ECLI:NL:RBAMS:2015:9924

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
29 juli 2015
Publicatiedatum
2 maart 2016
Zaaknummer
HA ZA 14-1104
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.M. Korsten - Krijnen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige handelingen van gerechtsdeurwaarderskantoor jegens woningcorporatie en huurders

In deze zaak vorderde de stichting Woningstichting Eigen Haard een verklaring voor recht dat het gerechtsdeurwaarderskantoor onrechtmatig heeft gehandeld jegens haar en haar huurders. De samenwerking tussen Eigen Haard en het gerechtsdeurwaarderskantoor was beëindigd op 1 augustus 2013, waarna Eigen Haard stelde dat het kantoor onterecht kosten in rekening had gebracht voor ambtshandelingen die niet wettelijk verplicht waren. De rechtbank oordeelde dat Eigen Haard geen schade had geleden, omdat de kosten ten laste van de huurders waren gekomen. De rechtbank concludeerde dat er geen bewijs was dat er geen stilzwijgende overeenstemming bestond over de gehanteerde werkwijze en tarieven. De vorderingen van Eigen Haard werden afgewezen, en zij werd veroordeeld in de proceskosten. In reconventie vorderde het gerechtsdeurwaarderskantoor schadevergoeding van Eigen Haard voor het niet aanleveren van dossiers tijdens de opzegtermijn. De rechtbank oordeelde dat Eigen Haard onrechtmatig had gehandeld en veroordeelde haar tot betaling van € 81.000,00 aan het gerechtsdeurwaarderskantoor, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: C/13/575901 / HA ZA 14-1104
Vonnis van 29 juli 2015
in de zaak van
de stichting
WONINGSTICHTING EIGEN HAARD,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. J.J.M. Saelman te Amsterdam,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[deurwaarderskantoor],
gevestigd te [plaats] ,
2.
[gedaagde sub 2],
wonende te [woonplaats] ,
3.
[gedaagde sub 3],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
advocaat mr. M.J.S. van der Vorst te Amsterdam.
Partijen zullen hierna Eigen Haard en [deurwaarderskantoor] genoemd worden. Gedaagden sub 2 en 3 zullen afzonderlijk [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 5 november 2014 met producties,
  • de conclusie van antwoord in conventie, tevens houdende conclusie van eis in reconventie met producties,
  • het tussenvonnis van 25 februari 2015 waarin ambtshalve een comparitie van partijen is gelast,
  • de conclusie van antwoord in reconventie, met producties,
  • het proces-verbaal van comparitie van 17 juni 2015 en de daarin vermelde stukken.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Eigen Haard verhuurt circa 60.000 wooneenheden, voornamelijk in en rond Amsterdam. Bij Eigen Haard werken en werkten meerdere juristen, die voordien bij gerechtsdeurwaarderskantoren werkzaam waren.
2.2.
[deurwaarderskantoor] is een gerechtsdeurwaarderskantoor te Amsterdam. [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] zijn gerechtsdeurwaarders en vormen samen de directie van [deurwaarderskantoor] .
2.3.
Eigen Haard heeft in de afgelopen jaren een gedeelte van de incasso van haar huurvorderingen uitbesteed aan [deurwaarderskantoor] . Op grond van een raamovereenkomst tussen partijen werden door Eigen Haard aan [deurwaarderskantoor] telkens opdrachten verstrekt. Iedere opdracht die Eigen Haard aan [deurwaarderskantoor] verstrekte om tot juridische incasso van een huurachterstand te komen, werd door partijen beschouwd als een afzonderlijke opdracht in de zin van titel 7 boek 7 Burgerlijk Wetboek (BW). Slechts een klein deel van deze opdrachten leidde uiteindelijk tot een – mogelijke – ontruiming.
2.4.
[deurwaarderskantoor] stelde Eigen Haard op de hoogte van de voortgang van de zaken. Vanaf 1999 had Eigen Haard de mogelijkheid om “in te bellen” in het computersysteem van [deurwaarderskantoor] , vanaf 2000 had zij inzage via een webportal en vanaf 2006 had Eigen Haard een online inzagemogelijkheid in het elektronisch dossier dat [deurwaarderskantoor] aanhield. In een brief van 4 april 2000 van [deurwaarderskantoor] aan (de rechtsvoorganger van) Eigen Haard staat in dit verband, voor zover van belang, vermeld:
“(…)
U kunt per dossier alle financiële gegevens inzien, d.w.z. zowel de data als het bedrag van de betalingen en de data en de kosten van de door ons gepleegde acties. (…)”
2.5.
Als [deurwaarderskantoor] een huur-incassodossier sloot, werd de zaak “afgerekend” of “gedeclareerd”. Bij afrekening was de vordering voldaan door de huurder. Bij een declaratie was geen betaling verkregen en declareerde [deurwaarderskantoor] de kosten bij Eigen Haard. Eigen Haard controleerde de cijfers op de facturen die zij van [deurwaarderskantoor] ontving.
2.6.
