ECLI:NL:RBAMS:2015:9965

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
22 december 2015
Publicatiedatum
1 april 2016
Zaaknummer
13/660639-11 (Promis)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling en verwaarlozing van ouders door zoon, met oplichting van ING-bank

In deze strafzaak heeft de rechtbank Amsterdam op 22 december 2015 uitspraak gedaan in een zaak tegen een verdachte die zijn ouders meermalen heeft mishandeld en verwaarloosd. De verdachte, geboren in 1963, was verantwoordelijk voor de zorg van zijn kwetsbare ouders, maar heeft deze taak ernstig verwaarloosd. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zijn vader op verschillende momenten heeft mishandeld, wat resulteerde in letsel. Daarnaast heeft hij zijn ouders de noodzakelijke zorg onthouden, waardoor zij in een verwaarloosde toestand verkeerden. De verdachte heeft ook de ING-bank opgelicht door valse overschrijvingsformulieren in te vullen en te ondertekenen, waardoor hij zich ten koste van zijn ouders heeft bevoordeeld. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zeven maanden, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en het leed dat de verdachte zijn ouders heeft aangedaan, en dat hij hen niet de zorg heeft geboden die zij nodig hadden. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling, verwaarlozing en oplichting, wat ernstige gevolgen heeft gehad voor zijn ouders.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/660639-11 (Promis)
Datum uitspraak: 22 december 2015
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1963,
ingeschreven in de Basisregistratie personen en verblijvende op het adres [adres 1] te [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 8 december 2015.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. M.L.A. ter Veer en van wat verdachte en zijn raadsman mr. W.R. Jonk naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – na wijziging op de zittingen van 11 juli 2013 en 8 december 2015 – ten laste gelegd dat hij
1.
op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 december 2009 tot en met 30 juni 2011 te [plaats] , in elk geval in Nederland, (telkens) opzettelijk zijn vader, te weten [persoon 1] , heeft mishandeld, bestaande die mishandeling uit het éénmaal of meermalen
  • slaan en/of meppen met een slipper in/tegen het gezicht en/of tegen/op het lichaam van voornoemde [persoon 1] en/of
  • slaan en/of stompen tegen/op het hoofd en/of lichaam van voornoemde [persoon 1] en/of
  • (met kracht) met een rollator aanrijden tegen het/de be(e)n(en) van voornoemde [persoon 1] ,
  • schoppen/trappen tegen de benen en/of het lichaam van voornoemde [persoon 1] ,
waardoor voornoemde [persoon 1] (telkens) letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
2.
op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 maart 2010 tot en met 30 juni 2011 te [plaats] , in elk geval in Nederland, (telkens) opzettelijk de gezondheid van zijn vader, te weten [persoon 1] en/of zijn moeder, te weten [persoon 2] , heeft benadeeld, immers heeft hij, verdachte aan voornoemde [persoon 1] en/of [persoon 2] de (professionele) verzorging en/of hulp van (onder andere) de fysiotherapeut
en/of thuiszorg en/of huisarts ontzegd en/of voornoemde [persoon 1] en/of [persoon 2] onvoldoende en/of niet constante en/of niet adequate verzorging geboden;
3.
