ECLI:NL:RBAMS:2016:1465

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
17 maart 2016
Publicatiedatum
17 maart 2016
Zaaknummer
13/741208-15
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gewelddadige carjacking en ontvoering met vuurwapens in Amsterdam

Op 17 maart 2016 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van een gewelddadige carjacking en een kortstondige ontvoering. De feiten vonden plaats op 1 oktober 2015 te Amsterdam, waar de verdachte samen met een medeverdachte een snorder onder bedreiging van vuurwapens dwong om met zijn auto naar een afgelegen plek te rijden. Tijdens deze rit werd de snorder gedwongen om geld af te geven, waarna hij uit de auto werd gezet. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachte de snorder wederrechtelijk van zijn vrijheid hebben beroofd en dat de diefstal van de auto en het geld gepaard ging met geweld en bedreiging. De rechtbank heeft de bewijsvoering beoordeeld, waarbij onder andere whatsapp-berichten en foto's van de verdachte met een vuurwapen gelijkend voorwerp zijn gebruikt. De rechtbank oordeelde dat de inbeslagname van de smartphone van de verdachte en het daaropvolgende onderzoek niet in strijd waren met de privacywetgeving. De verdachte werd uiteindelijk veroordeeld tot een gevangenisstraf van 26 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals reclasseringstoezicht en behandeling voor zijn problematiek.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/741208-15 (Promis)
Datum uitspraak: 17 maart 2016
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1994,
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres [adres 1] ,
[woonplaats] ,
thans gedetineerd in het [detentie adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 3 maart 2016.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. C. Mcgivern en van wat verdachte en zijn raadsman mr. A.J. Admiraal naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat,
ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde,
hij op of omstreeks 01 oktober 2015 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk één of meer personen, genaamd [persoon 1] , wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s);
  • in de auto van voornoemde [persoon 1] plaatsgenomen en/of
  • voornoemde [persoon 1] (met kracht) bij zijn vest, in elk geval bij zijn kleding vastgepakt en/of vastgehouden en/of daarbij gezegd; "Rijd door, rij door naar Ganzenhoef, ga naar Geldershoofd", in elk geval woorden van gelijke aard en/of strekking en/of (daarbij) eenmaal of meermalen (een) vuurwapen(s), in elk geval (een) daarop gelijkend(e) voorwerp(en) aan voornoemde [persoon 1] getoond en/of getoond gehouden en/of voorgehouden en/of gericht en/of gericht gehouden en/of (daarbij) de trekker van voornoemd(e) vuurwapen(s), in elk geval van voornoemd(e) daarop gelijkend(e) voorwerp(en) overgehaald, in elk geval heeft/hebben hij, verdachte en/of zijn mededader(s) op voormelde wijze belet dat voornoemde [persoon 1] kon gaan waarheen hij wilde.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde,
hij op of omstreeks 01 oktober 2015 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een geldbedrag van (ongeveer) 65 euro en/of een (personen)auto (merk Mercedes) (kenteken [kenteken 1] ), in elk geval enig goed en/of geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan [persoon 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan,
vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [persoon 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) aan voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken en/of het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en), dat hij verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s)
- in de auto van voornoemde [persoon 1] heeft/hebben plaatsgenomen en/of (vervolgens)
  • voornoemde [persoon 1] (met kracht) bij zijn vest, in elk geval bij zijn kleding heeft/hebben vastgepakt en/of vastgehouden en/of daarbij gezegd: "Rijd door, rij door naar Ganzenhoef, ga naar Geldershoofd", in elk geval woorden van gelijke aard en/of strekking en/of daarbij (een) vuurwapen(s), in elk geval (een) daarop gelijkend(e) voorwerp(en) aan voornoemde [persoon 1] heeft/hebben getoond en/of getoond gehouden en/of voorgehouden en/of (vervolgens)
  • eenmaal of meermalen (een) vuurwapen(s), in elk geval (een) daarop gelijkend(e) voorwerp(en) tegen het hoofd, in elk geval tegen het lichaam van voornoemde [persoon 1] heeft/hebben gehouden en/of gericht gehouden en/of (vervolgens) de trekker(s) van voornoemd(e) vuurwapen(s), in elk geval van (een) daarop gelijkend(e) voorwerp(en), heeft/hebben overgehaald en/of (daarbij) heeft/hebben gezegd: "doodschieten, doodschieten", in elk geval woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking en/of (vervolgens)
  • (met kracht) eenmaal of meermalen met voornoemd(e) vuurwapen(s), in elk geval met (een) daarop gelijkend(e) voorwerp(en) tegen het hoofd, in elk geval tegen het lichaam van voornoemde [persoon 1] heeft/hebben geslagen en/of gestompt en/of (vervolgens)
  • een geldbedrag van (ongeveer) 65 euro uit de broek(zak) van voornoemde [persoon 1] heeft/hebben weggenomen en/of (vervolgens)
  • voornoemde [persoon 1] heeft/hebben gedwongen uit voornoemde (personen)auto te stappen.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Inleiding
Verdachte wordt ervan verdacht dat hij zich met [medeverdachte] op 1 oktober 2015 omstreeks 02.30 uur te Amsterdam heeft schuldig gemaakt aan een gewelddadige carjacking en een kortstondige ontvoering van [persoon 1] . Verdachte en zijn mededader zouden een personenauto hebben laten stoppen, zijn ingestapt en de bestuurder, een snorder, onder bedreiging van op vuurwapens gelijkende voorwerpen hebben gedwongen met zijn auto naar een afgelegen plek in Amsterdam te rijden, zijn geld hebben weggenomen en hem hebben gedwongen uit de auto te stappen. De personenauto zou vervolgens zijn meegenomen door verdachte en zijn mededader. Op 3 oktober 2015 omstreeks 01.50 uur te Amsterdam zijn verdachte en [medeverdachte] in deze auto aangehouden. In deze auto is naast enkele goederen van genoemde [persoon 1] ook de telefoon van verdachte aangetroffen en inbeslaggenomen. Na het uitlezen van deze telefoon zijn een aantal foto’s en whatsapp gesprekken aangetroffen. Op een van de aangetroffen foto’s, welke kort na de carjacking en ontvoering blijkt te zijn gemaakt, staat verdachte met medeverdachte [medeverdachte] in een lift. Zij hebben op dat moment allebei een op een vuurwapen gelijkend voorwerp in hun handen. Uit de whatsapp gesprekken van 1 oktober 2015 blijkt volgens de bevindingen van de politie dat zij een snorder hebben beroofd.