Op 12 februari 2013 heeft Eigen Haard aan [deurwaarderskantoor] gemeld dat zij de relatie niet zou voortzetten. Daarbij heeft zij toegezegd dat Eigen Haard een redelijke opzegtermijn van zes maanden zou hanteren. Eigen Haard zou de aanlevering van dossiers voortzetten tot augustus 2013. Eigen Haard heeft het samenwerkingsverband dienovereenkomstig bij brief van 12 februari 2013 tegen 1 augustus 2013 opgezegd.
2.7.
Omstreeks januari 2013 is de aanlevering van nieuwe zaken door Eigen Haard aan [deurwaarderskantoor] gestagneerd.
2.8.
Omstreeks 21 augustus 2013 heeft [deurwaarderskantoor] de toegang voor Eigen Haard tot het in r.o. 2.4 bedoelde online systeem afgesloten. [deurwaarderskantoor] heeft het online systeem omstreeks 16 oktober 2013 in een beperkte modus weer opengesteld voor Eigen Haard.
2.9.
De tarieven voor ambtshandelingen van gerechtsdeurwaarders worden sinds de invoering van de Gerechtsdeurwaarderswet bij AMvB vastgesteld: het Besluit tarieven ambtshandelingen gerechtsdeurwaarders (Btag). Het aan de geëxecuteerde in rekening te brengen tarief – het schuldenaarstarief – ligt vast in het Btag. Het tarief dat de gerechtsdeurwaarder voor ambtshandelingen aan zijn opdrachtgever in rekening kan brengen, is met het oog op de marktwerking vrijgegeven.
2.10.
In artikel 10 (financiële aangelegenheden) van de Verordening beroeps- en gedragsregels gerechtsdeurwaarders is bepaald:
“De gerechtsdeurwaarder handelt nauwgezet en zorgvuldig in financiële aangelegenheden. Hij maakt geen onnodige kosten.”
2.11.
De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders te Amsterdam heeft op 14 april 2015 een beslissing gegeven op een klacht van de Koninklijke Beroepsorganisatie voor Gerechtsdeurwaarders (KBvG) tegen [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] (hierna: de beslissing van de Kamer). Daarin is, voor zover van belang, het volgende overwogen en beslist:

2. De klacht
2.1
Uit de verkregen informatie is de KBvG gebleken dat de gerechtsdeurwaarders gedurende de (lange) periode dat zij voor de (…) woningcorporatie [Eigen Haard, rb] werkzaam waren, ten onrechte de navolgende werkwijzen hebben gehanteerd:
a.
a) Doorberekenen kosten aanzegging van een ontruiming aan een veroordeelde schuldenaar bij afzonderlijk exploot.
(…)
b) Doorberekenen kosten aanzegging van een ontruiming aan het College van B&W.
(…)
c) Opvoeren van een ‘vaste getuige’ bij ontruimingen.
(…)
5. De beoordeling van de klacht
(…)
5.2
Met betrekking tot klachtonderdeel a overweegt de Kamer dat de gerechtsdeurwaarders zich op het standpunt stellen dat de aanzegging van een (uitgestelde) ontruiming bij exploot moet plaatsvinden en dat dit exploot valt onder de overige aanzeggingen als bedoeld in artikel 2 onder c Btag. Er is daarom volgens de gerechtsdeurwaarders sprake van een verplicht exploot waarvoor het Btag een tarief geeft. Als gevolg daarvan zijn de gerechtsdeurwaarders van mening dat die kosten wel op de schuldenaar mogen worden verhaald en dat zij daarmee de heersende opvatting volgen. Niet kan worden vastgesteld of de gerechtsdeurwaarders wel of niet het gelijk aan hun zijde hebben. Het is in ieder geval niet tuchtrechtelijk laakbaar dat de gerechtsdeurwaarders het onderhavige standpunt hebben ingenomen.
5.3
Met betrekking tot klachtonderdeel b overweegt de Kamer dat de gerechtsdeurwaarders zich op het standpunt stellen dat de woningcorporatie tot 2013 in regelingen met haar schuldenaren steeds heeft bedongen dat ook de kosten van het exploot van aanzegging van de ontruiming aan het College van B&W door hen zouden moeten worden betaald. Nu de gerechtsdeurwaarders niet bij het maken van deze afspraken zijn betrokken noch de kosten van het exploot bij de schuldenaren in rekening hebben gebracht, kan niet worden gezegd dat zij tuchtrechtelijk laakbaar hebben gehandeld.
5.4
Met betrekking tot klachtonderdeel c overweegt de Kamer dat de gerechtsdeurwaarders zich op het standpunt stellen dat zij zich, op grond van de wet, bij een ontruiming kunnen laten bijstaan door getuigen. Of daarvan gebruik wordt gemaakt heeft de wetgever volgens de gerechtsdeurwaarders volledig aan hun beoordeling overgelaten, omdat iedere aanwijzing voor situaties waarbij vooral wel of juist geen getuige wordt ingeschakeld ontbreekt. De gerechtsdeurwaarders miskennen hiermee dat artikel 556 lid 2 Rv een facultatieve bevoegdheid betreft. Dat brengt mee dat de gerechtsdeurwaarders per individueel geval een afweging moeten maken over de noodzakelijkheid van de inzet van een getuige. Er mag geen sprake zijn van een gestandaardiseerde werkwijze. De gerechtsdeurwaarders hebben onvoldoende aannemelijk gemaakt dat zij per individueel geval een afweging hebben gemaakt omtrent de noodzaak om een getuige mee te nemen. Dit wordt verstrekt doordat zij in alle ontruimingszaken een getuige hebben meegenomen en dat de desbetreffende getuigen de processen-verbaal niet hebben ondertekend. De door de gerechtsdeurwaarders gehanteerde handelswijze is dan ook in strijd met de tuchtrechtelijke norm.