op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 juli 2010 tot en met 19 juli 2011 te [plaats] , in elk geval in Nederland, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit/van een bankrekening heeft weggenomen één of meer geldbedrag(gen), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan ING-bank en/of [persoon 1] en/of [persoon 2]
, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel (te weten één of meer (vals ingevulde) bankoverschrijvingsformulieren), immers heeft hij, verdachte,
  • op of omstreeks 29 september 2010 een geldbedrag van 20.000 euro overgemaakt van de bankrekening van [persoon 1] en/of [persoon 2] naar zijn, verdachtes bankrekening onder de vermelding: “Eenmalige donatie” en/of
  • op of omstreeks 15 juni 2011 een geldbedrag van 8.000 euro overgemaakt van de bankrekening van [persoon 1] en/of [persoon 2] naar zijn, verdachtes bankrekening onder de vermelding: “Dit bedrag op Gez. rek. [verdachte] en [persoon 2] ” en/of
  • op of omstreeks 4 juli 2011 een geldbedrag van 10.000 euro overgemaakt van de bankrekening van [persoon 1] en/of [persoon 2] naar zijn, verdachtes bankrekening onder de vermelding: “ik heb samen met mijn zoon een en/of Rek. Kan zelf niets meer. [verdachte] is 100% eerlijk”;
en/of
op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 juli 2010 tot en met 19 juli 2011 te [plaats] , in elk geval in Nederland, (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, één of meer medewerkers van de ING-bank heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag, in elk geval van enig goed, en/of [persoon 1] en/of [persoon 2] heeft gedwongen tot het aangaan van een schuld en/of het tenietdoen van een inschuld, hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk -zakelijk weergegeven- valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid (telkens) een overschrijvingsformulier behorende bij de bankrekening van voornoemde [persoon 1] en/of [persoon 2] vervalst en/of valselijk opgemaakt, immers heeft hij, verdachte, die/dat overschrijvingsformulier(en) (telkens) ingevuld strekkende tot (girale) betaling/overboeking van een geldbedrag naar verdachtes rekening en/of (vervolgens) die/dat overschrijvingsformulier(en) ondertekend met de (zogenaamde) handtekening van voornoemde [persoon 2] als ware hij, verdachte, de rechtmatige rekeninghouder, en/of (vervolgens) die vervalste en/of valselijk opgemaakte overschrijvingsformulier(en) naar de ING-bank verzonden, waardoor voornoemde medewerker(s) van de ING-bank werd(en) bewogen tot bovenomschreven afgifte en/of voornoemde [persoon 1] en/of [persoon 2] werd(en) gedwongen tot het aangaan van een schuld en/of tenietdoen van een inschuld.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de onder 1., 2. en 3. ten laste gelegde feiten kunnen worden bewezen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken. De raadsman heeft verzocht de verklaringen van de ouders uit te sluiten van het bewijs, nu deze op een zodanige wijze tot stand zijn gekomen dat de betrouwbaarheid ervan onvoldoende kan worden vastgesteld. De verwondingen bij de ouders kunnen op een andere manier zijn ontstaan en er was geen sprake van opzettelijke benadeling van de gezondheid van zijn ouders. Ten aanzien van het onder 3. ten laste gelegde heeft verdachte toestemming van zijn ouders gehad de gelden over te maken en is geen sprake van toe-eigening van deze gelden, nu de moeder van verdachte gemachtigd was om de rekening van verdachte te gebruiken.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt voorop, dat het vanuit bewijstechnisch oogpunt hoogst ongelukkig is geweest dat de ouders van verdachte op 15 juli 2011 in elkaars bijzijn zijn gehoord, terwijl bovendien uit de inhoud van het proces-verbaal volgt dat hun dochter bij het verhoor aanwezig was. Uit de aangifte blijkt bovendien dat de aangifte zeer moeizaam tot stand kwam, omdat aangevers erg zwak waren, langzaam spraken en zich niet alles meer wisten te herinneren van wat er was voorgevallen. Anders dan de raadsman ziet de rechtbank hierin geen aanleiding de verklaringen van de ouders van verdachte volledig uit te sluiten van het bewijs, maar wel om hiermee uiterst behoedzaam om te gaan. De rechtbank zal deze verklaringen dan ook uitsluitend voor het bewijs hanteren, voor zover deze voldoende steun vinden in andere bewijsmiddelen.
De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de hierna in samenvattende vorm weergegeven feiten en omstandigheden zoals vervat in de als voetnoten weergegeven bewijsmiddelen. [1]
4.3.1
Het oordeel over het onder 1. ten laste gelegde
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1. ten laste gelegde heeft begaan. Hiertoe dient het volgende.