De vraag die de rechtbank dient te beantwoorden is of wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte samen met zijn mededader op een gewelddadige wijze aangever
[persoon 1] van zijn vrijheid hebben beroofd en zijn auto en geld hebben weggenomen.
4.2.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft als standpunt naar voren gebracht dat bewezen kan worden dat verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
4.3.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte van het onder 1 en 2 ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken. Daartoe heeft de raadsman, onder verwijzing naar zijn pleitaantekeningen, het volgende naar voren gebracht.
De raadsman heeft met een beroep op het arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 22 april 2015 (ECLI:NL:GHARL:2015:2954) en onder verwijzing naar een voorstel van het ministerie van Veiligheid en Justitie in het kader van het project ‘modernisering Strafvordering” bepleit dat zowel de whatsapp gesprekken als de foto’s die van de telefoon van verdachte zijn gehaald niet voor het bewijs morgen worden gebezigd. Nu de huidige regeling van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) te algemeen is geformuleerd, is daarmee onvoldoende kenbaar en voorzienbaar dat de regeling ziet op een dergelijke ingrijpende bevoegdheid als het onderzoek van de telefoon. Het kan de inbreuk op artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) niet rechtvaardigen, zodat sprake is van een onherstelbaar vormverzuim in het voorbereidend onderzoek in de zin van artikel 359a Sv.
In het geval voornoemd verweer niet slaagt, heeft de raadsman - onder verwijzing naar zijn pleitaantekeningen - aangevoerd dat de vertaling dan wel interpretatie van de straattaal van de whatsapp gesprekken door verbalisant [verbalisant] niet tot het bewijs kan worden gebezigd. Straattaal is geen erkende taal en voornoemde verbalisant voldoet niet aan de wettelijke eisen die aan een tolk en/of aan een deskundige worden gesteld, zodat sprake is van een onherstelbaar vormverzuim als bedoeld in artikel 359a Sv.
Voor wat betreft de telefoon van verdachte is niet vastgesteld dat verdachte degene is geweest die de whatsapp berichten heeft verstuurd. Evenmin kan worden vastgesteld wat de betekenis is van de inhoud van de whatsapp gesprekken.
Ten aanzien van de wederrechtelijke vrijheidsberoving hebben de overvallers geen opzet gehad op de vrijheidsberoving van aangever [persoon 1] . Het opzet was alleen gericht op het wegnemen van de goederen van de aangever en de duur van vrijheidsberoving was zeer kort.
4.4.
Het oordeel van de rechtbank
4.4.1.
Smartphone
De raadsman heeft met een beroep op een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 22 april 2015 (ECLI:NL:GHARL:2015:2954) bepleit de whatsapp gesprekken en foto’s die van de telefoon van verdachte zijn gehaald uit te sluiten van het bewijs wegens schending van artikel 8 EVRM.
De officier van justitie heeft aangevoerd dat het verweer dient te worden verworpen en heeft aansluiting gezocht bij een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 17 september 2015 (ECLI:NL:HR:GHAMS:2015:4348).
De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat het verweer dient te worden verworpen en overweegt daartoe als volgt.
Artikel 94 lid 1 Sv bepaalt dat alle voorwerpen die kunnen dienen om de waarheid aan de dag te brengen, vatbaar zijn voor inbeslagname. Voor de waarheidsvinding mag onderzoek worden gedaan aan en in het in beslag genomen voorwerp om gegevens voor het strafrechtelijk onderzoek ter beschikking te krijgen. In computers opgeslagen gegevens zijn daarvan niet uitgezonderd (HR 20 februari 2007, ECLI:NL:HR:2007:AZ3564). Er zijn naar het oordeel van de rechtbank geen aanknopingspunten om ten aanzien van de inhoud van een smartphone anders te oordelen.
