ECLI:NL:RBAMS:2016:1637

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
22 maart 2016
Publicatiedatum
24 maart 2016
Zaaknummer
13/684630-15 (A) + 13/702816-15 (B) + 23/003469-14 (TUL)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oordeel over de strafmaat en de ISD-maatregel in een meervoudige strafzaak met meerdere inbraken en diefstallen

In deze strafzaak heeft de rechtbank Amsterdam op 22 maart 2016 uitspraak gedaan tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere inbraken en diefstallen in hotels en winkels. De rechtbank overweegt dat de verdachte, gezien zijn meervoudige problematiek en eerdere veroordelingen, in beginsel in aanmerking zou komen voor de ISD-maatregel. Echter, omdat de verdachte niet bereid is mee te werken aan deze maatregel, ontbreekt het de rechtbank aan het vertrouwen dat hij deze succesvol zal afronden. De rechtbank legt daarom een gevangenisstraf van 42 maanden op, die passend wordt geacht gezien de ernst van de feiten. De verdachte heeft zich herhaaldelijk schuldig gemaakt aan inbraken, waarbij hij de toegang tot de plaatsen des misdrijf heeft verkregen door middel van braak. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie en de verdediging in overweging genomen, maar komt tot de conclusie dat een onvoorwaardelijke ISD-maatregel niet op zijn plaats is, gezien de houding van de verdachte en het gebrek aan vertrouwen in zijn medewerking. De rechtbank wijst ook vorderingen van benadeelde partijen toe, waarbij de verdachte wordt veroordeeld tot schadevergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummers: 13/684630-15 (A) + 13/702816-15 (B) + 23/003469-14 (TUL) (Promis)
Datum uitspraak: 22 maart 2016
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1984,
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres [adres 1] , [woonplaats] ,
gedetineerd in de [detentie adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 8 maart 2016.
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, ter terechtzitting gevoegd. Deze zaken worden hierna als respectievelijk zaak A en zaak B aangeduid.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. M.G.T. Kramer en van wat verdachte en zijn raadsman mr. B.P. de Boer naar voren hebben gebracht.
De rechtbank heeft verder kennisgenomen van hetgeen mevrouw M. van Welie, reclasseringswerker, ter terechtzitting als deskundige over verdachte naar voren heeft gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is in zaak A ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 02 augustus 2015 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een hotelkamer (947) van het [hotel 1] (gelegen aan de [adres 2] ) heeft weggenomen een ketting (goud) (ter waarde van 5000 dollar) en/of een playstation en/of een tas, geheel of ten dele toebehorende aan [persoon 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte, waarbij hij, verdachte, zich de toegang tot die/dat voornoemde hotelkamer heeft verschaft en/of die/dat weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door een deur van voornoemde hotelkamer in te trappen en/of in te schoppen, in elk geval door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
2.
hij op of omstreeks 16 augustus 2015 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een (mobiele) telefoon (merk HTC) en/of een geldbedrag van (ongeveer) 350 euro, in elk geval enig goed(eren) en/of geldbedrag(en), geheel of ten dele toebehorende aan [winkelbedrijf 1] (filiaal gelegen aan het [adres 3] ), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
3.
hij op (een of meer tijdstippen) of omstreeks 25 augustus 2015 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een of meer hotelkamers ((a) 207 en/of (b) 507) van het [hotel 2] (gelegen aan het [adres 4] ) heeft weggenomen ad a) een fles(je) spa blauw, in elk geval een fles drank en/of ad b) een (mobiele) telefoon en/of een camera, geheel of ten dele toebehorende aan
ad a) [hotel 2] en/of ad b) [persoon 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte, waarbij hij, verdachte, zich (telkens) de toegang tot die/dat voornoemde hotelkamer(s) heeft verschaft en/of die/dat weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door (telkens) een of meer deuren van voornoemde hotelkamer(s) in te trappen en/of in te schoppen, in elk geval door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
4.
hij op of omstreeks 31 augustus 2015 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een hotelkamer (1016) van [hotel 3] (gelegen aan de [adres 5] ) heeft weggenomen een trui en/of een tas (inhoudende een geldbedrag van (ongeveer 150 euro) en/of een creditcard), in elk geval enig goed(eren) en/of geldbedrag(en), geheel of ten dele toebehorende aan [persoon 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
5.
hij op of omstreeks 04 augustus 2015 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een bedrijfspand, (gelegen aan het [adres 6] ) heeft weggenomen een geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan [apotheek 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte, waarbij hij, verdachte, zich de toegang tot die/dat voornoemde bedrijfspand heeft verschaft en/of die/dat weg te nemen geldbedrag(en) onder zijn bereik heeft gebracht door een raam van voornoemd bedrijfspand in te slaan en/of te verbreken, in elk geval door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
6.
hij (op een of meer tijdstippen) op of omstreeks 21 november 2015 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een of meerdere hotelkamer(s) (539 en/of 535) van het [hotel 1] (gelegen aan de [adres 2] ) weg te nemen een of meer goed(eren) en/of geldbedrag(en) geheel of ten dele toebehorende aan [hotel 1] en/of een onbekend gebleven benadeelde (verblijvende op hotelkamer 539), in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte, en zich daarbij de toegang tot die/dat hotelkamer(s) te verschaffen en/of die/dat weg te nemen goed(eren) en/of geldbedrag(en) onder zijn bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking, naar voornoemde hotelkamer(s) is toegegaan en/of vervolgens (met kracht) (een of meerdere malen) (tegen) de deur(en) van voornoemde hotelkamer(s) heeft getrapt en/of geschopt;
Subsidiair:
hij op of omstreeks 21 november 2015 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, (telkens) opzettelijk en wederrechtelijk een of meer deuren van hotelkamers (539 en/of 533) van het [hotel 1] (gelegen aan de [adres 2] ), in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan het [hotel 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt door een of meerdere malen tegen de deur(en) van voornoemde hotelkamers te trappen en/of te schoppen.