Op 27 december 2009 wordt melding gemaakt van een huiselijke twist aan de [adres 2] te [plaats] . Bij aankomst zien rapporteurs dat [persoon 1] , de vader van verdachte (hierna: vader), een bloeduitstorting en een zwelling met twee wondjes op het rechterbeen heeft zitten. Vader verklaart dan dat zijn zoon hem tegen zijn been heeft getrapt, hetgeen verdachte uiteindelijk ten overstaan van de rapporteurs heeft bevestigd. [2] De werkster heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat [persoon 1] een keer rond de kerstperiode een beenwond had en dat de ouders van verdachte haar hadden verteld dat verdachte hem had geschopt. [3] Voorts heeft [persoon 2] , de moeder van verdachte (hierna: moeder) in de aangifte verklaard dat verdachte de beenwond bij haar man heeft veroorzaakt. [4] Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard, dat de beenwond het gevolg was van een ongeluk, maar hij heeft hieromtrent dusdanig onsamenhangend verklaard, dat de rechtbank niet gelooft dat de verwonding gevolg was van een ongeluk.
Naar aanleiding van een andere melding is de politie op 30 juni 2011 binnengetreden in de woning aan de [adres 2] te [plaats] . Bij vader, die evenals moeder op bed werd aangetroffen, zag de politie direct een zwarte plek van ongeveer 15 centimeter op de linker bovenarm, waarvan de politie ook een foto heeft gemaakt. [5] Deze plek betreft een aanzienlijke bloeduitstorting [6] , waarvoor verdachte geen overtuigende verklaring heeft kunnen geven. Vader heeft over de aanwezigheid van deze plek op zijn arm verklaard dat hij vaak op zijn bovenarm werd geslagen door verdachte. [7] De rechtbank is dan ook van oordeel dat dit letsel het gevolg is geweest van andere geweldshandelingen van verdachte jegens vader.
Voorts acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte zelf heeft bekend in zijn verhoor bij de politie op 2 augustus 2011. Zo heeft hij verklaard dat hij vader een corrigerende tik heeft gegeven, dat hij hem een kletser heeft verkocht, dat hij een beweging met een slipper richting vader heeft gemaakt, dat hij met de rollator tegen diens schenen heeft gereden, dat hij vader heeft geschopt en dat hij een jets tegen een kruk heeft gegeven, waardoor vader werd geraakt. [8] Ook vader heeft verklaard dat verdachte met de rollator tegen zijn benen is aangereden, waardoor hij letsel op zijn scheenbenen had en moeder heeft verklaard dat zij haar man daarbij “Auw, auw” heeft horen roepen. [9] Verder heeft moeder verklaard dat verdachte haar man meermalen met een slipper heeft geslagen. [10]
Steunbewijs voor al deze mishandelingen is te vinden in de constateringen van de arts-assistent geriater M.C. Koelé en geriater H.C. van der Jagt-Willems, dat verspreid over het hele lichaam van vader hematomen van verschillende data en grootte, waaronder op de benen en armen, aanwezig waren, toen zij vader op 30 juni 2011 onderzochten. [11]
Hetgeen in algemene zin aan de overtuiging van de rechtbank heeft bijgedragen, is het feit dat een verzorgster van Cordaan een wondje zag op het hoofd van vader, waarop hij fluisterend zei: “Er wordt hier wel eens gemept.” [12]
Bij het binnentreden in de woning op 30 juni 2011 werd voorts geconstateerd dat de kaak van vader aan de linkerzijde verdikt was. [13] Vader is vervolgens onderzocht door een kaakchirurg, die heeft geconstateerd dat sprake is van een (waarschijnlijk zes weken oude) dubbelzijdige kaakfractuur. Tevens kon vader zijn gebitsprothese voor de onderkaak niet meer dragen. [14] Verdachte heeft hierover verklaard, dat zijn vader naast het bed is gevallen, tegen een nachtkastje aan. Niet kan worden uitgesloten dat dit inderdaad het geval is geweest. Nader bewijs op dit punt ontbreekt. Derhalve kan niet worden bewezen verklaard dat dit letsel het gevolg is van mishandeling door verdachte.