De raadsman heeft met juistheid gesteld dat een dergelijk onderzoek een inbreuk vormt op het in artikel 8 lid 1 EVRM gewaarborgde recht van verdachte op privacy. Een dergelijke inbreuk is ingevolge artikel 8 lid 2 EVRM alleen dan toegestaan indien deze berust op een voldoende duidelijke en voorzienbare wettelijke grondslag en als aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit is voldaan. Met andere woorden: de inbreuk moet wettelijk gelegitimeerd zijn, noodzakelijk zijn in verband met het daarmee beoogde doel en daarmee in een redelijke verhouding staan. Anders dan het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden in het door de raadsman aangehaalde arrest, is de rechtbank Amsterdam met het gerechtshof Amsterdam van oordeel dat artikel 94 Sv, tezamen met de uitleg daarvan door de Hoge Raad, wel een voldoende duidelijke en voorzienbare wettelijke grondslag vormt voor de inbeslagname van en het daaropvolgende onderzoek in de smartphones van verdachte in de zin van artikel 8 EVRM.
Aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit is in de onderhavige zaak eveneens voldaan. De verdenking op basis waarvan de inbeslagname van de smartphone is geschied betreft een onderzoek naar een wederrechtelijke vrijheidsberoving en een gekwalificeerde diefstal, waarbij het gebruik van geweld en op vuurwapens gelijkende vuurwapens niet is geschuwd. De ernst van deze feiten rechtvaardigt naar het oordeel van de rechtbank deze inbreuk op de privacy van verdachte. De betreffende smartphone werd immers op 3 oktober 2015, na de aanhouding van de verdachten in de gestolen personenauto van de aangever gevonden, terwijl de verdachten bij de politie en de rechter-commissaris een beroep op hun zwijgrecht hebben gedaan. Dat beperkte de mogelijkheden voor de politie om op een andere wijze zicht te krijgen op de betrokkenheid van de verdachten bij deze carjacking en vrijheidsberoving. Bovendien heeft het onderzoek in de telefoon zich beperkt tot de ten laste gelegde feiten. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het onderzoek aan de smartphone niet in strijd is geweest met de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit, zodat geen sprake is van een vormverzuim.
4.4.2.
Straattaal
De raadsman heeft bepleit de vertaling dan wel interpretatie van de straattaal van de whatsapp gesprekken door verbalisant [verbalisant] niet tot het bewijs te bezigen, omdat straattaal geen erkende taal is en de betreffende opsporingsambtenaar geen erkende tolk en/of deskundige is, zodat sprake is van een vormverzuim.
De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt hieromtrent als volgt.
De rechtbank stelt voorop dat ‘straattaal’ een mengtaal is, samengesteld uit verschillende talen, die veelal door jongeren op straat wordt gebruikt en die lokaal kan verschillen. Blijkens het proces-verbaal van bevindingen - whatsapp gesprekken van 8 oktober 2015 (p. 84-88) heeft verbalisant [verbalisant] een onderzoek ingesteld naar de aanwezige data en andere gegevens in de telefoon van verdachte. Deze gegevens, waaronder whatsapp gesprekken, waren eerder door een digitaal rechercheur uitgelezen en inzichtelijk gemaakt voor het onderzoeksteam (p. 89-100). Verbalisant [verbalisant] heeft de relevante informatie van enkele whatsapp gesprekken letterlijk in het proces-verbaal weergegeven en (ook) onder elk gesprek zijn
interpretatievan de whatsapp gesprekken weergegeven. Reeds op grond hiervan is de rechtbank van oordeel dat de stelling van de raadsman, dat de verbalisant als een onbevoegde tolk en/of deskundige zijn werkzaamheden heeft verricht, feitelijke grondslag mist, zodat geen sprake is van een vormverzuim.
Voor wat betreft de interpretatie van de whatsapp gesprekken overweegt de rechtbank dat het haar vrij staat om zelf de inhoud en betekenis van deze gesprekken te interpreteren. Het is immers voorbehouden aan de rechtbank die over de feiten oordeelt, om van het beschikbare materiaal datgene tot het bewijs te bezigen wat zij uit een oogpunt van betrouwbaarheid daartoe dienstig voorkomt en datgene terzijde te stellen wat zij voor het bewijs van geen waarde acht, zonder dat de rechtbank van haar oordeel over de keuze en de betrouwbaarheid van het door haar gebezigde bewijsmateriaal in haar uitspraak rekenschap behoeft af te leggen. Op dit uitgangspunt zijn in de wet en de rechtspraak uitzonderingen aangebracht op grond waarvan onder omstandigheden een nadere redengeving van de rechtbank wordt verlangd omtrent de betrouwbaarheid van het gebezigde bewijsmateriaal. Deze omstandigheden zijn echter mede afhankelijk zijn van de bijzondere aard van de materie en van hetgeen ter terechtzitting in feitelijke aanleg door of namens de verdachte is aangevoerd.
