Beoordeling
6. Alle verzoeken lenen zich voor een gezamenlijke behandeling. Waar nodig zal nader worden ingegaan op de stellingen van partijen. Geoordeeld wordt als volgt.
7. Voldoende is komen vast te staan dat [verweerder] tijdens zijn vakantie in Marokko niet heeft gehandeld conform het door Asito gehanteerde en aan hem bekende verzuimreglement, door zich niet zelf (telefonisch) bij Asito ziek te melden. Dat [verweerder] daartoe niet in staat zou zijn geweest heeft hij niet onderbouwd en is ook niet aannemelijk. Asito heeft er in dat verband terecht op gewezen dat [verweerder] wel contact kon opnemen met een buurman en met een vakbondsvertegenwoordiger in Nederland. Voorts is op grond van het deskundigenoordeel UWV voldoende vast komen te staan dat [verweerder] vanaf medio september 2015 in staat was om naar Nederland te reizen. Door dat na te laten heeft [verweerder] het voor Asito onmogelijk gemaakt om de mate van zijn arbeidsongeschiktheid en de mogelijkheid tot (voorzetting van) zijn re-integratie te (laten) onderzoeken. Daardoor heeft [verweerder] gehandeld in strijd met zijn verplichtingen als bedoeld in artikel 7:660a BW. De inhoud van de door [verweerder] overgelegde medische verklaringen van zijn behandelaar in Marokko doen niet af aan het voorgaande. Voor zover daarin reeds sprake is van een algehele onmogelijkheid om naar Nederland te reizen (partijen verschillen daarover van mening) is dat oordeel in het geheel niet onderbouwd en wordt dat oordeel ook niet ondersteund door inhoudelijke medische gegevens.
8. Gelet op het voorgaande en gelet op het bepaalde in artikel 7:629 BW heeft [verweerder] geen aanspraak op loon over de periode waarin sprake was van tekort schieten als hiervoor bedoeld. Nu het deskundigoordeel inhoudt dat [verweerder] vanaf medio september 2015 in staat was naar Nederland te reizen, zal het begin van de periode worden bepaald op 15 september 2015. Aangezien [verweerder] zich vanaf 15 december 2015 weer beschikbaar heeft gesteld voor beoordelingen door de bedrijfsarts en Asito derhalve vanaf die datum in staat was om zijn arbeidsongeschiktheid en mogelijkheden voor passend werk te laten beoordelen, zal het einde van die periode worden bepaald op deze datum.
9. Bij de beoordeling of er sprake is geweest van zodanig verwijtbaar handelen van [verweerder] dat dit grond vormt voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst zijn de volgende omstandigheden van belang.
10. Voldoende staat vast dat [verweerder] vanaf december 2014 psychische klachten heeft en dat deze in elk geval ook verband houden met zijn werkomstandigheden, met name de in 2014 ontdekte asbestbesmetting van zijn werkomgeving. Deze omstandigheden zijn in het onderhavige geval toe te rekenen aan Asito.
11. Dat de onder 1.6 bedoelde boete en waarschuwing aan [verweerder] op goede gronden hebben berust is niet komen vast te staan. Asito heeft onvoldoende de lezing van [verweerder] weerlegd dat hij in dat geval tijdig (want overeenkomstig het verzuimreglement) een afspraak met de bedrijfsarts heeft afgezegd in verband met ziekte. Dat [verweerder] voor of na zijn verblijf in Marokko in 2015 niet zou hebben meegewerkt aan de totstandkoming van adviezen van de bedrijfsarts, of deze niet zou hebben opgevolgd, is niet gebleken.
12. Hetgeen hiervoor werd overwogen over de mogelijkheden van [verweerder] om contact op te nemen met Asito en naar Nederland te reizen laat onverlet dat voldoende aannemelijk is geworden dat de psychische klachten van [verweerder] in Marokko aanzienlijk ernstiger zijn geworden, en dat daardoor zijn mogelijkheden om normaal te communiceren werden beperkt. Behalve door de medische verklaringen wordt dit ook ondersteund door de toelichting in de brief d.d. 2 oktober 2015 van zijn broer die eveneens in Marokko verbleef.
13. [verweerder] heeft wel – zij het niet rechtstreeks, niet tijdig en in onvoldoende mate – informatie omtrent zijn verblijfsadres, zijn klachten en zijn behandeling aan Asito doen toekomen.
14. Nadat hij in Nederland is teruggekeerd heeft [verweerder] zich beschikbaar gesteld voor advies door de bedrijfsarts en is hij passend werk gaan verrichten zodra Asito hem daartoe in de gelegenheid heeft gesteld.
15. Gelet op het feit dat de loonaanspraken van [verweerder] over de periode waarin er sprake was van tekortkomingen zullen worden afgewezen, is er reeds sprake van een sanctie op zijn verwijtbaar handelen. Dat Asito in verband met het handelen dan wel nalaten van [verweerder] noemenswaardig nadeel heeft geleden is niet gebleken.
16. Gelet op de hiervoor bedoelde omstandigheden in samenhang beschouwd wordt geoordeeld dat er sprake is geweest van verwijtbaar handelen aan de zijde van [verweerder] , maar niet zodanig verwijtbaar dat van Asito om redelijkheid niet zou kunnen worden gevergd de arbeidsovereenkomst voort te laten duren.
17. Evenmin is gebleken van een zodanige verstoring van de arbeidsverhouding dat van Asito om redelijkheid niet zou kunnen worden gevergd de arbeidsovereenkomst voort te laten duren. Mede gelet op de aard van de door [verweerder] uitgevoerde werkzaamheden en de omvang van het bedrijf van Asito heeft Asito haar stellingen op dit punt onvoldoende onderbouwd.
18. Het verzoek van Asito om de arbeidsovereenkomst te ontbinden wordt daarom afgewezen.
19. Dat betekent dat niet wordt voldaan aan de voorwaarde waaronder het verzoek van [verweerder] om toekenning van een billijke vergoeding is ingesteld, zodat dit verzoek buiten behandeling kan blijven.
20. Het voorgaande betekent voorts dat het verzoek van [verweerder] om Asito te veroordelen het achterstallig salaris vanaf augustus 2015 aan hem uit te betalen niet toewijsbaar is over de periode 15 september 2015 tot 15 december 2015. Voor het overige is het toewijsbaar, aangezien er thans geen gronden meer aanwezig zijn voor de opschorting van de loonbetaling. Er zijn termen de wettelijke verhoging berekend over het toewijsbare deel te matigen tot 10%. Bij gebrek aan nadere specificatie zal de wettelijke rente over het toegewezen loon en de wettelijke verhoging worden toegewezen ingaande de datum van het (tegen)verzoek.
21. Nu partijen over en weer in het ongelijk zijn gesteld bestaat aanleiding om de proceskosten van het verzoek en van het tegenverzoek te compenseren.