In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 8 maart 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. J.M. Niemer, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, vertegenwoordigd door mr. J.C. Smit. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een bruikleenauto op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo), welke aanvraag door verweerder op 3 juli 2014 werd afgewezen. Na een bezwaarschrift van eiseres heeft verweerder op 5 november 2014 het bezwaar gedeeltelijk gegrond verklaard, maar de aanvraag voor een bruikleenauto bleef afgewezen. Eiseres ontving wel een AOV-pas voor aanvullend openbaar vervoer. Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld tegen de afwijzing van de bruikleenauto, waarbij zij aanvoerde dat de AOV-pas niet adequaat was voor haar situatie, gezien haar psychische beperkingen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de besluitvorming van verweerder niet correct was, omdat de besluiten van 5 en 12 november 2014 samen de beslissing op bezwaar vormden en niet afzonderlijk behandeld hadden mogen worden. De rechtbank oordeelde dat de afwijzing van de bruikleenauto op basis van de adviezen van de medisch adviseur (MO-zaak) niet voldoende was onderbouwd. De rechtbank heeft de besluiten van 5 en 12 november 2014 vernietigd, maar de rechtsgevolgen van deze besluiten in stand gelaten, omdat de AOV-pas als de goedkoopste adequate voorziening werd beschouwd. Eiseres werd in het gelijk gesteld wat betreft de proceskosten, die op € 992,- werden vastgesteld, en het griffierecht van € 45,- diende door verweerder te worden vergoed.
De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldige besluitvorming en de noodzaak voor verweerders om medische adviezen transparant en inzichtelijk te motiveren, zodat belanghebbenden zich hiertegen kunnen verweren. De rechtbank heeft de rechtsgevolgen van de vernietiging in stand gelaten, omdat de AOV-pas als voldoende werd beschouwd voor de vervoersbehoefte van eiseres.