Aan verdachte is in zaak B ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 29 juli 2015 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een bedrijfspand (perceel [adres 9] ) heeft weggenomen een geldbedrag van ongeveer 50 euro, in elk geval enig geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan kapsalon [naam] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte, waarbij hij, verdachte, zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of die/dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak op en/of verbreking van een of meer ramen en/of deuren in voornoemd bedrijfspand;
2.
(gevoegde zaak 13/706.887-15)
hij op een of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 29 juli 2014 tot en met 3 september 2014 te Amsterdam, in elk geval (telkens) in Nederland, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een of meer (hotel)kamer(s) (in [hotel 4] en/of het [hotel 5] ) heeft weggenomen
- op of omstreeks 29 juli 2014 een laptop, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan een tot op heden onbekend gebleven eigenaar/tourist,
- op of omstreeks 8 augustus twee, althans een of meer tablet(s) en/of een of meer (hoofd)telefoon(s) en/of een MP3 speler en/of een woofer/luidspreker, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [persoon 4] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of
- op of omstreeks 13 augustus een (digitale)(camera)tas en/of een portemonnee (met inhoud) en/of een (Brits) paspoort, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [persoon 5] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of
- op of omstreeks 13 augustus 500 Euro, althans enig geldbedrag en/of twee, althans Ipad(s), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [persoon 6] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of
- op of omstreeks 17 augustus 2014 een tablet en/of een (mobiele) telefoon, geheel of ten dele toebehorende aan een onbekend gebleven eigenaar/tourist, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of
- op of omstreeks 28 augustus 2014 een of meer goed(eren) geheel of ten dele toebehorende aan een of meer onbekend gebleven eigena(a)r(en)/tourist(en), in elk geval een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij hij, verdachte, zich (telkens) de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn, verdachtes, bereik heeft gebracht door (telkens) een of meer (toegangs)deuren en/of ra(a)m(en)/ruit(en) van/in [hotel 4] en/of het [hotel 5] in te trappen/in te schoppen en/of (met een hard voorwerp) in te slaan, althans (telkens) door middel van braak, verbreking en/of inklimming; in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of
3.
(gevoegde zaak 13/706.887-15)
hij op een of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 21 augustus 2014 tot en met 3 september te Amsterdam, in elk geval in Nederland, (telkens) ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening (telkens) in/uit een of meer (hotel)kamer(s) (in het [hotel 5] , gevestigd aan de [adres 5] ) weg te nemen geld en/of goed(eren) van zijn, verdachtes, gading, (telkens) geheel of ten dele toebehorende aan een of meer tot op heden onbekend gebleven eigena(a)r(en)/tourist(en), in elk geval (telkens) aan een ander of anderen dan aan verdachte en zich daarbij (telkens) de toegang tot die (hotel)kamer(s) te verschaffen en/of die/dat weg te nemen geld en/of goed(eren) van zijn, verdachtes, gading onder zijn, verdachtes, bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, zich (telkens) opzettelijk naar het [hotel 5] heeft begeven en/of dat Hotel is binnengegaan en/of waarna hij, verdachte, (telkens) trappende en/of schoppende bewegingen heeft gemaakt naar/tegen een of meer (toegangs)deur(en) (van een of meer hotelkamers in dat hotel) en/of (telkens) die (toegangs)deur(en) heeft ingetrapt/ingeschopt en/of getracht in te schoppen/in te trappen;
Subsidiair:
hij op een of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 21 augustus 2014 tot en met 3 september 2014 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, (telkens) opzettelijk en wederrechtelijk (telkens) een of meer (toegangs)deur(en) (van een of meer hotelkamers in het [hotel 5] , gelegen aan de [adres 5] ), in elk geval (telkens) enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan het [hotel 5] , in elk geval (telkens) aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt, door toen en aldaar (telkens) opzettelijk en/of wederrechtelijk tegen die (toegangs)deur(en) te schoppen en/of te trappen en/of die (toegangs)deuren in te schoppen en/of te trappen;
4.
(gevoegde zaak 13/706.887-15)
hij op of omstreeks 21 augustus 2014 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
- een OV-chipkaart (ten name gesteld van [persoon 7] ) en/of een mobiele telefoon (merk Iphone 5) en/of een (ABN-Amro)(pin)pas (ten name gesteld van [persoon 7] ), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [persoon 7] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of
- een tas (met inhoud), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [persoon 8] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of
- een rijbewijs (ten name gesteld van [persoon 9] ) en/of een mobiele telefoon (merk Samsung Galaxy 55), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [persoon 9] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
5.
(gevoegde zaak 13/706.974-15)
hij op of omstreeks 3 september 2013 in de gemeente Amsterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit restaurant ( [restaurant 1] ) heeft weggenomen een geldbedrag van 150,=, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [persoon 10] en/of restaurant [restaurant 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking, inklimming en/of valse sleutel.

3.Voorvragen

De raadsman van verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat de dagvaarding ten aanzien van het in zaak B onder 2, zesde gedachtestreepje ten laste gelegde, en ten aanzien van het in zaak B. onder 3. ten laste gelegde nietig dient te worden verklaard, nu ten aanzien van die delen van de tenlastelegging onvoldoende duidelijk is wat de verdachte precies wordt verweten. Immers is onvoldoende bepaald op welk moment, vanuit welke kamers welke goederen zouden zijn weggenomen en aan wie die goederen zouden toebehoren.
