergelijk aanbod niet heeft gedaan. Voor zover [gedaagden gezamenlijk] heeft willen betogen dat zij voor dit herstel arbeidskosten in rekening zou kunnen brengen, verhoudt zich dat niet met hetgeen is bepaald in artikel 7:21 lid 2 BW.
11. Het vorenstaande brengt mee dat de gevorderde verklaring voor recht dat [gedaagde sub 1] tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen toewijsbaar is.
12. Met betrekking tot het herstel van de installatie geldt dat [gedaagden gezamenlijk] op grond van artikel 7:21 lid 1 sub b BW in combinatie met artikel 7:21 lid 6 BW gehouden is de daarmee gepaard gaande kosten aan [eisers gezamenlijk] te vergoeden. Dat [gedaagden gezamenlijk] hieraan in redelijkheid niet kan voldoen is gesteld noch gebleken. Uit de door [eisers gezamenlijk] met Daikin gesloten vaststellingsovereenkomst blijkt echter dat [eisers gezamenlijk]
€ 1.500,00 van haar aan schadevergoeding ontvangt, alsmede dat Daikin de kosten van de installatie van een bodemplaatverwarmer zal vergoeden en deze kosteloos ter beschikking wordt gesteld. Deze vergoedingen dienen in mindering te worden gebracht op hetgeen [gedaagden gezamenlijk] aan [eiser sub 1] dient te vergoeden.
13. Ten aanzien van de bij conclusie van repliek gewijzigde vergoeding van de te hoge energiekosten over de periode van 7 juni 2009 tot en met 27 november 2014 geldt het volgende. Niet bestreden is dat [gedaagden gezamenlijk] de zuinigheid van de installatie bij de verkoop aan [eisers gezamenlijk] heeft meegedeeld. Dat betekent dat daarmee door [gedaagden gezamenlijk] de afwezigheid van dit gebrek is toegezegd als bedoeld in de zin van artikel 7: 24 lid 2 sub b BW, zodat [gedaagden gezamenlijk] gehouden is deze schade aan [eisers gezamenlijk] te vergoeden. [eisers gezamenlijk] heeft aan de hand van nota’s het feitelijke energieverbruik onderbouwd. Voor de berekening van de hoogte van de schade zal verder worden uitgegaan van het verbruik van een normaal huishouden en derhalve aansluiting worden gezocht bij de door [eisers gezamenlijk] gepresenteerde NIBUD-norm. Aanwijzingen dat het gebruik van [eisers gezamenlijk] afwijkt van dat gemiddelde zijn door [gedaagden gezamenlijk] niet gepresenteerd. De door [eisers gezamenlijk] bij conclusie van repliek gehanteerde berekeningswijze wordt, ook bij gebreke van gemotiveerde betwisting van [gedaagden gezamenlijk] , overgenomen. Dat [eisers gezamenlijk] geen gegevens kan overleggen van het energieverbruik van de woning voorafgaand aan de installatie, staat aan schatting van het hogere energieverbruik niet in de weg. De te hoge energiekosten over de periode van 7 juni 2009 tot en met 27 november 2014 worden derhalve geschat op € 9.814,62, welk bedrag [gedaagden gezamenlijk] aan [eisers gezamenlijk] dient te vergoeden.
14. Ten aanzien van de schade vanaf 28 november 2014 tot aan de dag dat de installatie deugdelijk is hersteld, geldt het volgende. Op [eisers gezamenlijk] rust op grond van de schadebeperkingsplicht (artikel 6:101 BW) de verplichting om, teneinde hoge energiekosten te voorkomen, na enige tijd zelf voor herstel zorg te dragen. Gelet op de door [eisers gezamenlijk] zelf overgelegde offertes van Koelvisie mocht van [eisers gezamenlijk] verwacht worden dat zij dat herstel op basis van die offertes zelf ter hand zou hebben genomen. Dat leidt ertoe dat een eventuele hoge energierekening na 27 november 2014 voor eigen rekening dient te blijven. Voor een verwijzing naar een schadestaatprocedure, dan wel de benoeming van een deskundige is dan ook geen aanleiding.