4.3.2
Het oordeel over het onder 2. ten laste gelegde
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 2. ten laste gelegde heeft begaan. Hiertoe dient het volgende.
Vaststaat dat vader circa zes weken voor 30 juni 2011 een dubbele kaakbreuk heeft opgelopen, die tot gevolg had dat vader zijn gebitsprothese niet meer kon dragen. [15] Bovendien kon de politie bij het binnentreden in de woning van de ouders op 30 juni 2011 direct zien dat de kaak van vader verdikt was. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het niet anders kan, dan dat verdachte moet hebben opgemerkt dat zijn vader veel pijn had en hij niet, of slechts met veel moeite vast voedsel tot zich kon nemen. Dat dit daadwerkelijk het geval was blijkt ook uit verklaringen van verdachte, waarin hij zegt dat zijn vader de laatste tijd slecht at [16] en dat zijn vader, als hij vroeg of er iets was, naar zijn kaak wees. [17] Verdachte heeft echter nagelaten de noodzakelijke medische hulp ten behoeve van zijn vader in te roepen. Ook heeft hij zijn ouders andere hulp onthouden. Zo is gebleken dat Cordaan thuiszorg, blijkens het door verbalisanten aangetroffen logboek, voor het laatst is geweest op 28 mei 2011 [18] en medewerkers van Cordaan, net als de fysiotherapeut, in de laatste periode regelmatig afgebeld of niet binnengelaten werden door verdachte. [19] / [20] Tevens wordt op 16 juni 2011 een melding gemaakt door de huisarts, omdat verdachte al twee keer een huisbezoek heeft geweigerd en de schoonmaakster en de fysiotherapeut eruit zijn gezet. [21] Ten slotte heeft verdachte bij de politie verklaard dat hij wel eens een dokter heeft weggestuurd. Volgens verdachte deed hij op een gegeven moment voor niemand de deur meer open en had hij alles afgeketst. [22] De rechtbank stelt vast dat het evident was dat de ouders van verdachte veel (professionele) zorg en hulp nodig hadden, maar dat verdachte door zijn gedrag aan hen die zorg en hulp heeft ontzegd.
Ten aanzien van de door verdachte geboden verzorging heeft verdachte zelf zowel bij de politie als ter terechtzitting verklaard dat hij het op het laatst niet meer aankon. Verbalisanten hebben bij het binnentreden in de woning de ouders van verdachte aangetroffen, terwijl zij op bed lagen en een apathische indruk maakten, waarbij moeder ten overstaan van een van de verbalisanten verklaarde dat zij ongeveer een maand in bed lag en dat zij van haar zoon niet naar buiten mocht. [23] / [24] De buurvrouw heeft verklaard dat de ouders van verdachte nooit meer buiten kwamen, dat verdachte een langslaper was en dat hij pas om 16.00 uur boodschappen ging doen, terwijl alles potdicht zat. [25] De rechtbank gaat er, gelet op het voorgaande, vanuit dat de ouders van verdachte vanaf 28 mei 2011, te weten het laatste moment dat Cordaan thuiszorg is geweest, tot aan het moment van binnentreden op 30 juni 2011 niet of nauwelijks uit bed zijn geweest. Voorts heeft de rechtbank acht geslagen op het feit dat de zus van verdachte bij aankomst in het ziekenhuis haar ouders nauwelijks herkende en dat zij zag dat haar vader sterk vermagerd was en vieze nagels had en dat haar moeder een vieze en zwaar verwaarloosde indruk maakte. [26] Bovendien heeft vader verklaard dat zijn zoon de verzorging niet helemaal aan kon. [27] Moeder heeft verklaard dat verdachte de verzorging niet goed deed [28] en dat zij en haar man niet de noodzakelijke medische zorg kregen, omdat verdachte geen hulp van buitenaf wilde. [29]
Op grond van het voorgaande concludeert de rechtbank dat verdachte zich, in de laatste maanden dat hij voor zijn ouders zorgde, schuldig heeft gemaakt aan opzettelijke benadeling van de gezondheid van zijn ouders.