(…)
BESLISSING
(…)
- verklaart de klacht ongegrond ten aanzien van het hiervoor onder 5.2 en 5.3 overwogene;
- verklaart de klacht gegrond ten aanzien van het opvoeren van een ‘vaste getuige’ bij ontruimingen;
- legt ieder der gerechtsdeurwaarders afzonderlijk de maatregel op van betaling van een geldboete van € 4.000,00 (…)”
2.12.
[gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] hebben zich neergelegd bij de beslissing van de Kamer. Eigen Haard is daarvan in beroep gegaan.
2.13.
Eigen Haard is bij vonnis in kort geding van de voorzieningenrechter van deze rechtbank van 16 september 2013 veroordeeld € 42.000,000 te betalen aan [deurwaarderskantoor] als voorschot op schadevergoeding. Eigen Haard heeft op 26 september 2013 aan dit vonnis voldaan. In dit vonnis is, voor zover van belang, het volgende overwogen en beslist:
“4.4 (…) Voor de hoogtebepaling van de schade die [deurwaarderskantoor] heeft geleden als gevolg van het zes maanden niet aangeleverd krijgen van dossiers is van belang het aantal dossiers en de omzet die [deurwaarderskantoor] daarmee genereerde. De omzet is hier van belang omdat deze mede de vaste kosten in termen van extra personeel dekte, alsmede omdat hierin, zo begrijpt de voorzieningenrechter, verdisconteerd is het deel van de incassokosten dat verhaald kan worden op de huurder zelf. Volgens [deurwaarderskantoor] ging het over zes maanden om 300 dossier (50 per maand) met een omzet van EUR 500,= per dossier. Volgens Eigen Haard ging het om 168 (28 per maand) met een omzet van niet meer dan EUR 250,=. In kort geding kan niet worden vastgesteld welke berekening de juiste is, maar gelet op de erkenning van Eigen Haard van 168 dossiers met een omzet van EUR 250,= wordt voorshands aannemelijk geacht dat de bodemrechter haar in ieder geval zal veroordelen tot betaling aan [deurwaarderskantoor] van een bedrag van EUR 42.000,=. (…)”

3.Het geschil

in conventie

3.1.
Eigen Haard vordert, na eiswijziging:

VORDERINGEN
Eigen Haard vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad,
I. verklaring voor recht dat [deurwaarderskantoor] , [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] onrechtmatig jegens Eigen Haard en huurders van Eigen Haard hebben gehandeld;
II. ontbinding van de overeenkomst tussen Eigen Haard en [deurwaarderskantoor] , voor zover deze nog bestaat;
III. verklaring voor recht dat Eigen Haard gelet op de gerechtvaardigde ontbinding, niet gehouden was om in 2013 nog zaken aan [deurwaarderskantoor] aan te leveren en dat [deurwaarderskantoor] geen recht heeft op schadevergoeding uit dien hoofde;
IV. hoofdelijke veroordeling van [deurwaarderskantoor] , [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] om aan Eigen Haard € 42.000,- te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 26 september 2013;
V. primair:
[deurwaarderskantoor] , [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] hoofdelijk te veroordelen tot vergoeding van:
- € 55.860,42 aan ten onrechte in rekening gebrachte kosten over de jaren 2001-2012, waarbij de vordering ten aanzien van [gedaagde sub 3] wordt beperkt tot € 25.391,10;
- € 55.586,57 aan ten onrechte in rekening gebrachte kosten sedert augustus 2013;
de wettelijke rente over de hiervoor genoemde bedragen berekend vanaf de dag van dagvaarding;
VI. subsidiair:
[deurwaarderskantoor] , [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] hoofdelijk te veroordelen tot vergoeding van de schade, op te maken bij staat;
VII. [deurwaarderskantoor] , [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] hoofdelijk te veroordelen in de kosten van deze procedure.”
3.2.
Eigen Haard legt het volgende aan haar vorderingen ten grondslag.
3.2.1.
Waar het de executie betrof van een vonnis, met als sluitstuk de daadwerkelijke ontruiming, bemoeide Eigen Haard zich niet met de uitvoering van de ambtelijke werkzaamheden door [deurwaarderskantoor] . Eigen Haard heeft daarvoor ook nooit aanleiding gezien. Zij heeft er altijd op vertrouwd dat [deurwaarderskantoor] deze uitvoerde volgens de voor gerechtsdeurwaarders geldende regels. Werkzaamheden die van die regels afwijken mogen nooit aan huurders in rekening worden gebracht. Zij mogen alleen bij Eigen Haard in rekening worden gebracht indien de afwijkende werkzaamheden zijn overeengekomen. Tussen Eigen Haard als opdrachtgever en [deurwaarderskantoor] als opdrachtnemer zijn geen bijzondere, door [deurwaarderskantoor] te verrichten, handelingen overeengekomen.