De rechtbank stelt in dat verband vast dat verdachte op 14 oktober 2015 bij de politie en op 3 maart 2016 tijdens het onderzoek ter terechtzitting meerdere malen in de gelegenheid is gesteld om een verklaring af te leggen over de in zijn telefoon aangetroffen whatsapp gesprekken, die door verdachte zijn gevoerd. Verdachte heeft zich echter op daartoe strekkende vragen van de politie en de rechtbank op zijn zwijgrecht beroepen.
De rechtbank zal hierna, in rubriek 4.4.3, zelfstandig de betrouwbaarheid van het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant] en de inhoud en betekenis van de whatsapp gespreken beoordelen.
4.4.3.
Waardering van het bewijs
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit [1] .
Ten aanzien van het onder 1 en 2 ten laste gelegde
Op 1 oktober 2015 heeft aangever [persoon 1] , aangifte gedaan [2] .
Vannacht, 1 oktober 2015, omstreeks 02.30 uur reed ik in mijn personenauto, merk Mercedes met kenteken [kenteken 1] , naar de lift van mijn portiek in [adres 2] te Amsterdam. Vervolgens zag ik twee jongens van Surinaamse afkomst met kort kroeshaar op mijn auto afkomen. Ik zag dat NN1 naar mij zwaaide, kennelijk om mij te laten stoppen. Hij trok de linker achterdeur open en ging direct achter mij zitten op de achterbank. Ik zag dat ook NN2 de rechtervoordeur open trok en naast mij ging zitten. NN2 zei tegen mij: “Rij door, rij door naar Ganzenhoef. Ga naar Gelderhoofd”. Hij pakte mij heel stevig aan mijn zwarte vest vast, net achter mijn rechterschouder. Daarna zag ik dat NN1 een pistool in zijn handen hield. Ook zag ik dat NN2 een pistool in zijn hand hield. Dat was een licht zwarte pistool van ongeveer 20 centimeter lang (hele bovenkant). NN2 deed de hele tijd het woord en zei tegen mij waar ik heen moest rijden. Toen wij bij een parkeerterrein bij Geerdinkhof waren aangekomen, moest ik daar parkeren. Het was daar erg donker. Ik zag dat NN1 en NN2 de hele tijd hun pistolen vasthielden. Toen we net stilstonden zag ik dat NN1 de slede van zijn pistool naar achteren bewoog om het pistool te laden. Ik hoorde het volgende geluid: “Klik, klik”. Ik zag dat hij het pistool op mijn hoofd richtte. Ik hoorde ze zeggen: “Doodschieten, doodschieten”. Daarna sloeg hij met zijn pistool tegen mijn achterhoofd aan. De loop schampte mijn hoofd. Dit deed hij meerdere malen. NN2 deed hetzelfde met zijn pistool. Ook hij richtte zijn pistool op mij. Hij hield het pistool ongeveer 50 centimeter van mijn hoofd vandaan en zei tegen mij: “Waar is geld, waar is geld!”. Ik zei dat ik alleen wat geld in mijn linkerzak had. Vervolgens heeft NN2 mijn geld uit mijn broekzak gepakt. Ik had ongeveer 65 euro in mijn zak zitten.
Daarna zei NN1: “Uitstappen, uitstappen!”. Dit deed ik zo snel mogelijk. Ik ben snel richting huizen gelopen. Toen ik na een minuut weer op het parkeerterrein kwam, zag ik dat mijn auto was verdwenen. Het hele incident duurde ongeveer drie tot vier minuten.
Op 1 oktober 2015 heeft aangever [persoon 1] , aanvullend aangifte gedaan [3] .
Ik ben de afgelopen avond werkzaam geweest als snorder. Ik heb tegen NN1 en NN2 gezegd: “Hey doe rustig ik woon hier op [adres 2] ”. NN2 zei ook dat hij op [adres 2] woonde en op de derde verdieping. Bij Geerdinkhof heb ik van NN1 twee klappen met het pistool op mijn hoofd gehad. Ik hoorde ook dat NN2 en NN1 tegelijkertijd de slede van hun pistolen naar achter trokken en kennelijk hierdoor het pistool laadde.
Een proces-verbaal van bevindingen (PL1300-2015218629-19) van 3 oktober 2015 [4] .
Op 3 oktober 2015 omstreeks 01.49 uur kreeg de politie een melding dat de gestolen auto, voorzien van kenteken [kenteken 1] , door de ANPR was gereden op de Cornelis Lelylaan te Amsterdam. Hierop zijn meerdere politie-eenheden achter het voertuig aangereden en zijn de verdachten [verdachte] en [medeverdachte] op de Stadhouderskade aangehouden.
Een proces-verbaal van bevindingen (PL1300-2015218629-21) van 3 oktober 2015 [5] .
Op 3 oktober 2015 is een onderzoek ingesteld naar de inhoud van de inbeslaggenomen auto met kenteken [kenteken 1] . Op de passagiersstoel lag een mobiele telefoon van het merk Apple, Iphone 5, kleur wit. In de achterbak van de auto lag onder meer een rijbewijs en identiteitskaart op naam van aangever [persoon 1] .