De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt daartoe als volgt. Ten aanzien van het in zaak B onder 2. ter zake het zesde gedachtestreepje ten laste gelegde is de rechtbank van oordeel dat voldoende duidelijk is welk verwijt de verdachte precies wordt gemaakt. Het gaat in de tenlastelegging kort gezegd om een inbraak in een hotelkamer van ofwel [hotel 4] , ofwel het [hotel 5] te Amsterdam. Het bij deze zaak behorende strafdossier bevat slechts één aangifte van (en onderzoek naar) een op die datum gepleegd strafbaar feit en dat betreft een inbraak in een hotelkamer van [hotel 4] te Amsterdam. Het is dan ook duidelijk dat in de tenlastelegging kennelijk op deze inbraak is gedoeld.
Ten aanzien van het in zaak A onder 3. ten laste gelegde is de rechtbank van oordeel dat in de tenlastelegging weliswaar een jaartal ontbreekt om het einde van de periode aan te duiden (er staat: 21 augustus 2014 tot 3 september), maar het is voldoende duidelijk dat de einddatum 3 september slaat op een aangifte van (en onderzoek naar) het intrappen van deuren van hotelkamers van het [hotel 5] op 3 september 2014. Immers bevat het dossier stukken met betrekking tot dat onderzoek en komen de data 3 september 2015 of 2016 in het dossier niet voor, laat staan in verband met pogingen inbraak in, of vernielingen aan hotelkamers van het [hotel 5] .
De rechtbank leest het in de tweede regel van het in zaak B onder 3. ten laste gelegde vermelde “3 september te Amsterdam” als “3 september 2014 te Amsterdam”, omdat sprake is van een kennelijke misslag . De verbetering van deze misslag schaadt verdachte niet in zijn verdediging.
De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het/de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte van het in zaak B onder 2. ter zake van het tweede en vijfde gedachtestreepje ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken wegens een gebrek aan wettig en overtuigend bewijs.
Voorts acht de officier van justitie het in zaak A onder 1., 2., 3., 4., 5. en 6. primair en in zaak B onder 1., 2., 3. primair, 4. en 5. primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen. Zij heeft daartoe de relevante bewijsmiddelen opgesomd.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte ten aanzien van de in zaak A onder 4. en 6., alsmede van de in zaak B onder 4. en 5. ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken.
Tevens heeft de raadsman partiële vrijspraak bepleit van het in zaak A onder 1. ten laste gelegde, alsmede van het in zaak B onder 1. en 2. ten laste gelegde.
De raadsman heeft hiertoe het volgende aangevoerd.
Ten aanzien van het in zaak A onder 1. ten laste gelegde kan niet worden bewezen dat verdachte een gouden ketting heeft gestolen, nu dit weliswaar door aangever wordt gesteld, maar niet nader is onderbouwd. Bovendien ontkent verdachte met klem deze ketting te hebben gestolen.
Ten aanzien van het in zaak A onder 4. ten laste gelegde zijn de beschikbare beelden dusdanig onduidelijk dat verdachte onmogelijk kan worden herkend.
Ten aanzien van het in zaak A onder 6. ten laste gelegde is degene die de deuren heeft beschadigd niet noodzakelijkerwijs ook de hotelkamers binnengegaan. Subsidiair refereert de raadsman zich aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van kamer 539.
Ten aanzien van het in zaak B onder 1. ten laste gelegde heeft verdachte weliswaar een bekennende verklaring afgelegd omtrent de diefstal, maar hij heeft ontkend dat hij deze diefstal door middel van braak heeft gepleegd.
Ten aanzien van het in zaak B onder 2. ten laste gelegde heeft de raadsman vrijspraak bepleit van hetgeen onder het tweede, derde, vierde en vijfde gedachtestreepje is ten laste gelegd. Ten aanzien van het tweede en vijfde gedachtestreepje ontbreken camerabeelden in het dossier, waardoor niet kan worden bewezen dat verdachte deze feiten heeft gepleegd. Ten aanzien van het derde en vierde gedachtestreepje kan weliswaar worden vastgesteld dat verdachte in het hotel aanwezig is geweest, maar niet dat hij in de desbetreffende hotelkamer is geweest. Voorts is ten aanzien van het vierde gedachtestreepje slechts één iPad weggenomen.
Ten aanzien van het in zaak B onder 4. ten laste gelegde is verdachte niet herkend. Het feit dat verdachte overeenkomsten vertoond met de persoon op de beelden, betekent nog niet dat hij ook daadwerkelijk deze persoon is.
Ten aanzien van het in zaak B onder 5. ten laste gelegde kan de alternatieve lezing van verdachte niet worden uitgesloten, waardoor hij dient te worden vrijgesproken.
Ten slotte heeft de raadsman zich ten aanzien van het in zaak A onder 2., 3. en 5. ten laste gelegde, alsmede ten aanzien van het in zaak B onder 2., ter zake het eerste gedachtestreepje, ten laste gelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Vrijspraak van het in zaak A onder 4. ten laste gelegde en partiële vrijspraak van het in zaak B onder 2. ten laste gelegde
Anders dan de officier van justitie acht de rechtbank, met de raadsman, niet bewezen wat in zaak A onder 4. is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken. Weliswaar heeft een verbalisant gesteld verdachte ‘met een aan zekerheid grenzende mate van waarschijnlijkheid’ te herkennen op de bewegende beelden van de beveiligingscamera, maar de afdrukken (stills) van die camerabeelden die zich in het dossier bevinden, zijn zo onscherp dat de rechtbank niet voldoende overtuigd is van die herkenning. Ook de wijze van handelen (insluiping in een hotelkamer) kan niet worden aangemerkt als zodanig onderscheidend voor deze verdachte dat daarmee toch tot een bewezenverklaring zou kunnen worden gekomen.
Tevens acht de rechtbank met de officier van justitie en de raadsman niet bewezen wat in zaak B onder 2. ter zake het tweede en vijfde gedachtestreepje is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken. Voorts is de rechtbank, met de raadsman en de officier van justitie, van oordeel dat ter zake het vierde gedachtestreepje slechts de diefstal van één iPad is bewezen.