3.2.2.
Medio 2013 heeft een kandidaat-gerechtsdeurwaarder op verzoek van Eigen Haard de werkwijze van [deurwaarderskantoor] tegen het licht gehouden. Toen is gebleken dat [deurwaarderskantoor] onder de noemer ambtshandelingen kosten in rekening bracht, waarvoor de wet geen grondslag biedt. De kosten daarvan bracht zij aan huurders of aan Eigen Haard in rekening, met het tarief dat voor exploten van aanzegging geldt in situaties waarin die (wel) verplicht moeten worden uitgebracht. Het gaat om de navolgende ambtshandelingen:
1. Aanzegging ontruiming. Voordat [deurwaarderskantoor] tot ontruiming overging, werd de ontruiming bij exploot aan de huurder aangezegd. Deze aanzegging is geen wettelijk verplicht exploot en kon meerdere malen voorkomen. Indien een voorgenomen ontruiming niet doorging, werd een volgende (geplande) ontruiming opnieuw aangezegd bij exploot. Een exploot van aanzegging kostte in 2013 € 60,69 ex BTW.
2. Aanzegging ontruiming bij “dubbel” exploot. In voorkomend geval werd de aanzegging ontruiming tegelijk met het exploot van betekening en bevel op de voet van artikel 555 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) uitgebracht. Dit gebeurde niet in hetzelfde exploot, maar bij afzonderlijk exploot. Daarvoor werden dan afzonderlijk kosten in rekening gebracht.
3. Aanzegging ontruiming gemeente bij exploot. In artikel 14 van de Gerechtsdeurwaarderswet is bepaald dat de gerechtsdeurwaarder – voordat hij tot ontruiming overgaat – de gemeente van de aanstaande ontruiming op de hoogte stelt. Niet is voorgeschreven dat dit bij exploot moet worden aangezegd. Dit deed [deurwaarderskantoor] wel en dat was een lucratieve zaak voor haar. Per ontruimingsdag zal het om gemiddeld tussen de vijf tot vijftien exploten van per stuk circa € 60,00 zijn gegaan.
4. Kosten voorbereiding ontruiming. [deurwaarderskantoor] heeft bij iedere voorgenomen ontruiming een forfaitair bedrag aan kosten in rekening gebracht.
5. Kosten bijstand getuigen. Op grond van artikel 556 lid 2 Rv heeft een gerechtsdeurwaarder de bevoegdheid zich te doen bijstaan door getuigen. Het Btag bepaalt in artikel 6 dat de kosten van de ambtshandeling dan worden verhoogd. De verhoging was volgens het in 2013 geldende tarief € 66,79. Een gerechtsdeurwaarder kan echter alleen van zijn bevoegdheid om getuigen in te schakelen gebruik maken indien een bepaalde zaak daartoe aanleiding geeft. Eigen Haard heeft de in dit kader door haar nodeloos gemaakte kosten voor per jaar (2012 als uitgangspunt nemende) begroot op € 540,00.
3.2.3.
Eigen Haard wist niet dat deze handelingen voor de tenuitvoerlegging van een ontruimingsvonnis niet waren voorgeschreven en wist dus ook niet dat deze kosten niet verschuldigd waren. [deurwaarderskantoor] heeft met het in rekening brengen van deze kosten zowel Eigen Haard als huurders van Eigen Haard benadeeld. [deurwaarderskantoor] verschaft zich met haar werkwijze een concurrentievoordeel en bezorgt de gehele beroepsgroep een slechte naam.
3.2.4.
De tekortkomingen van [deurwaarderskantoor] leveren een grond op voor ontbinding van de samenwerkingsovereenkomst tussen Eigen Haard en [deurwaarderskantoor] , voor zover deze nog bestaat. Bovendien heeft Eigen Haard in het kort geding tussen partijen, dat is uitgemond in het vonnis van 16 september 2013, terecht een beroep op opschorting gedaan. Dat beroep had moeten worden gehonoreerd, het bedrag van € 42.000,00 is dan ook onverschuldigd betaald. [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] , die samen de directie van [deurwaarderskantoor] vormen, zijn naast [deurwaarderskantoor] persoonlijk aansprakelijk.
3.2.5.
Eigen Haard vordert vergoeding van haar schade, alsmede terugbetaling van het door haar aan [deurwaarderskantoor] betaalde bedrag van € 42.000,00. Het lijkt Eigen Haard doelmatiger om haar schade te schatten, in plaats van deze precies vast te stellen aan de hand van door [deurwaarderskantoor] ter beschikking te stellen gegevens.
3.3.
[deurwaarderskantoor] voert gemotiveerd verweer. Haar conclusie strekt ertoe dat de rechtbank Eigen Haard niet-ontvankelijk zal verklaren in haar vorderingen, althans haar deze zal ontzeggen, met veroordeling (uitvoerbaar bij voorraad) van Eigen Haard in de kosten van dit geding, het nasalaris daaronder begrepen.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.5.