Een proces-verbaal van bevindingen – whatsapp gesprekken van 8 oktober 2015 [6] .
Op 8 oktober is door verbalisant [verbalisant] een onderzoek ingesteld naar de aanwezige data en andere gegevens in de telefoon van verdachte. Dit betreft de telefoon met nummer [telefoonnummer 1] [7] . Bij het inhoudelijk onderzoek naar de whatsapp gesprekken zag hij dat het nummer dat berichten vanaf de telefoon verzond het nummer [telefoonnummer 1] was.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de berichten van de whatsapp gesprekken door de verbalisant letterlijk zijn overgenomen uit de als bijlage bij dit proces-verbaal gevoegde uitdraai van de uitgelezen telefoon (p. 89-100). Zoals hiervoor in rubriek 4.4.2. overwogen, zal de rechtbank de betrouwbaarheid van het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant] en de inhoud en betekenis van de whatsapp gespreken beoordelen.
Het gesprek van 29 september 2015 (13:59:46 tot 14:10:01 uur) betreft een gesprek tussen nummer [telefoonnummer 1] (V) en nummer [telefoonnummer 2] (A).
De tijdstempel die telkens wordt weer gegeven is de feitelijke stempel zoals opgeslagen op de telefoon. UCT+0 betreft een standaard tijdzone. Om tot de plaatselijke tijd in Amsterdam te komen dient hier 2 uur bij te worden opgeteld.Het gesprek begint met een foto, verzonden door (V). Op deze foto is een op een vuurwapen gelijkend voorwerp te zien.
A: Kleine dingens
V: sese
V: maar doet et wel
A: Jawel is van je schoonzus
V: pfff
V: wil je voele ofso
A: Je kan dat ding nog kienen van binnen
V:se
Het gesprek van 1 oktober 2015 (10:09:56 uur) betreft een gesprek tussen nummer [telefoonnummer 1] (V) en nummer [telefoonnummer 2] (A).
A: Je was foto gister
Dit gesprek wordt voortgezet op 1 oktober 2015 (20:47:50 tot 21:39:25).
V: nee man
Er worden twee foto’s verzonden door (V). Op deze foto’s zijn twee personen te zien die allebei een op een vuurwapen gelijkend voorwerp vasthouden.
V: had dat ding op een lik ze kop gezet wel
V: grote dinge
A: Haha zomaar gap
V: ahahab ja man
V: snoddrr gekant
V: we hebbe ze kap alles
A: Puin
A: Watsgood dan
V: watsgood dan
De rechtbank stelt vast dat deze twee foto’s na een onderzoek naar aanwezige data en andere gegevens onder de navolgende bestandsnamen zijn aangetroffen in de telefoon van verdachte [verdachte] : IMG_9689.JPG en IMG_9689.JPG. Blijkens de bij deze foto’s behorende eigenschappen zijn deze foto’s op 1 oktober 2015 omstreeks 02.57 uur op het geheugen van de telefoon geplaatst [8] . Verdachte is op 14 oktober 2015 tijdens een verhoor bij de politie met deze foto’s geconfronteerd en heeft verklaard dat hij samen met zijn vriend [medeverdachte] op deze foto’s in de lift bij hem in [adres 1] staat [9] . Ter terechtzitting van 3 maart 2016 heeft verdachte verklaard dat het klopt dat zijn telefoon, een Iphone 5s, op 3 oktober 2015 in de personenauto van aangever [persoon 1] is gevonden. Verdachte heeft verder verklaard dat hij in de flat [adres 1] op de derde verdieping woont en dat hij niet meer weet hoe hij aan het vuurwapen was gekomen.
De rechtbank leidt net als verbalisant [verbalisant] uit de weergave van dit whattsapp gesprek tussen verdachte en een ander af, dat verdachte met een ander de auto (kap) van een snorder (snoddr) hebben afgenomen dan wel beroofd (gekant) door een op een vuurwapen gelijkend voorwerp (dat ding) op ze kop te zetten (lik ze kop gezet wel).
Het gesprek van 1 oktober 2015 (19:10:33 tot 19:13:06 uur) betreft een gesprek tussen nummer [telefoonnummer 1] (V) en nummer [telefoonnummer 3] (J).
De tijdstempel die telkens wordt weer gegeven is de feitelijke stempel zoals opgeslagen op de telefoon. UCT+0 betreft een standaard tijdzone. Om tot de plaatselijke tijd in Amsterdam te komen dient hier 2 uur bij te worden opgeteld.V: gister iemand gekant met [medeverdachte]
V: van ze wip
J: Laat jumper het seren
V: jaa man weekend
A: Oh sese
V: is stiff wip gwn
V: voor ganga gebruike
V: se
J: Je blijft osso tijger
V: ouwe mery
V: paco snoddrr
Met verbalisant [verbalisant] interpreteert de rechtbank de weergave van dit whatsapp gesprek tussen verdachte en een ander als dat verdachte gisteren iemand van zijn auto heeft beroofd met [medeverdachte] (gister iemand gekant met [medeverdachte] ; van ze wip).
