ECLI:NL:RBAMS:2016:1322
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Huuropzegging en ontruiming van onzelfstandige woonruimte na beëindiging huurovereenkomst
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 2 maart 2016 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiseres] en [gedaagde] over de ontruiming van een gehuurde woning. [eiseres] heeft de huurovereenkomst met [gedaagde] opgezegd, waarbij zij zich beroept op artikel 7:232 lid 3 van het Burgerlijk Wetboek, dat het mogelijk maakt om een huurovereenkomst binnen negen maanden na aanvang op te zeggen zonder verdere gronden. De huurovereenkomst betrof een kamer op de derde verdieping van een woning, die [eiseres] zelf bewoont. De kantonrechter oordeelt dat de derde verdieping geen zelfstandige woonruimte is, omdat [gedaagde] geen eigen toegang heeft en afhankelijk is van de gemeenschappelijke ruimtes die tot het domein van [eiseres] behoren. De rechter concludeert dat de opzegging van de huurovereenkomst rechtsgeldig is en dat [gedaagde] het gehuurde moet ontruimen. De vordering van [eiseres] wordt toegewezen, met een termijn van een maand voor ontruiming en een dwangsom van € 500,00 per dag bij niet-naleving. De vordering van [gedaagde] in reconventie wordt afgewezen, en zij wordt veroordeeld in de proceskosten.