[deurwaarderskantoor] vordert:
“In reconventie
Eigen Haard te veroordelen bij vonnis zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad om aan [deurwaarderskantoor] te betalen een bedrag van € 278.715,54 aan schadevergoeding onder aftrek van het reeds ontvangen voorschot van € 42.000,00, althans een door U EAV/H in goede justitie te bepalen schadebedrag, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente daarover ex artikel 6:119a BW berekend vanaf 1 augustus 2013, althans de datum der dagvaarding tot aan die der algehele voldoening, alsmede de kosten van dit geding, waaronder begrepen het salaris van de advocaat en het nasalaris van € 131,00 vermeerderd met € 68,00 indien er niet binnen 14 dagen na aanschrijving vrijwillig aan het vonnis wordt voldaan en betekening van het vonnis alsdan heeft plaatsgevonden.”
3.6.
[deurwaarderskantoor] legt het volgende aan haar vordering ten grondslag. Door de aanleververplichting van nieuwe incasso-opdrachten in de periode van 12 februari tot 1 augustus 2013 niet na te komen, heeft Eigen Haard onrechtmatig jegens [deurwaarderskantoor] gehandeld. Gemiddeld ontving [deurwaarderskantoor] 41 huurincasso-opdrachten per maand. Op basis van de opzegtermijn van zes maanden die Eigen Haard zichzelf heeft opgelegd, had Eigen Haard nog 246 huurincasso-opdrachten aan [deurwaarderskantoor] moeten verstrekken. De gemiddelde omzet per opdracht bedroeg € 1.132,99. De totale schade bedraagt derhalve € 278.715,54. [deurwaarderskantoor] beperkt haar schade tot dat bedrag en ziet af van mogelijke andere posten, zoals redelijke kosten tot vaststelling van de schade.
3.7.
Eigen Haard voert gemotiveerd verweer. Haar conclusie strekt ertoe dat de rechtbank de vordering van [deurwaarderskantoor] zal afwijzen, met veroordeling van [deurwaarderskantoor] in de kosten van het geding.
3.8.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Inleiding

4.1.
De vorderingen in conventie onder I, V en VI betreffen de door Eigen Haard gestelde onrechtmatige wijze waarop [deurwaarderskantoor] uitvoering heeft gegeven aan de opdrachten van Eigen Haard. Deze vorderingen zullen eerst worden beoordeeld. Vervolgens zullen de vorderingen in conventie onder II, III en IV, die nauw samenhangen met de vordering in reconventie van [deurwaarderskantoor] , worden beoordeeld.
in conventie
Vorderingen I, V en VI
4.2.
Eigen Haard vordert onder I een verklaring voor recht. Deze vordering bestaat in wezen uit twee delen. Het eerste deel strekt ertoe te verklaren voor recht dat [deurwaarderskantoor] onrechtmatig jegens huurders van Eigen Haard heeft gehandeld en het tweede deel dat [deurwaarderskantoor] onrechtmatig jegens Eigen Haard heeft gehandeld.
Huurders
4.3.
Het eerste deel van de vordering is niet toewijsbaar. De huurders zijn geen eisers in deze procedure. Ook blijkt niet dat Eigen Haard op enige wijze als gemachtigde namens een of meer huurders optreedt. Deze vordering strandt derhalve op het bepaalde in artikel 3:302 BW dat een verklaring voor recht alleen kan worden uitgesproken op vordering van een bij de rechtsverhouding onmiddellijk betrokken persoon.
Eigen Haard
4.4.
Het tweede deel van vordering I hangt samen met de vorderingen onder V en VI die er, kort gezegd, toe strekken [deurwaarderskantoor] te veroordelen tot schadevergoeding. Voor toewijzing van die vorderingen is vereist dat Eigen Haard (de mogelijkheid aannemelijk heeft gemaakt) dat zij schade heeft geleden. In dat verband is het volgende van belang.
4.5.
Indien [deurwaarderskantoor] een huur-incassodossier sloot, werd de zaak “afgerekend” of “gedeclareerd”. Uitgangspunt was dat ingeval van afrekening de vordering was voldaan door de huurder. De kosten van deze - volgens Eigen Haard - ten onrechte verrichte ambtshandelingen zijn dus ten laste van de huurders gekomen. Eigen Haard heeft in zoverre geen schade geleden. Eigen Haard stelt in haar dagvaarding (onder 90) ook zelf:
“De financiële benadeling hierdoor beperkt zich voor Eigen Haard in beginsel tot de gedeclareerde zaken. In de zaken die zijn afgerekend werd de vordering van Eigen Haard meestal volledig voldaan door de huurders. Eigen Haard heeft in (…) die zaken geen schade geleden (…)”.
4.6.
Nu Eigen Haard geen schade heeft geleden in zaken waarin de kosten (al dan niet terecht) bij de huurders in rekening zijn gebracht, kan hierna onbesproken blijven of en in hoeverre [deurwaarderskantoor] bij (voormalige) huurders van Eigen Haard kosten in rekening heeft gebracht waarvoor de wet geen grondslag biedt. Een oordeel daarover kan immers niet aan de beslissing in de onderhavige zaak bijdragen.