15. De schade aan de wasmachine komt niet voor vergoeding in aanmerking. [eisers gezamenlijk] stelt weliswaar dat de schade aan de wasmachine is ontstaan door een te lage druk in het systeem, waardoor er foutmeldingen ontstonden, maar [gedaagden gezamenlijk] heeft bestreden dat het defect aan de wasmachine haar is toe te rekenen. Nu door [eisers gezamenlijk] verder geen nadere toelichting is gegeven, zijn deze stellingen onvoldoende toegelicht.
16. Nu [gedaagden gezamenlijk] aansprakelijk wordt gehouden voor de schade, zijn de kosten ter vaststelling van de schade voor rekening van [gedaagden gezamenlijk] . Met betrekking tot de hoogte daarvan heeft zij geen verweer gevoerd.
17. Voor zover [eisers gezamenlijk] betaling vordert van € € 871,20 in verband met door Koelvisie uitgevoerde werkzaamheden, heeft zij ter onderbouwing slechts een offerte overgelegd. Dat deze kosten inmiddels daadwerkelijk door [eisers gezamenlijk] zijn betaald, is niet afdoende gebleken, waarmee niet duidelijk is of deze kosten inmiddels al daadwerkelijk zijn gemaakt. Indien dit het geval is worden deze kosten geacht te zijn begrepen in de kosten van herstel, waarvoor een veroordeling is gegeven, zodat voor een afzonderlijke veroordeling geen noodzaak is.
18. De buitengerechtelijke incassokosten zijn toewijsbaar, nu voldoende is gebleken dat namens [eisers gezamenlijk] werkzaamheden zijn verricht om buiten rechte tot een oplossing te komen. De hoogte daarvan wordt over de hoofdsom berekend conform het geldende tarief.
19. Hetgeen hiervoor is overwogen leidt tot de navolgende beslissing. Hetgeen partijen overigens nog naar voren hebben gebracht leidt niet tot een ander oordeel.
20. [gedaagden gezamenlijk] wordt als de in het ongelijk gestelde partij met de proceskosten belast.

BESLISSING

De kantonrechter:
verklaart voor recht dat [gedaagde sub 1] toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit hoofde van de tussen partijen gesloten overeenkomst;
machtigt [eisers gezamenlijk] om de gebreken aan de installatie door een erkend bedrijf te laten herstellen en veroordeelt [gedaagden gezamenlijk] hoofdelijk om aan [eisers gezamenlijk] te betalen de daarmee gepaard gaande kosten, waarop € 1.500,00 in mindering strekt, alsmede de kosten van installatie van de bodemplaatverwarmer tot een bedrag van
€ 445,00 inclusief BTW en de kosten van de bodemplaatverwarmer zelf;
veroordeelt [gedaagden gezamenlijk] hoofdelijk tot betaling aan [eisers gezamenlijk] van:
- € 9.814,62 aan schadevergoeding in verband met extra energieverbruik tot 27 november 2014, vermeerderd met de wettelijke rente hierover vanaf de dag van verzuim tot aan de dag van voldoening;
- € 1.089,00 aan kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid, vermeerderd met de wettelijke rente hierover vanaf de dag van verzuim tot aan de dag van voldoening;
- € 1.069,69, inclusief btw, aan buitengerechtelijke incassokosten;
veroordeelt [gedaagden gezamenlijk] hoofdelijk in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van [eisers gezamenlijk] begroot op:
exploot € 93,80
salaris € 600,00
griffierecht € 462,00
-----------------
totaal € 1.155,80
voor zover van toepassing, inclusief btw;
veroordeelt [gedaagden gezamenlijk] hoofdelijk tot betaling van een bedrag van € 131,00 aan nasalaris, te verhogen met een bedrag van € 68,00 onder de voorwaarde dat betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden en [gedaagden gezamenlijk] niet binnen 14 dagen na aanschrijving vrijwillig aan het vonnis heeft voldaan, een en ander voor zover van toepassing, inclusief btw;
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Aldus gewezen door mr. E. Pennink, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 7 maart 2016 in tegenwoordigheid van de griffier.