4.3.2
Het oordeel over het in zaak A onder 1. ten laste gelegde
Anders dan de raadsman is de rechtbank van oordeel dat de in zaak A onder 1. ten laste gelegde diefstal van een gouden ketting eveneens is bewezen. Niet alleen maakt aangever melding van een gestolen gouden ketting, ook is op de camerabeelden te zien dat verdachte zonder tas naar binnen is gekomen en met twee tassen het hotel verlaat. Dat geeft in zoverre steun aan de verklaring van aangever dat verdachte kennelijk meer heeft weggenomen dan alleen de PlayStation waar hij over heeft verklaard. Bovendien heeft aangever verklaard dat deze ketting zich in dezelfde tas bevond waarin het PlayStation zat. Voorts staat vast dat de Playstation in een tas in de gracht in de nabije omgeving is aangetroffen. De lezing van verdachte dat hij alleen de Playstation heeft meegenomen is in dat licht bezien niet geloofwaardig.
4.3.3
Het oordeel over het in zaak A onder 6. ten laste gelegde
Anders dan de raadsman is de rechtbank van oordeel dat het in zaak A onder 6. primair ten laste gelegde is bewezen. In het dossier bevindt zich een aangifte, waarin melding wordt gemaakt van twee vernielde hoteldeuren. Tevens bevond verdachte zich, blijkens camerabeelden waarop hij door vier verbalisanten is herkend, ten tijde van het plegen van het feit in het [hotel 1] , gedurende een periode van minder dan dertig minuten. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij weliswaar vaker in hotels komt om te stelen, maar dat hij ook in hotels komt om drugs op te halen of af te leveren. Dat kan zo zijn, maar er zijn geen aanwijzingen dat verdachte ook op de hier besproken dag drugs heeft opgehaald of afgeleverd in het [hotel 1] . Dat zou overigens het plegen van de inbraakpogingen ook helemaal niet uitsluiten. Bovendien is in twee hotelkamers gepoogd in te breken op een specifieke wijze, te weten door (de onderkant van) hoteldeuren in te trappen, die overeenkomt met de modus operandi van verdachte. Die modus operandi is voldoende onderscheidend om, in combinatie met het gegeven dat verdachte op dat moment in het hotel aanwezig was, te kunnen vaststellen dat verdachte degene moet zijn geweest die de deuren heeft ingetrapt.
4.3.4
Het oordeel over het in zaak B onder 1. ten laste gelegde
Anders dan de raadsman is de rechtbank van oordeel dat verdachte de diefstal uit een bedrijfspand door middel van braak heeft gepleegd. Bij een schuifraam van het bedrijfspand wordt een indrukspoor en versplinterd en beschadigd hout aangetroffen. Tevens wordt op dit kozijn bloed aangetroffen, waarvan het DNA matcht met het DNA van verdachte. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij schuldig is aan diefstal, maar dat hij het raam slechts hoefde open te schuiven om naar binnen te komen. Het raam zou eerder op de nacht reeds zijn verbroken door een ander persoon. Het dossier bevat daar echter geen enkele aanwijzing voor. De rechtbank merkt bovendien op dat de inbraak vrijwel onmiddellijk door een buurman is ontdekt doordat het alarm afging. Het is niet aannemelijk dat het alarm níet zou zijn afgegaan bij een eerdere inbraak die nacht, maar wél toen verdachte door dit raam naar binnenging. Nu enerzijds vast is komen te staan dat verdachte door het raamkozijn naar binnen is gekomen en anderzijds elk aanknopingspunt dat een ander het raam zou hebben verbroken ontbreekt, verwerpt de rechtbank voornoemd alternatief scenario en acht zij bewezen dat verdachte de diefstal door middel van braak heeft gepleegd.
4.3.5
Het oordeel over het in zaak B onder 2. ten laste gelegde
Anders dan de raadsman is de rechtbank van oordeel dat het in zaak B onder 2. ter zake het derde en vierde gedachtestreepje ten laste gelegde wettig en overtuigend is bewezen. Verdachte heeft blijkens camerabeelden het hotel met lege handen betreden en het met iets in zijn rechterhand weer verlaten, waarvoor hij geen aannemelijke verklaring heeft gegeven. Bovendien heeft verdachte verklaard dat hij wel een keer iets heeft gestolen uit het desbetreffende hotel, maar kan hij zich niet meer precies herinneren wanneer dat is geweest.
4.3.6
Het oordeel over het in zaak B onder 3. en 4. ten laste gelegde
De rechtbank stelt voorop dat verdachte ten aanzien van het in zaak B onder 3. ten laste gelegde door verbalisant [verbalisant] is herkend op de camerabeelden van 3 september 2014 van het [hotel 5] , gevestigd aan de [adres 5] te Amsterdam. Voorts heeft aangeefster verklaard dat deze persoon dezelfde persoon betreft als degene die op 21 augustus 2014 omstreeks 16:30 uur een hotelkamerdeur van hetzelfde hotel heeft vernield. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het in zaak B onder 3. ten laste gelegde wettig en overtuigend is bewezen.
Ten aanzien van het in zaak B onder 4. ten laste gelegde bevindt zich in het dossier een aangifte van diefstal op 21 augustus 2014 omstreeks 17:00 uur uit de [winkel 1] op de [adres 7] te Amsterdam, niet ver van het [hotel 5] waar verdachte die dag omstreeks 16:30u op camerabeelden is gezien. De rechtbank stelt voorts vast dat het uiterlijk van de persoon op de camerabeelden van de [winkel 1] sterk lijkt op verdachte en dat de kleding van de persoon op de beelden van de [winkel 1] geheel overeenkomt met de kleding die verdachte draagt op de beelden van het [hotel 5] . Gelet op de onderlinge nabijheid van de plaatsen delict, het korte tijdsbestek waarin de delicten zijn gepleegd, de hoge mate van gelijkenis tussen de daders van beide delicten en het feit dat verdachte heeft verklaard dat ‘het er wel op lijkt’ dat hij de persoon op de beelden van de [winkel 1] is, acht de rechtbank bewezen dat verdachte de diefstal in de [winkel 1] heeft gepleegd.