4.7.
De rechtbank stelt bij de beoordeling voorts het volgende voorop. Tussen partijen staat vast dat – in de relatie tussen opdrachtgever en opdrachtnemer – van de voor gerechtsdeurwaarders geldende regels (inclusief de tarieven) mag worden afgeweken indien dat is overeengekomen. Het antwoord op de vraag of zodanige overeenkomst is tot stand gekomen, is afhankelijk van hetgeen partijen over en weer hebben verklaard en uit elkaars verklaringen hebben afgeleid en in de gegeven omstandigheden redelijkerwijze mochten afleiden. Aanbod en aanvaarding hoeven niet uitdrukkelijk plaats te vinden; zij kunnen in elke vorm geschieden en kunnen besloten liggen in een of meer gedragingen (zie de artikelen 3:33, 3:35 en 3:37 lid 1 BW), aldus Hoge Raad 16 september 2011, LJN:BQ2213.
4.8.
In dit verband is van belang dat Eigen Haard, in ieder geval vanaf 2006, toegang had tot het computersysteem van [deurwaarderskantoor] en online-inzage had in het elektronisch dossier dat [deurwaarderskantoor] aanhield. Via een “portal” had Eigen Haard inzicht in alle verrichtingen in de zaak. Gescande correspondentie, exploten en gerechtelijke stukken konden worden geopend. Daarnaast kon Eigen Haard alle financiële mutaties zien, de door [deurwaarderskantoor] gemaakte kosten, maar ook de door de huurder verrichte betalingen en de geïncasseerde bedragen. Indien een huurder in een rechterlijke uitspraak was veroordeeld tot ontruiming, ging [deurwaarderskantoor] over tot tenuitvoerlegging. In die fase communiceerden [deurwaarderskantoor] en Eigen Haard indien daarvoor aanleiding bestond, aldus steeds de – eigen – stellingen van Eigen Haard. Daaraan heeft [deurwaarderskantoor] (onbetwist) toegevoegd dat zij alle werkzaamheden – die zij met betrekking tot de ontruimingen van woningen voor Eigen Haard in de afgelopen 28 jaar heeft verricht – altijd tot volle tevredenheid van Eigen Haard heeft uitgevoerd, alsmede dat Eigen Haard, tot de mondelinge behandeling in kort geding (op 2 september 2013), nooit heeft geklaagd over de wijze waarop [deurwaarderskantoor] haar werkzaamheden uitvoerde of over de kosten die zij daarvoor in rekening bracht.
4.9.
Eigen Haard moet naar het oordeel van de rechtbank, als professionele partij, in staat zijn geweest de aldus op transparante wijze gepresenteerde informatie te begrijpen. De stelling van Eigen Haard dat [deurwaarderskantoor] de gewraakte handelingen als verplichte handelingen heeft voorgespiegeld en Eigen Haard daarmee heeft misleid, of misbruik van omstandigheden heeft gemaakt, vindt naar het oordeel van de rechtbank geen steun in de gedingstukken.
4.10.
Uit de gedragingen van partijen, zoals hiervoor in r.o. 4.8 weergegeven, zou kunnen worden afgeleid dat sprake was van overeenstemming tussen partijen over de gehanteerde werkwijze en de in rekening gebrachte kosten. Tegen deze achtergrond ligt het op de weg van Eigen Haard om haar stelling dat er tussen partijen – niettemin – géén (stilzwijgende) overeenstemming bestond (voldoende) te onderbouwen. De enkele omstandigheid dat Eigen Haard zich nooit heeft gerealiseerd dat er discussie mogelijk was over de kosten die bij haar in rekening werden gebracht, of dat de afspraken ten onrechte niet schriftelijk zijn vastgelegd (zoals volgens haar is voorgeschreven in de Verordening beroeps- en gedragsregels gerechtsdeurwaarders), is daartoe onvoldoende.
4.11.
Thans zal de rechtbank de vijf verwijten die Eigen Haard [deurwaarderskantoor] maakt, met inachtneming van hetgeen hiervoor is overwogen, bespreken.
1. Voordat [deurwaarderskantoor] tot ontruiming overging werd de ontruiming bij exploot aan de huurder aangezegd.
4.12.
De rechtbank neemt in aanmerking dat de Kamer heeft geoordeeld dat niet kan worden vastgesteld of [deurwaarderskantoor] wel of niet het gelijk aan haar zijde heeft waar zij stelt dat dit exploot valt onder de overige aanzeggingen als bedoeld in artikel 2 onder c Btag. Het is volgens de Kamer in ieder geval niet tuchtrechtelijk laakbaar dat [deurwaarderskantoor] het onderhavige standpunt heeft ingenomen. De rechtbank volgt dat oordeel nu in onderhavig geding geen feiten of omstandigheden zijn gesteld die (in de verhouding tussen opdrachtgever en opdrachtnemer) tot een ander oordeel nopen. De rechtbank herhaalt (r.o. 4.10 ) dat het op de weg van Eigen Haard ligt om haar stelling dat er tussen partijen géén (stilzwijgende) overeenstemming bestond over de gehanteerde werkwijze, deugdelijk te onderbouwen. Daaraan heeft Eigen Haard niet voldaan. Bij gebreke daarvan dient de rechtbank als vaststaand aan te nemen dat partijen de gehanteerde werkwijze (en het tarief) zijn overeengekomen.