4.3.3
Het oordeel over het onder 3. ten laste gelegde
4.3.3.1 Partiële vrijspraak van het onder 3. ten laste gelegde
Anders dan de officier van justitie en met de raadsman acht de rechtbank de onder 3. eerste cumulatief/alternatief ten laste gelegde diefstal niet bewezen.
Dat verdachte geen toestemming zou hebben gekregen van zijn ouders om de bedragen naar zijn rekening over te laten schrijven, kan slechts volgen uit de verklaringen van zijn ouders of uit verklaringen van personen die dit van zijn ouders hebben gehoord. De rechtbank acht dan ook niet bewezen dat verdachte zich deze bedragen wederrechtelijk heeft toegeëigend en zal verdachte vrijspreken van de onder 3. ten laste gelegde diefstal.
4.3.3.2 Het oordeel over de onder 3. ten laste gelegde oplichting
Gelet op de verklaring van verdachte ter terechtzitting, inhoudende dat hij twee overschrijvingsformulieren heeft ondertekend om betalingen te doen van de rekening van zijn ouders naar zijn eigen rekening, als ware het één van zijn ouders die het stuk ondertekende en daarbij de opdracht tot betaling gaf, acht de rechtbank bewezen dat verdachte de ING-bank heeft bewogen tot de afgifte van twee geldbedragen door het aannemen van een valse hoedanigheid en door middel van listige kunstgrepen. Immers heeft verdachte, als ware hij de rekeninghouder en dus in strijd met de waarheid, een handtekening die moest voorkomen als die van de daartoe gerechtigde, gezet op twee overschrijvingsformulieren [30] , waardoor de ING-bank werd bewogen tot afgifte van € 8.000,- en € 10.000,-. [31] Weliswaar heeft de raadsman aangevoerd dat deze bedragen werden overgemaakt op een rekening, waartoe ook de moeder van verdachte was gemachtigd, maar hij ziet eraan voorbij dat het geld door indiening van de valselijk opgemaakte formulieren door de bank naar die andere rekening is geboekt. Niet kan worden betoogd dat verdachte niet het oogmerk had zichzelf te bevoordelen, want aangenomen mag worden dat moeder reeds geruime tijd feitelijk niet meer in staat was over enige rekening te beschikken.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de onder 4. vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
Ten aanzien van het onder 1. ten laste gelegde:
in de periode van 1 december 2009 tot en met 30 juni 2011 te [plaats] telkens opzettelijk zijn vader, te weten [persoon 1] , heeft mishandeld, bestaande die mishandeling uit het
  • slaan met een slipper tegen het gezicht van zijn vader en
  • slaan tegen het hoofd en lichaam van zijn vader en
  • met een rollator aanrijden tegen de benen van zijn vader en
  • schoppen tegen de benen van zijn vader,

waardoor zijn vader telkens pijn heeft ondervonden en een aantal malen ook letsel heeft bekomen;

Ten aanzien van het onder 2. ten laste gelegde:
in de periode van 1 maart 2011 tot en met 30 juni 2011 te [plaats] opzettelijk de gezondheid van zijn vader, te weten [persoon 1] , en zijn moeder, te weten [persoon 2] , heeft benadeeld, immers heeft hij, verdachte, aan hen de professionele verzorging en hulp van de fysiotherapeut, de thuiszorg en de huisarts ontzegd en voorts aan hen onvoldoende verzorging geboden;
Ten aanzien van het onder 3. ten laste gelegde:
in de periode van 1 juni 2011 tot en met 19 juli 2011 te [plaats] , tweemaal, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen, door het aannemen van een valse hoedanigheid en door een listige kunstgreep, de ING-bank heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag, te weten 8.000 euro en 10.000 euro, hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en listiglijk en bedrieglijk en in strijd met de waarheid tweemaal een overschrijvingsformulier behorende bij de bankrekening van voornoemde [persoon 1] en/of [persoon 2] valselijk opgemaakt, immers heeft hij, verdachte, die overschrijvingsformulieren telkens ingevuld strekkende tot girale overboeking van een geldbedrag naar verdachtes rekening en die overschrijvingsformulieren telkens ondertekend als ware hij, verdachte, de rechtmatige rekeninghouder, en die valselijk opgemaakte overschrijvingsformulieren telkens naar de ING-bank verzonden, waardoor de ING-bank telkens werd bewogen tot bovenomschreven afgifte.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar onder 1., 2. en 3. bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 (twaalf) maanden, met aftrek van voorarrest. Ten aanzien van het beslag vordert de officier van justitie de teruggave aan de boedel van rechthebbenden, te weten [persoon 1] en [persoon 2] .
8.2.
Het strafmaatverweer van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat rekening moet worden gehouden met het tijdsverloop, alsmede met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Indien de rechtbank tot een bewezenverklaring zou komen, acht de raadsman een voorwaardelijke gevangenisstaf, eventueel aangevuld met een beperkte taakstraf passend en geboden.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
De rechtbank stelt voorop dat niet is komen vast te staan dat vanaf het eerste moment dat verdachte de zorg voor zijn ouders op zich heeft genomen, sprake is geweest van een aaneengesloten periode van mishandeling. De rechtbank acht het aannemelijk dat verdachte met goede bedoelingen aan zijn taak als mantelzorger is begonnen, maar dat dit hem op den duur boven het hoofd is gegroeid. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat het verzorgen van ouderen een zware taak betreft die niet licht moet worden opgevat. Gebleken is dat verdachte deze taak op den duur niet meer aan kon. Het is verdachte kwalijk te nemen dat hij niet het inzicht heeft gehad om het gebrek aan noodzakelijke zorg te ondervangen. Verdachte moet er bovendien een ernstig verwijt van worden gemaakt dat hij, toen dat het hardst nodig was, te weten toen zijn vader zijn kaak had gebroken, niet alleen heeft nagelaten professionele zorg in te schakelen, maar zelfs alle hulpverlening buiten de deur heeft gehouden. Gelet op de fysieke toestand van de ouders op 30 juni 2011, alsmede op de verklaringen van hun buren, is naar het oordeel van de rechtbank gebleken dat verdachte toen voornamelijk bezig was zijn eigen leven te leiden.
Daarnaast is met regelmaat sprake geweest van geweldsincidenten van verdachte tegen zijn vader. Aannemelijk is weliswaar geworden dat het tegen vader gepleegde geweld deels het gevolg is geweest van een verlies aan zelfbeheersing van verdachte, maar dit kan de mishandelingen nimmer rechtvaardigen. De rechtbank rekent het verdachte bovendien aan dat de geweldsincidenten heel wat vaker zijn gebeurd dan verdachte heeft willen toegeven, zoals moet worden afgeleid uit de letselverklaring van de geriater.
Verdachte heeft zijn vader meermalen mishandeld en zijn ouders verwaarloosd. Dit zijn ernstige feiten waarbij veel leed is veroorzaakt, zowel bij de directe slachtoffers, te weten zijn eigen vader en moeder, als bij zijn zus. De ouders van verdachte waren kwetsbaar, afhankelijk en hulpbehoevend en mochten op deugdelijke zorg van hun zoon rekenen. In plaats van hen die zorg te bieden heeft verdachte zich agressief gedragen tegenover zijn vader en heeft hij zijn ouders hele dagen op bed laten liggen, zonder noemenswaardige hulp of verzorging.