4.3.7
Het oordeel over het in zaak B onder 5. ten laste gelegde
Anders dan de raadsman acht de rechtbank het in zaak B onder 5. ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen. Achterin het portiek van het restaurant was een raam weggehaald en op de linker raamstijl van het raamkozijn waar deze ruit uit was genomen is een dactyloscopisch spoor gevonden, op grond waarvan verdachte is geïdentificeerd. Om bij dit raam te komen, moet de dader door een (openstaande) buitendeur zijn gegaan en een gang door zijn gelopen, zoals blijkt uit de aangifte en de daarbij gemaakte situatieschets. Het is dus een niet voor het publiek bestemde plek. Nu het spoor daar is aangetroffen op het kozijn waar de ruit is weggenomen en door welk kozijn de dader zich de toegang tot het restaurant heeft verschaft, concludeert de rechtbank dat het aangetroffen spoor, dat matcht met verdachte, een daderspoor is. Dat verdachte daar toevallig op een ander moment zou zijn geweest om bijvoorbeeld te plassen, zoals hij zelf heeft verklaard, is niet aannemelijk gezien de plaats waar het spoor is aangetroffen.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht, op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage zijn opgenomen en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, bewezen dat verdachte
Ten aanzien van het in zaak A onder 1. ten laste gelegde:
op 2 augustus 2015 te Amsterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit hotelkamer 947 van het [hotel 1] , gelegen aan de [adres 2] , heeft weggenomen een ketting (goud) en een PlayStation en een tas, toebehorende aan [persoon 1] , waarbij hij, verdachte, zich de toegang tot die voornoemde hotelkamer heeft verschaft door een deur van voornoemde hotelkamer in te trappen;
Ten aanzien van het in zaak A onder 2. ten laste gelegde:
op 16 augustus 2015 te Amsterdam, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een mobiele telefoon, merk HTC, en een geldbedrag van ongeveer 350 euro, toebehorende aan [winkelbedrijf 1] , filiaal gelegen aan het [adres 3] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte;
Ten aanzien van het in zaak A onder 3. ten laste gelegde:
op tijdstippen op 25 augustus 2015 te Amsterdam, telkens met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit hotelkamers (a) 207 en (b) 507 van het [hotel 2] , gelegen aan het [adres 4] , heeft weggenomen
ad a) een flesje spa blauw, en
ad b) een mobiele telefoon en een camera, toebehorende aan
ad a) [hotel 2] en
ad b) [persoon 2] , waarbij hij, verdachte, zich telkens de toegang tot die voornoemde hotelkamers heeft verschaft door telkens een deur van voornoemde hotelkamers in te trappen;
Ten aanzien van het in zaak A onder 5. ten laste gelegde:
op 4 augustus 2015 te Amsterdam, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een bedrijfspand, gelegen aan het [adres 6] , heeft weggenomen een geldbedrag, toebehorende aan [apotheek 1] , waarbij hij, verdachte, zich de toegang tot dat voornoemde bedrijfspand heeft verschaft door een raam van voornoemd bedrijfspand in te slaan;
Ten aanzien van het in zaak A onder 6. primair ten laste gelegde:
op 21 november 2015 te Amsterdam, ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om, telkens met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening, uit hotelkamers 539 en 535 van het [hotel 1] , gelegen aan de [adres 2] , weg te nemen een of meer goed(eren) en/of geldbedrag(en) toebehorende aan [hotel 1] en/of een onbekend gebleven benadeelde (verblijvende op hotelkamer 539), en zich daarbij de toegang tot die hotelkamers te verschaffen door middel van braak, naar voornoemde hotelkamers is toegegaan en vervolgens met kracht tegen de deuren van voornoemde hotelkamers heeft getrapt;
Ten aanzien van het in zaak B onder 1. ten laste gelegde:
op 29 juli 2015 te Amsterdam, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een bedrijfspand, perceel [adres 9] , heeft weggenomen een geldbedrag van 50 euro, toebehorende aan kapsalon [naam] , waarbij hij, verdachte, zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van braak op een raam;
Ten aanzien van het in zaak B onder 2. ten laste gelegde:
op tijdstippen gelegen in de periode van 29 juli 2014 tot en met 3 september 2014 te Amsterdam, telkens met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit hotelkamers in [hotel 4] heeft weggenomen
  • op 29 juli 2014 een laptop toebehorende aan een tot op heden onbekend gebleven eigenaar,
  • op 13 augustus (de rechtbank begrijpt: 2014) een digitale camera en een portemonnee met inhoud en een Brits paspoort, toebehorende aan [persoon 5] , en
  • op 13 augustus (de rechtbank begrijpt: 2014) 500 Euro, en een iPad toebehorende aan [persoon 6] , en
  • op 28 augustus 2014 goederen toebehorende aan een onbekend gebleven eigenaar,

waarbij hij, verdachte, zich telkens de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door een toegangsdeur of raam van [hotel 4] in te trappen of met een hard voorwerp in te slaan;

Ten aanzien van het in zaak B onder 3. primair ten laste gelegde:
op 21 augustus 2014 en 3 september (de rechtbank begrijpt: 2014) te Amsterdam, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit hotelkamers in het [hotel 5] , gevestigd aan de [adres 5] , weg te nemen geld en/of goederen van zijn, verdachtes, gading, telkens toebehorende aan een of meer tot op heden onbekend gebleven eigenaren en zich daarbij telkens de toegang tot die hotelkamers te verschaffen door middel van braak, zich telkens opzettelijk naar het [hotel 5] heeft begeven en dat Hotel is binnengegaan en waarna hij, verdachte, telkens trappende bewegingen heeft gemaakt tegen toegangsdeuren van hotelkamers in dat hotel en telkens die toegangsdeuren heeft ingetrapt;
Ten aanzien van het in zaak B onder 4. ten laste gelegde:
op 21 augustus 2014 te Amsterdam, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
  • een OV-chipkaart, ten name gesteld van [persoon 7] , en een mobiele telefoon, merk iPhone 5 en een ABN AMRO-pinpas, ten name gesteld van [persoon 7] , toebehorende aan [persoon 7] , en
  • een tas met inhoud, toebehorende aan [persoon 8] en
  • een rijbewijs, ten name gesteld van [persoon 9] , en een mobiele telefoon, merk Samsung Galaxy S5, toebehorende aan [persoon 9] ;
Ten aanzien van het in zaak B onder 5. ten laste gelegde:
op 3 september 2013 te Amsterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit restaurant [restaurant 1] heeft weggenomen een geldbedrag van € 150,-, toebehorende aan [persoon 10] en/of restaurant [restaurant 1] , waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van braak.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot plaatsing in een instelling voor stelselmatige daders (ISD-maatregel) voor de duur van twee jaren. Voorts heeft de officier van justitie toewijzing gevorderd van de vorderingen van de benadeelde partijen, te weten [persoon 5] (tot € 843,-), [persoon 11] (tot € 1.934,60), [hotel 1] (tot € 2.905,58) en [hotel 2] (tot € 1.300,-), telkens met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Ten slotte heeft de officier van justitie, gelet op voornoemde eis, gerekwireerd tot afwijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging in de zaak met parketnummer 23/003469-14.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat voordat verdachte werd aangehouden voor zaak A, de reclassering het advies van de psychiater om een ambulant hulptraject in te zetten met verdachte nog wel zag zitten. Hij is daarna éénmaal gerecidiveerd en is zijn afspraken in het lopende toezicht niet nagekomen. Dat rechtvaardigt echter niet de enorme draai in de aanpak van de reclassering, die nu oplegging van de ISD-maatregel adviseert. De raadsman verzoekt om het oude plan van (ambulante) aanpak te gebruiken en de verdachte een voorwaardelijke ISD op te leggen. Onvoorwaardelijke ISD is volgens de raadsman onwenselijk omdat er geen plan van aanpak ligt. Verdachte zelf heeft verklaard dat hij geen heil ziet in de ISD-maatregel en dat hij die ervaart als een zwaardere straf dan een gevangenisstraf, gelet op het regime. Verdachte heeft dan liever een gevangenisstraf van een mogelijk langere duur dan de duur van de ISD-maatregel.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
De rechtbank stelt vast dat verdachte, blijkens een hem betreffend uittreksel Justitiële Documentatie van 2 februari 2016, eerder veelvuldig is veroordeeld voor het plegen van soortgelijke feiten. Dit heeft hem er kennelijk niet van weerhouden onderhavige feiten te plegen.
De rechtbank heeft voorts kennis genomen van een ten behoeve van zaak A opgemaakt reclasseringsadvies van Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering van 22 februari 2016 omtrent verdachte. Hieruit blijkt dat bij verdachte al jaren sprake is van een instabiele leefsituatie en een criminele leefstijl. Verdachte kampt met ernstige verslavingsproblematiek, waardoor hij delicten pleegt om in zijn verslaving te kunnen voorzien. Vanuit de reclassering zijn vele begeleidingstrajecten geweest, maar verdachte profiteert onvoldoende van de geboden kansen en trajecten, waardoor hij blijft recidiveren. Ten tijde van het opstellen van het rapport van 29 november 2015 was de reclassering bezig een nieuw plan van aanpak op te stellen en uit te voeren, hetgeen werd doorbroken doordat verdachte binnen een paar dagen na zijn vrijlating weer verviel in zijn heroïneverslaving, zijn afspraken met de reclassering en het FAZ-team van Inforsa niet nakwam en wederom met politie en justitie in aanraking kwam. De reclassering acht de onvoorwaardelijke ISD-maatregel geïndiceerd, omdat dit een strakker kader biedt dan een regulier toezicht en er tijdens voornoemde maatregel de tijd is om verdachte te motiveren om zijn medewerking te verlenen aan een persoonlijkheidsonderzoek en een passende behandeling. Vanuit hulpverleningsoptiek zijn geen geschikte alternatieven voorhanden en de ISD-maatregel lijkt de beste keuze om de verslavingsproblematiek en mogelijke persoonlijkheidsproblematiek van verdachte aan te pakken, recidive terug te dringen, te werken aan resocialisatie en het beschermen van de maatschappij tegen overlast van verdachte. Het recidiverisico wordt ingeschat als hoog, net als het risico op onttrekken aan voorwaarden. Ten slotte kan niet worden uitgesloten dat, gelet op de ernst van de verslaving van verdachte en zijn behoefte om in deze verslaving te voorzien, in de toekomst slachtoffers zullen vallen waarbij sprake zou zijn van fysiek letsel.