2. Aanzegging ontruiming bij “dubbel” exploot
4.13.
Eigen Haard stelt dat [deurwaarderskantoor] “in het verleden” de aanzegging ontruiming tegelijk met het exploot van betekening en bevel op de voet van artikel 555 Rv heeft uitgebracht, dat zij geen aanwijzing heeft dat dit de afgelopen jaren nog is voorgekomen, maar dat zij niet weet per welke datum [deurwaarderskantoor] met deze praktijk is gestopt. [deurwaarderskantoor] heeft aangevoerd dat zij “op of omstreeks” 2003 met deze variant is gestopt. [deurwaarderskantoor] heeft een beroep gedaan op verjaring (krachtens artikel 3:310 BW) ten aanzien van facturen die ouder zijn dan factuurdatum 5 november 2009. Dit beroep op verjaring slaagt. De rechtbank volgt Eigen Haard niet waar zij stelt dat de lange verjaringstermijn van 20 jaar hier geldt.
3. Aanzegging ontruiming gemeente bij exploot
4.14.
Ter uitvoering van het bepaalde in artikel 14 van de Gerechtsdeurwaarderswet heeft [deurwaarderskantoor] de aanzegging bij exploot gedaan. De Kamer heeft ook over dit verwijt geoordeeld. Eigen Haard is van mening dat de feitelijke grondslag van de beslissing van de Kamer onjuist is omdat, anders dan de Kamer overweegt, Eigen Haard niet zou hebben bedongen dat ook de kosten van dit exploot van aanzegging door de huurders zouden moeten worden betaald. De beslissing van de Kamer steunt echter ook op het oordeel dat de kosten van het exploot niet door [deurwaarderskantoor] bij de schuldenaren in rekening zijn gebracht. De Kamer heeft geoordeeld dat niet kan worden gezegd dat [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] tuchtrechtelijk laakbaar hebben gehandeld. De rechtbank volgt dat oordeel nu in onderhavig geding geen feiten of omstandigheden zijn gesteld die (in de verhouding tussen opdrachtgever en opdrachtnemer) tot een ander oordeel nopen. De rechtbank herhaalt (zie r.o. 4.10 ) dat het ook ten aanzien van deze kosten op de weg ligt van Eigen Haard om haar stelling dat er tussen partijen géén (stilzwijgende) overeenstemming bestond over de gehanteerde werkwijze, deugdelijk te onderbouwen. Daaraan heeft Eigen Haard niet voldaan. Bij gebreke daarvan dient de rechtbank als vaststaand aan te nemen dat partijen de gehanteerde werkwijze (en het tarief) zijn overeengekomen.
4. Kosten voorbereiding ontruiming
4.15.
Productie 5 bij dagvaarding betreft een brief van [deurwaarderskantoor] aan Eigen Haard van 22 oktober 2013. Eigen Haard leidt uit deze brief af dat [deurwaarderskantoor] onder de noemer “kosten voorbereiding ontruiming” kosten in rekening bracht om de bij de ontruiming betrokken instanties (gemeente en politie) en organisaties (Eigen Haard zelf, de ontruimingsploeg en de slotenmaker) te regelen. Daar gaat volgens Eigen Haard “ongetwijfeld” “enige arbeid” mee gepaard, maar die moeite moet volgens haar niet worden overdreven. Het gaat volgens Eigen Haard om eenvoudige aankondigingen die per fax of e-mail kunnen plaatsvinden, of een paar telefoongesprekken vergen. Het lijstje met te verrichten voorbereidende werkzaamheden staat volgens haar niet in redelijke verhouding tot de opgevoerde kosten. Belangrijker nog is dat de werkzaamheden onder het begrip ambtshandelingen vallen, en daardoor onder het Btag tarief, aldus steeds Eigen Haard.
4.16.
[deurwaarderskantoor] heeft daartegenover het volgende aangevoerd. Voorbereidingskosten voor de ontruiming zijn tweeledig. In de eerste plaats houden deze kosten verband met de voorbereiding van de ontruiming zelf, de ambtshandeling. Daaronder vallen alle werkzaamheden die daarmee direct verband houden en binnen het kader van de Btag vallen. Daaronder vallen echter uitdrukkelijk niet de kosten die daarmee indirect verband houden. Er zijn woningcoöperaties die alle voorbereidingshandelingen en onderhandelingen (met bijvoorbeeld een advocaat of schuldhulpverlener van de huurder) zelf doen. Eigen Haard heeft ervoor gekozen die werkzaamheden door [deurwaarderskantoor] te laten uitvoeren. Die kosten brengt [deurwaarderskantoor] bij Eigen Haard in rekening. Zij boekt die kosten als voorbereidings- of annuleringskosten.
