Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
uitspraak van de meervoudige kamer van 11 maart 2016 in de zaak tussen
[bedrijf] , eiseres,
,te Nederhorst den Berg,
[naam 1] , eiser 2, te Kortenhoef,
Procesverloop
Overwegingen
Is het in uw deskundige visie mogelijk om op basis van de ter beschikking staande gegevens te concluderen of het aannemelijk is dat er schade aan de bebouwing op de percelen aan de [adres] [huisnummer] en [huisnummer] , te Nederhorst den Berg is en kan ontstaan door het flexibele peil in peilgebied [nummer] ? Gelieve daarbij met name in te gaan op het gestelde ten aanzien van de grote fluctuaties van het peil in relatie met de gestelde bijzondere bodemgesteldheid van de polder, als gevolg waarvan de draagkracht van het op staal gebouwd fundament zou worden aangetast en op de vraag of het ingestelde peil van -3,45 meter N.A.P. in de peilgebieden [nummer] en [nummer] daadwerkelijk te handhaven/uitvoerbaar is in het licht van het waterbeheer zoals dat wordt voorzien en gelegaliseerd middels het peilbesluit en alle overige omstandigheden.
al dan niet uitgesloten zijnvan causaal verband tussen het peilbesluit en de schade aan de bebouwing, terwijl de StAB had moeten kijken naar de
aannemelijkheidhiervan. Voorts wordt gewezen op onjuistheden in het rapport ten aanzien van de regeling van het gemaal, dat al sinds de jaren negentig automatisch op afstand gebeurt. Traploos wil zeggen dat het gemaal ook meer of minder water kan verpompen per minuut, in plaats van dat het aan- of afslaat met twee pompen. Ook wordt ten onrechte uitgegaan van een hoger percentage oppervlaktewater in het verleden ten opzichte van de huidige 7,3%. Ten derde maakt de hoge kweldruk van 15 mm de polder ten opzichte van andere polders in West-Nederland niet uniek. Ten vierde heeft [deskundige] zich nooit op het standpunt gesteld dat het oppervlaktewater in de polder minimaal 10% zou moeten zijn. Dit betreft een weergave van het standpunt van eiseres en eiser 1 zelf. Ten vijfde wordt door de StAB ten onrechte in aanmerking genomen dat verweerder enkel een regionaal model zou hebben gebruikt voor het geven van antwoorden op lokale problemen. Verder heeft de StAB ten onrechte gesteld dat uit het grondwatermodel geen conclusies kunnen worden getrokken ten aanzien van de grondwaterstand bij de percelen van eiseres en eiser 1, omdat detailgegevens hiervan ontbreken (over de aanwezig geachte deklaag van klei of veen). Dit kan namelijk wel aan de hand van de kweldruk, waarvan de toename ter plaatse van de percelen van eiseres en eiser 1 nagenoeg nihil is. Aannemelijk is dan dat de grondwaterstand ook niet hoger wordt. De hoeveelheid klei/veen in de grond ter plaatse is dan ook niet relevant. De zevende onjuistheid betreft de hoeveelheid kwelwater die in aanmerking is genomen: dit moet 91,950 m3 moet zijn, in plaats van de in het rapport vermelde hoeveelheid van 9,5m 3 per dag. Ten slotte wordt op pagina 18 van het rapport zonder nadere aanduiding vermeld dat de peilfluctuaties toenemen als gevolg van het oppervlak van het peilgebied door de peilopzet. Hoewel de fluctuaties enigszins in frequentie zijn toegenomen, is dit niet het geval voor de amplitude. Het niveau van het peil blijft gelijk bij het aan- en afslaan van het gemaal.
Doen de door eiser geschetste problemen zich daadwerkelijk voor en is het causaal verband tussen deze problemen en het flexibele waterpeil aannemelijk? Zo ja/nee, waarom (niet)?
Beslissing
- verklaart het beroep van eiseres en eiser 1 gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 331,- aan eiseres en eiser 1 te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres en eiser 1 tot een bedrag van € 1.672,72.
.