Tevens heeft de rechtbank kennis genomen van een ten behoeve van zaak B opgemaakt reclasseringsadvies van Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering van 30 november 2015 omtrent verdachte. Hieruit blijkt dat het afleggen van een deels bekennende verklaring past in het gedragspatroon van verdachte en dat de delicten zelf passen in het delictpatroon van verdachte. Verdachte is tijdens en na de eerder opgelegde ISD-maatregel snel begonnen met het gebruik van zowel soft- als harddrugs. Verdachte pleegt delicten vanuit financiële motivatie, ook om in zijn drugsverslaving te voorzien. De kans van slagen van een nieuw reclasseringstraject wordt klein geacht, maar desondanks zag de reclassering aanknopingspunten een nieuw hulpverleningsplan op te stellen met intensieve begeleiding en behandeling van het FAZ-team van Inforsa. Dit plan werd versneld in werking gesteld en aangepast omdat verdachte werd geschorst. Nu verdachte sindsdien met de politie in aanraking is gekomen en niet op zijn afspraken met het FAZ-team en de reclassering is verschenen, lijkt hij alsnog voor het criminele leven te hebben gekozen. De reclassering ziet geen mogelijkheid tot begeleiding en adviseert de onvoorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen.
Voornoemde adviezen zijn ter terechtzitting door M. van Welie, reclasseringswerker, nader toegelicht en onderschreven. Zij heeft – zakelijk weergegeven – verklaard dat oplegging van de ISD-maatregel door de reclassering als de minst slechte optie wordt beschouwd, gelet op de verslavingsproblematiek en het recidiverisico van verdachte. Verdachte heeft een laatste kans gekregen toen hij op 16 november 2015 werd geschorst, maar hij is kort daarna gerecidiveerd en teruggevallen in drugsgebruik, waardoor bij de reclassering elk vertrouwen in een succesvolle begeleiding is verdwenen.
De rechtbank stelt voorop dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een groot aantal ernstige strafbare feiten, waarvoor in beginsel een lange gevangenisstraf op zijn plaats is. Gelet op de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) is het uitgangspunt voor de bestraffing van een inbraak in een bedrijfspand met recidive een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van tien weken. Het uitgangspunt voor de bestraffing van een inbraak in een woning met recidive is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vijf maanden. De rechtbank merkt hieromtrent op dat een hotelkamer in dit verband gelijk wordt gesteld aan een woning, gelet op de aard, het gebruik en het private karakter van beide verblijfplaatsen. De rechtbank merkt op dat, indien alle door de rechtbank bewezen verklaarde feiten volgens de richtlijnen van het LOVS zouden worden afgedaan, verdachte een gevangenisstraf voor de duur van, ruwweg, zestig maanden zou krijgen opgelegd, eventuele strafverhogende en -verlagende omstandigheden daargelaten. De ISD-maatregel – die doorgaans pleegt te worden ingezet als antwoord op veel minder ernstige (maar wel hardnekkige) strafbare feiten – zou voor wat betreft de duur van de vrijheidsbeneming dan ook geen recht doen aan de ernst van de door verdachte gepleegde feiten.
Gelet op de (verslavings)problematiek en het recidiverisico van verdachte, zal begeleiding en behandeling van verdachte echter hard nodig zijn om het tij te keren. Niet alleen moet de maatschappij worden beschermd voor de gevolgen van verdachtes problematiek, ook hijzelf zou gebaat zijn bij goede hulpverlening. Vanuit dat oogpunt is het advies om de ISD-maatregel (opnieuw) op te leggen goed te begrijpen. . De ISD-maatregel kan een effectieve maatregel zijn waarbinnen behandelingen worden geboden en recidive kan worden tegengegaan. . De rechtbank zou in beginsel dan ook bereid zijn geweest om aan een structurele oplossing voor de problematiek van verdachte de voorkeur te geven boven het belang van vergelding en opsluiting van verdachte ter bescherming van de maatschappij. Daarvoor zou echter wel enig vertrouwen nodig zijn dat de ISD-maatregel ook dat effect zou gaan hebben. Ter terechtzitting heeft verdachte echter ondubbelzinnig verklaard op geen enkele wijze te willen meewerken aan de ISD-maatregel, mocht hem die worden opgelegd. Het ontbreekt de rechtbank daarom aan het noodzakelijke vertrouwen dat verdachte de maatregel succesvol zal afronden en hijzelf, evenals de maatschappij, hiervan zal profiteren. De rechtbank zal dan ook afzien van oplegging van de ISD-maatregel nu dit in het geval van verdachte slechts een strafkorting zou inhouden, waarvoor geen aanleiding bestaat. Bovendien merkt de rechtbank op dat, indien verdachte zou worden veroordeeld tot de ISD-maatregel, hij een straf zou krijgen opgelegd van een aanzienlijk kortere duur dan dat zijn daden door middel van een gevangenisstraf zouden worden afgestraft, hetgeen de rechtbank niet passend acht bij iemand die niet wenst mee te werken en weigert zich te laten behandelen.
Ten slotte acht de rechtbank, gelet op de motivatie die verdachte ter terechtzitting ten toon heeft gespreid, oplegging van een voorwaardelijke straf uitgesloten, mede in aanmerking genomen dat eerdere toezichten door de reclassering, nagenoeg zonder uitzondering, negatief retour zijn gestuurd. Verdachte heeft zich veelvuldig schuldig gemaakt aan diverse vermogensdelicten. Zo heeft hij viermaal ingebroken in een bedrijfspand, elfmaal ingebroken in een hotelkamer, waarvan vier inbraken niet zijn voltooid, en heeft hij zich tweemaal schuldig gemaakt aan diefstal. Verdachte heeft met zijn gedrag niet alleen veel overlast en hinder veroorzaakt bij de slachtoffers en de betrokken bedrijven, maar ook heeft hij aangetoond geen enkel respect te hebben voor andermans eigendommen en flinke materiële schade veroorzaakt. Bovendien heeft verdachte ter zake de inbraken in de hotelkamers keer op keer het risico genomen dat de hotelgast op de kamer aanwezig was, hetgeen in één geval ook daadwerkelijk het geval bleek te zijn. Hiermee heeft hij gevoelens van angst, alsmede een inbreuk op de privacy bij de direct betrokkenen teweeg gebracht, nu zij zich in hun, weliswaar tijdelijke, woonruimte bevonden. Een woonruimte is een plek bij uitstek waar een ieder zich veilig moet kunnen voelen. Daarnaast brengen dergelijke vermogensmisdrijven in de samenleving in het algemeen angstgevoelens en gevoelens van onveiligheid teweeg. De rechtbank rekent verdachte deze feiten aan en acht slechts een gevangenisstraf van aanzienlijke duur passend en geboden.