Tevens heeft verdachte de ING-bank opgelicht door twee overschrijvingsformulieren te ondertekenen, als ware hij de gemachtigde rekeninghouder. Hiermee heeft verdachte niet alleen schade toegebracht aan het vertrouwen van zijn ouders, maar ook aan het vertrouwen dat wordt gesteld in het betalingsverkeer. Verdachte is in het verleden, zo volgt uit het hem betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 13 november 2015, veelvuldig voor vermogensdelicten veroordeeld.
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op een Pro Justitia rapport van 22 november 2011 omtrent verdachte, opgemaakt door GZ-psycholoog J.R. Terwiel. Gedurende het psychologisch onderzoek maakte verdachte een ontremde indruk en praatte hij op een geagiteerde en dwarrelende manier. Tevens viel zijn zeer sombere, wanhopige gemoedstoestand op. Deze bevindingen komen overeen met de indruk die verdachte ter zitting maakte. Omdat verdachte meerdere keren op het laatste moment afspraken met de psycholoog afzegde, is een volledig onderzoek echter niet haalbaar gebleken.
Gelet op de ernst van de bewezen verklaarde feiten kan de rechtbank niet anders op de feiten reageren, mede uit het oogpunt van generale preventie, dan door oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur. Nu de rechtbank, anders dan de officier van justitie, bewezen acht dat de onder 1. ten laste gelegde mishandeling niet in de hele ten laste gelegde periode aaneengesloten plaatsvond en ten aanzien van de onder 2. ten laste gelegde verwaarlozing een kortere periode bewezen wordt verklaard, bestaat wel aanleiding bij de straftoemeting af te wijken van wat de officier van justitie heeft gevorderd.
Overschrijding redelijke termijn
In het arrest van 17 juni 2008 (ECLI:NL:HR:2008:BD2578) heeft de Hoge Raad (nogmaals) algemene uitgangspunten en regels geformuleerd over de inbreuk op het in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden gewaarborgde recht van een verdachte op behandeling van zijn strafzaak binnen een redelijke termijn en het rechtsgevolg dat aan een vastgestelde inbreuk op dat recht dient te worden verbonden. Op de voet van dit arrest beoordeelt de rechtbank of sprake is van overschrijding, in welke mate dat heeft plaatsgevonden en wat daarvan het gevolg moet zijn.
Uitgangspunt is dat de behandeling van de zaak ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar nadat de op zijn redelijkheid te beoordelen termijn is aangevangen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden. Bijzondere omstandigheden waarvan de redelijkheid van de duur afhankelijk is, zijn onder meer de ingewikkeldheid van de zaak en de invloed van verdachte en/of zijn raadsman op het procesverloop. Regel is dat overschrijding van de redelijke termijn wordt gecompenseerd door vermindering van de straf die zou zijn opgelegd indien de redelijke termijn niet zou zijn overschreden. De vermindering van de straf is afhankelijk van de mate waarin de redelijke termijn is overschreden.
De termijn heeft een aanvang genomen met de inverzekeringstelling van verdachte op 30 juni 2011. Tussen die datum en de datum van het vonnis – 22 december 2015 – ligt een periode die de redelijke termijn met bijna 30 maanden overschrijdt. Naar het oordeel van de rechtbank is er in deze zaak sprake van een bijzondere omstandigheid, in die zin dat de rechtbank de veel inspanningen heeft moeten leveren om verdachte te overtuigen van het belang zich te voorzien van rechtsbijstand van een advocaat. Anderzijds is het niet aan verdachte te wijten dat het lang heeft geduurd voordat alle getuigenverhoren waren afgerond. De rechtbank waardeert de door verdachte veroorzaakte vertraging op een periode van zes maanden en wijt de resterende vertraging, te weten een periode van bijna 24 maanden, tegen deze achtergrond aan niet voortvarend handelen door de overheid.