De rechtbank stelt vast dat verdachte op 14 oktober 2015 bij de politie en op 3 maart 2016 tijdens het onderzoek ter terechtzitting meerdere malen in de gelegenheid is gesteld om een verklaring af te leggen over de in zijn telefoon aangetroffen foto’s en whatsapp gesprekken.
Bij de politie heeft verdachte op 14 oktober 2015 verklaard dat hij zich op vragen over de foto’s, het vuurwapen en de whatsapp gespreken op zijn zwijgrecht beroept. Op de terechtzitting van 3 maart 2016 heeft verdachte verklaard dat hij niets wil zeggen op verdere vragen over de inhoud en strekking van de whatsapp gespreken en dat hij evenmin iets wil zeggen over de uitleg die de politie heeft gegeven over deze whatsapp gesprekken.
Nu verdachte zich op daartoe strekkende vragen van politie en de rechtbank over de foto’s en de whatsapp gesprekken zich op zijn zwijgrecht heeft beroepen, kunnen de in de bewijsmiddelen genoemde redengevende feiten en omstandigheden tot geen andere conclusie leiden dan dat verdachte de feiten met een ander heeft gepleegd.
Tijdens de verhoren bij de politie op 14 oktober 2016 en ter terechtzitting van 3 maart 2016 heeft verdachte niet verklaard dat hij zijn telefoon aan een ander heeft uitgeleend en dat is verder ook niet uit de inhoud van het dossier en het verhandelde ter zitting gebleken. Het verweer van de raadsman dat niet is vastgesteld dat verdachte degene is geweest die de whatsapp berichten heeft verstuurd mist derhalve feitelijke grondslag.
Het verweer van de raadsman dat geen sprake is geweest van een wederrechtelijke vrijheidsberoving kan, gelet op de hiervoor weergegeven verklaring van aangever [persoon 1] , evenmin slagen. Niet aannemelijk is geweest dat aangever in de gelegenheid is geweest zich aan de situatie te onttrekken. Voor een voltooide vrijheidsberoving in de zin van artikel 282 van het Wetboek van Strafrecht is volgens vaste rechtspraak al sprake na een korte beperking van de vrijheid van beweging. Nu aangever tegen zijn wil naar een donker en verder gelegen parkeerterrein moest rijden en daar werd gedwongen uit zijn personenauto te stappen, is aannemelijk dat het tijdens de rit van [adres 2] naar het parkeerterrein in ieder geval enige tijd heeft geduurd, voordat de aangever zijn vrijheid heeft hervonden. Uit de handelingen van verdachte en zijn mededader, zoals opgenomen in de bewezenverklaring, volgt ook dat de opzet van verdachte en zijn mededader op deze (korte) vrijheidsberoving was gericht.

5.5. Bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat verdachte,
ten aanzien van het onder 1 bewezen verklaarde,
op 1 oktober 2015 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk een persoon, genaamd [persoon 1] , wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd, immers hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s)
  • in de auto van voornoemde [persoon 1] plaatsgenomen en
  • voornoemde [persoon 1] met kracht bij zijn vest vastgepakt en daarbij gezegd: "Rij door, rij door naar Ganzenhoef, ga naar Geldershoofd" en daarbij op vuurwapens gelijkende voorwerpen aan voornoemde [persoon 1] hebben getoond en gericht gehouden en daarbij de trekker van voornoemde op vuurwapens gelijkende voorwerpen overgehaald, en op voormelde wijze belet dat voornoemde [persoon 1] kon gaan waarheen hij wilde.
Ten aanzien van het onder 2 bewezen verklaarde,
op 1 oktober 2015 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldbedrag van ongeveer 65 euro en een personenauto, merk Mercedes, kenteken [kenteken 1] , toebehorende aan [persoon 1] , welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen voornoemde [persoon 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden, dat hij verdachte en/of zijn mededaders
- in de auto van voornoemde [persoon 1] hebben plaatsgenomen en vervolgens
  • voornoemde [persoon 1] met kracht bij zijn vest hebben vastgepakt en daarbij gezegd: "Rij door, rij door naar Ganzenhoef, ga naar Geldershoofd" en daarbij op vuurwapens gelijkende voorwerpen aan voornoemde [persoon 1] hebben getoond en vervolgens
  • op vuurwapens gelijkende voorwerpen tegen het hoofd van voornoemde [persoon 1] hebben gehouden en gericht gehouden en vervolgens de trekkers van voornoemde op vuurwapens gelijkende voorwerpen hebben overgehaald en daarbij hebben gezegd: "doodschieten, doodschieten" en vervolgens
  • meermalen met voornoemde op vuurwapens gelijkende voorwerpen tegen het hoofd van voornoemde [persoon 1] hebben geslagen en vervolgens
  • een geldbedrag van ongeveer 65 euro uit de broekzak van voornoemde [persoon 1] hebben weggenomen en vervolgens
  • voornoemde [persoon 1] hebben gedwongen uit voornoemde personenauto te stappen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar bewezen geachte feiten dient te worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en oplegging van de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden. De vordering van de benadeelde partij kan hoofdelijk worden toegewezen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en de wettelijke rente.