De rechtbank heeft voorts kennis genomen van het feit dat ter zake het in zaak B onder 5. ten laste gelegde artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden aanleiding bestaat bij de straftoemeting af te wijken van wat de officier van justitie heeft gevorderd.
Ten aanzien van de benadeelde partijen [persoon 5] en [hotel 5] en de schadevergoedingsmaatregelen
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat slechts de behandeling van een deel van de vorderingen van [persoon 5] en het [hotel 5] , niet een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Tevens is komen vast te staan dat de benadeelde partijen als gevolg van het hiervoor in zaak B onder 2. en 3. bewezen geachte feiten rechtstreeks schade hebben geleden.
De rechtbank waardeert deze schade ten aanzien van [persoon 5] op € 543,- (vijfhonderd en drie-en-veertig euro) aan materiële schade. De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen.
De rechtbank waardeert deze schade ten aanzien van [hotel 5] op € 934,60,- (negenhonderd en vierendertig euro en zestig eurocent) aan materiële schade. De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen.
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partijen hebben gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zullen maken.
De rest van de vorderingen levert wel een onevenredige belasting van het strafgeding op, nu deze onvoldoende zijn onderbouwd. Daarom zijn de benadeelde partijen in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk. De benadeelde partijen kunnen het bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
In het belang van [persoon 5] en [hotel 5] voornoemd wordt als extra waarborg voor betaling de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f Sr) aan verdachte opgelegd.
Ten aanzien van de benadeelde partijen [hotel 1] en [hotel 2]
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de behandeling van de vorderingen van [hotel 1] en [hotel 2] een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Niet is gebleken dat de persoon die zich namens deze benadeelde partijen heeft gevoegd in het strafproces bevoegd is deze benadeelde partijen te vertegenwoordigen. Daarom zijn [hotel 1] en [hotel 2] niet-ontvankelijk in hun vorderingen. De benadeelde partijen kunnen de vordering alleen bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling 23/003469-14
Bij de stukken bevindt zich de op 10 december 2015 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam in de zaak met parketnummer 23/003469-14, betreffende het onherroepelijk geworden vonnis d.d. 26 januari 2015 van het gerechtshof te Amsterdam, waarbij verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden, met bevel dat van deze straf een gedeelte, groot zes maanden niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een op twee jaren bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Tevens bevindt zich bij de stukken een akte waaruit blijkt dat de kennisgeving, bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering, aan verdachte is toegezonden.
Gebleken is dat verdachte zich voor het einde van voornoemde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, zoals naar voren komt uit de verdere inhoud van dit vonnis. De rechtbank ziet hierin aanleiding de tenuitvoerlegging van dat voorwaardelijke strafdeel te gelasten.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 36f, 45, 57, 63, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

10.Beslissing

Verklaart het in zaak A onder 4. ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het in zaak A onder 1., 2., 3., 5. en 6. primair en in zaak B onder 1., 2., 3. primair, 4. en 5. primair ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van het in zaak A onder 1. en 3. en in zaak B onder 2. bewezen verklaarde:
Diefstal uit een woning door iemand die zich aldaar buiten weten van de rechthebbende bevindt, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak, meermalen gepleegd;
Ten aanzien van het in zaak A onder 2. en in zaak B onder 4. bewezen verklaarde:
Diefstal, meermalen gepleegd;
Ten aanzien van het in zaak A onder 5., in zaak B onder 1. en in zaak B onder 5. bewezen verklaarde:
Diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak, meermalen gepleegd;
Ten aanzien van het in zaak A onder 6. primair en in zaak B onder 3. primair bewezen verklaarde:
Poging tot diefstal uit een woning door iemand die zich aldaar tegen de wil van de rechthebbende bevindt, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak, meermalen gepleegd;
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
42 (twee-en-veertig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Wijst toede vordering van [persoon 5] , wonende op het adres [adres 8] , te [plaats] (Groot-Brittannië), tot € 543,- (vijfhonderd en drie-en-veertig euro) aan materiële schade.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [persoon 5] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering is.
Legt verdachte de verplichting op, ten behoeve van [persoon 5] , € 543,- (vijfhonderd en drie-en-veertig euro) aan de Staat te betalen. Bij gebreke van betaling en verhaal wordt deze betalingsverplichting door hechtenis van 10 (tien) dagen vervangen. De toepassing van die hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Wijst toede vordering van [hotel 5] , wonende op het adres [adres 5] te Amsterdam, tot € 934,60,- (negenhonderd en vierendertig euro en zestig eurocent) aan materiële schade.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [hotel 5] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in zijn vordering is.
Legt verdachte de verplichting op, ten behoeve van [hotel 5] , € 934,60,- (negenhonderd en vierendertig euro en zestig eurocent) aan de Staat te betalen. Bij gebreke van betaling en verhaal wordt deze betalingsverplichting door hechtenis van 18 (achttien) dagen vervangen. De toepassing van die hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Verklaart niet-ontvankelijk[hotel 1] in zijn vordering.
Verklaart niet-ontvankelijk[hotel 2] in zijn vordering.
Gelast de tenuitvoerleggingvan de straf, voor zover deze voorwaardelijk is opgelegd bij genoemd vonnis van 26 januari 2015, namelijk een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) maanden.
Dit vonnis is gewezen door
mr. E.M.M. Gabel, voorzitter,
mrs. W.M.C. van den Berg en M.F. Ferdinandusse, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.B.P. Terwindt, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 22 maart 2016.