In beginsel acht de rechtbank, gelet op de aard en de ernst van de feiten, en in aanmerking genomen de persoonlijke omstandigheden van verdachte, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 9 (negen) maanden passend en geboden. Echter, rekening houdend met de hiervoor geconstateerde overschrijding van de redelijke termijn, zal de rechtbank deze straf met 2 (twee) maanden matigen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 57, 63, 300, 304 en 326 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

10.Beslissing

Verklaart de onder 3. eerste cumulatief/alternatief ten laste gelegde diefstal niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1. en 2. ten laste gelegde, alsmede de onder 3. tweede cumulatief/alternatief ten laste gelegde oplichting heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van het onder 1. bewezen verklaarde:
Mishandeling begaan tegen zijn vader, meermalen gepleegd;
Ten aanzien van het onder 2. bewezen verklaarde:
Mishandeling begaan tegen zijn moeder en zijn vader;
Ten aanzien van het onder 3. bewezen verklaarde:
Oplichting, meermalen gepleegd.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
7 (zeven) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Gelast de teruggaveaan de boedel van [persoon 1] en [persoon 2] van:
1
STK Rekening
Geld op rekeningnummer [rekeningnummer 1] /ING ten name van [verdachte]
Waarde 38.000 euro
Dit vonnis is gewezen door
mr. D.J. Cohen Tervaert, voorzitter,
mrs. M.B. de Boer en A.K. Glerum, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.B.P. Terwindt, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 22 december 2015.

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Een geschrift, te weten een mutatie rapport van 27 december 2009, p. 163-164.
3.Verhoor van getuige bij de rechter-commissaris van [naam 1] van 4 december 2014.
4.Aangifte van 15 juli 2011, p. 106.
5.Bevindingen, p. 3 en 5.
6.Een geschrift, inhoudende een letselverklaring van 30 juni 2011, opgemaakt door M.C. Koelé en H.C. van der Jagt-Willems, p. 187 en foto, p. 8.
7.Aangifte van 15 juli 2011, p. 101.
8.Verhoor verdachte, p. 157-158.
9.Aangifte van 15 juli 2011, p. 100.
10.Aangifte van 15 juli 2011, p. 100.
11.Zie het in voetnoot 6 genoemde bewijsmiddel
12.Verhoor van getuige bij de rechter-commissaris van [naam 2] van 2 april 2015.
13.Bevindingen, p.3
14.Een geschrift, inhoudende een letselverklaring van 10 november 2011, opgemaakt door G.G. Weiss, kaakchirurg, p. 181.
15.Een geschrift, inhoudende een letselverklaring van 10 november 2011, opgemaakt door G.G. Weiss, kaakchirurg, p. 181.
16.Verhoor verdachte, p. 50.
17.Verhoor verdachte, p. 158.
18.Bevindingen, p. 3.
19.Verhoor van getuige bij de rechter-commissaris van [naam 2] van 2 april 2015;
20.Verhoor van getuige [naam 5] , p. 174-175, alsmede aangifte van 15 juli 2011, p. 100.
21.Een geschrift, te weten een mutatie rapport, p. 162.
22.Verhoor verdachte, p. 159.
23.Verhoor verdachte, p. 160.
24.Bevindingen, p. 3.
25.Bevindingen, p. 166.
26.Verhoor van getuige bij de rechter-commissaris van [naam 6] van 28 mei 2014.
27.Bevindingen, p. 4.
28.Aangifte, p. 42.
29.Aangifte, p. 102.
30.Een geschrift, inhoudende een kopie van een overschrijvingsformulier van rekeningnummer [rekeningnummer 2] , inhoudende een overschrijving van € 8.000,- ten behoeve van rekeningnummer [rekeningnummer 3] p. 95.
31.Een geschrift, inhoudende een rekeningafschrift van 19 juli 2011 van rekeningnummer [rekeningnummer 2] , p. 93-94.