Over de persoon van verdachte zijn de afgelopen jaren verschillende rapportages opgemaakt. Volgens de Pro Justitia rapportage van de psycholoog van 25 januari 2016 is sprake van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de vorm van zwakbegaafdheid en een antisociale persoonlijkheidsontwikkeling, alsmede van een ziekelijke stoornis in de vorm van cannabisafhankelijkheid. Verdachte is echter volledig toerekeningsvatbaar. Hij valt onder de doelgroep Top 600 en hij heeft een negatief sociaal netwerk. Hoewel eerdere toezichten negatief zijn geëindigd en verdachte geen verantwoordelijkheid neemt voor zijn gedrag, wil de reclassering verdachte opnieuw een kans geven om zijn (nog jonge) leven een positieve wending te geven.
8.2.
Het strafmaatverweer van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat de eis, gelet op de richtlijnen voor een straatroof, te hoog is. Daar komt bij dat door de reclassering een locatieverbod is geadviseerd met elektronisch toezicht voor de duur van 4 maanden. Naar het oordeel van de verdediging is een gevangenisstraf van 10 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, gelet op het plan van aanpak van de reclassering op zijn plaats.
De raadsman heeft primair bepleit de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren. Subsidiair refereert de raadsman aan het oordeel van de rechtbank.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder laten meewegen dat verdachte zich met zijn mededader heeft schuldig gemaakt aan een kortstondige wederrechtelijke vrijheidsberoving en een carjacking, waarbij de bestuurder van de auto is bedreigd met op vuurwapens gelijkende voorwerpen. Het toegepaste geweld heeft een diepe indruk op het slachtoffer gemaakt. Het handelen van verdachte werd uitsluitend ingegeven door eigen financieel gewin en verdachte heeft zich niet bekommerd om het welzijn en de gevoelens van het slachtoffer. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van feiten als het onderhavige ook lange tijd na de gebeurtenissen nog kampen met gevoelens van angst en onveiligheid. Door zo te handelen heeft verdachte eraan bijgedragen dat de in de samenleving bestaande gevoelens van onveiligheid blijven bestaan en worden versterkt.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf rekening gehouden met de ernst van de bewezen verklaarde delicten, zoals die onder meer tot uitdrukking komt in de wettelijke strafmaxima en in de straffen die doorgaans voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De rechtbank rekent verdachte de bewezen geachte feiten zwaar aan. Ook zijn houding ter terechtzitting heeft geen blijk gegeven van inzicht in het verwijtbare van zijn handelen.
De rechtbank heeft verder ten nadele van verdachte rekening gehouden met de omstandigheid dat verdachte blijkens een hem betreffend uittreksel Justitiële Documentatie van 4 februari 2016 eerder ter zake van onder meer vermogensdelicten met politie en justitie in aanraking is geweest en tot vrijheidsbenemende straffen is veroordeeld, ook eerder met zijn mededader. Uit deze eerdere veroordelingen heeft verdachte geen enkele lering getrokken.
De rechtbank heeft voorts kennis genomen van - onder meer - het Pro Justitia rapport van de psycholoog van 25 januari 2016 en het reclasseringsadvies van 12 februari 2016.
De psycholoog heeft vastgesteld dat bij verdachte sprake is van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de vorm van zwakbegaafdheid en een antisociale persoonlijkheids-ontwikkeling, alsmede van een ziekelijke stoornis in de vorm van cannabisafhankelijkheid. Er kan echter geen verband worden aangetoond tussen verdachtes gebrekkige ontwikkeling en het ten laste gelegde. Verdachte heeft, zeker gezien zijn voorgeschiedenis met de medeverdachte, voldoende gelegenheid gehad om zijn keuzes en gedrag te heroverwogen, zodat hij als volledig toerekeningsvatbaar kan worden beschouwd.
Verdachte valt gelet op zijn strafblad en politiemutaties onder de doelgroep Top 600. Het risico op delictgedrag wordt ingeschat op zeer hoog en om dat terug te dringen acht de reclassering het van groot belang om een intensief begeleidingstraject te starten om verdachte opnieuw een kans te geven mee te werken en zijn leven een positieve wending te geven. De rechtbank volgt het advies van de reclassering om een gedeeltelijk voorwaardelijk gevangenisstraf op te leggen onder na te noemen bijzondere voorwaarden.
Hoewel de ernst van de bewezen geachte feiten, het strafblad van verdachte en zijn onverschillige houding op zichzelf een hoge gevangenisstraf rechtvaardigen, ziet de rechtbank in de nog jonge leeftijd van verdachte en het plan van aanpak van de reclassering aanleiding om de eis van de officier van justitie niet te volgen en aan verdachte een lagere straf dan gevorderd op te leggen. De rechtbank acht een flinke voorwaardelijke straf noodzakelijk als “stok achter de deur”.
8.4.
Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat dat de benadeelde partij
[persoon 1]als gevolg van de hiervoor onder 1 en 2 bewezen geachte feiten rechtstreeks schade heeft geleden. De benadeelde partij heeft een schadevergoeding van € 1.886,50 gevorderd, bestaande uit € 286,50 materiële schade en € 1.600,00 immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente. Er is inhoudelijk geen verweer gevoerd tegen deze vordering. De rechtbank zal de vordering dan ook toewijzen.
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van
[persoon 1]voornoemd wordt als extra waarborg voor betaling de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f Sr) aan verdachte opgelegd.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 47, 57 282 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

10.Beslissing

Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van het onder 1 bewezen verklaarde:
Medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven.
Ten aanzien van het onder 2 bewezen verklaarde:
Diefstal voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
26 maanden.
Beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot
8 maanden, van deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van
2 jarenvast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast, indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet aan de volgende algemene voorwaarden houdt.
Stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde
1. zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt.
3. medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast indien de veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
Meldplicht
Veroordeelde moet zich gedurende de proeftijd houden aan de aanwijzingen die de reclassering hem geeft, voor zover deze niet al zijn opgenomen in een of meer andere bijzondere voorwaarde(n). Dit betekent dat de toezichthouder de heer [verdachte] opdrachten geeft die betrekking hebben op zijn handel en wandel. Met als doel om hem zowel te begeleiden bij de naleving van bijzondere voorwaarden, als ook te kunnen controleren of hij zich aan de naleving van de bijzondere voorwaarde houdt;
Behandelverplichting - Ambulante behandeling
Veroordeelde wordt verplicht om gedurende de proeftijd deel te nemen aan een behandeling bij forensische polikliniek De Waag of een soortgelijke ambulante forensische zorg, zulks ter
beoordeling van de reclassering waarbij betrokkene zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven;
Locatiegebod
Veroordeelde wordt op basis van het geconstateerde niveau van risico geboden zich te bevinden op het adres [adres 1] , [woonplaats] . Daarbij heeft hij op doordeweekse dagen een aaneengesloten blok van 14 uur ter invulling van zijn eventuele dagbesteding (school en/of bijbaantje). In de weekenden heeft betrokkene 8 uur vrij te besteden. Wanneer betrokkene op doordeweekse dagen geen dagbesteding (school en/of bijbaantje) heeft, krijgt hij twee uur vrij te besteden. Alle uren worden vooraf vastgesteld, in overleg met de reclassering. Als de reclassering het noodzakelijk acht om voor een doelmatige uitvoering van het toezicht op de naleving van de bijzondere voorwaarden de periode, tijd of locatie aan te passen dan zal zij hiervoor een verzoek indienen bij de opdrachtgever. Het locatiegebod wordt gecontroleerd door middel van een elektronisch controlemiddel RFID voor de duur van vier maanden;
Andere voorwaarden het gedrag betreffende
Veroordeelde wordt verplicht om de volgende bijkomende bijzondere voorwaarde(n)
na te leven en zich te houden aan de opdrachten van de reclasseringsorganisatie die in
het kader van het toezicht op de naleving van deze voorwaarden noodzakelijk zijn:
  • beschikken over een structurele dagbesteding in de vorm van school en/of werk. Hij zal hiervoor eventueel worden ondersteund door het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV);
  • deelname aan een training gericht op middelengebruik van de Jellinek indien de reclassering dit nodig acht;
  • tijdens het toezicht zal bekeken worden of betrokkene vanwege zijn cognitieve beperking ondersteuning nodig heeft van Stichting MEE (deze instantie geeft ondersteuning aan mensen met een beperking) of een soortgelijke instantie zoals Indaad.
Geeft aan de Reclassering Nederland opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregelWijst de vordering van [persoon 1] , wonende op het adres [adres 2] , [woonplaats] , toe tot een bedrag van € 1.886,50, bestaande uit € 286,50 materiële schade en
€ 1.600,00 immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade, 1 oktober 2015, tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [persoon 1] voornoemd, behalve voor zover deze vordering al door of namens een ander is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [persoon 1] , aan de Staat € 1.886,50 te betalen, bestaande uit € 286,50 materiële schade en € 1.600,00 immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade, 1 oktober 2015, tot aan de dag van de algehele voldoening, behalve voor zover dit bedrag al door of namens een ander is betaald. Bij gebreke van betaling en verhaal wordt de betalingsverplichting door hechtenis van 28 dagen vervangen. De toepassing van die hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. C.P.E. Meewisse, voorzitter,
mrs. M.A.E. Somsen en C.C.M. Oude Hengel, rechters,
in tegenwoordigheid van E.J.M. Veerman, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 17 maart 2016.

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.P. 001-006 Proces-verbaal aangifte [persoon 1] .
3.P. 007-009 Proces-verbaal van verhoor aangever [persoon 1] .
4.P. 014-017 Proces-verbaal van bevindingen.
5.P. 018-020 Proces-verbaal van bevindingen.
6.P. 084-100 Proces-verbaal van bevindingen.
7.P. 144-146 Proces-verbaal van bevindingen.
8.P. 101-105 Proces-verbaal van bevindingen.
9.P. 133-140 Proces-verbaal van verhoor meerderjarige verdachte [verdachte] .