4.17.
De stelling dat [deurwaarderskantoor] in ieder dossier werkzaamheden heeft verricht (voorbereidingshandelingen en onderhandelingen) die indirect verband hielden met de ontruiming, heeft Eigen Haard naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende gemotiveerd bestreden. Daartoe is in ieder geval onvoldoende de stelling dat [deurwaarderskantoor] in deze procedure een ander standpunt zou hebben ingenomen dan in de brief van 22 oktober 2013 of dat [deurwaarderskantoor] op enig moment boekingen van annuleringskosten heeft gecorrigeerd. In het midden kan dan ook blijven of juist is wat Eigen Haard in dit kader stelt.
4.18.
Ook ten aanzien van deze post zijn partijen het erover eens dat het was toegestaan om overeen te komen dat de opdrachtgever (Eigen Haard) deze kosten betaalt. De rechtbank herhaalt (zie r.o. 4.10 ) dat het op de weg van Eigen Haard ligt om haar stelling dat er tussen partijen géén (stilzwijgende) overeenstemming bestond over de gehanteerde werkwijze, deugdelijk te onderbouwen. Daaraan heeft Eigen Haard niet voldaan. Bij gebreke daarvan dient de rechtbank als vaststaand aan te nemen dat partijen de gehanteerde werkwijze (en het tarief) zijn overeengekomen.
5. Kosten bijstand getuigen
4.19.
De Kamer heeft geoordeeld dat [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] in strijd hebben gehandeld met een tuchtrechtelijke norm omdat zij onvoldoende aannemelijk hebben gemaakt dat zij per individueel geval een afweging hebben gemaakt omtrent de noodzaak om een getuige mee te nemen, in alle ontruimingszaken een getuige hebben meegenomen en de desbetreffende getuigen de processen-verbaal niet hebben ondertekend. Ook indien de rechtbank het oordeel van de Kamer volgt, en als vaststaand aanneemt dat door [deurwaarderskantoor] tuchtrechtelijke verwijtbaar is gehandeld, laat zulks onverlet (zie r.o. 4.10 ) dat het in de gegeven omstandigheden van dit geval in de onderlinge relatie tussen Eigen Haard en [deurwaarderskantoor] ook ten aanzien van deze kosten op de weg lag van Eigen Haard om haar stelling dat er tussen partijen géén (stilzwijgende) overeenstemming bestond over de gehanteerde werkwijze, deugdelijk te onderbouwen. Dat geldt temeer nu onbestreden is gebleven dat [deurwaarderskantoor] van personen gebruik heeft gemaakt in de desbetreffende ontruimingszaken die als getuigen zijn opgetreden. Aan die nadere stelplicht heeft Eigen Haard echter niet voldaan. Bij gebreke daarvan dient de rechtbank derhalve ook op dit punt als vaststaand aan te nemen dat partijen de gehanteerde werkwijze (en het tarief) zijn overeengekomen. Dat [deurwaarderskantoor] in strijd heeft gehandeld met een tuchtrechtelijke norm, kan derhalve niet tot de conclusie leiden dat zij onrechtmatig heeft gehandeld jegens Eigen Haard. De rechtvaardiging voor haar handelen is gelegen in de (stilzwijgende) overeenstemming omtrent de gehanteerde werkwijze.
Conclusie met betrekking tot vorderingen I, V en VI
4.20.
Het voorgaande betekent dat de vorderingen I, V en VI dienen te worden afgewezen voor zover zij zijn gericht tegen [deurwaarderskantoor] . De eisvermeerdering van Eigen Haard zag op de omstandigheid dat zij in het petitum niet tot uitdrukking had gebracht dat de vorderingen zich ook tegen [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] richtten. Laatstgenoemden hebben zich aan het oordeel van de rechtbank gerefereerd ten aanzien van de toelaatbaarheid van deze eisvermeerdering. De rechtbank ziet geen aanleiding om ambtshalve de vermeerdering van eis buiten beschouwing te laten.
4.21.
Eigen Haard is van mening dat [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] persoonlijk aansprakelijk zijn voor de (gestelde) schade. Eigen Haard heeft haar stellingen dienaangaande, tegen de achtergrond van het verweer van [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] , echter niet voldoende onderbouwd. De rechtbank passeert deze stellingen derhalve, met als gevolg dat de vorderingen onder I, V en VI ook dienen te worden afgewezen voor zover zij zijn gericht tegen [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] .
algemene voorwaarden
4.22.
Het oordeel van de rechtbank steunt niet op de vervaltermijn die in artikel 11 van de algemene voorwaarden van [deurwaarderskantoor] is opgenomen. Het beroep op vernietiging van Eigen Haard op de voet van artikel 6:233 BW, althans het beroep op artikel 6:248 lid 2 BW, behoeft bij gebrek aan belang daarom geen bespreking.
Vorderingen II, III en IV in conventie
4.23.
Bij de beoordeling van deze vorderingen wordt het volgende vooropgesteld. Op 12 februari 2013 heeft Eigen Haard aan [deurwaarderskantoor] gemeld dat zij de samenwerkingsovereenkomst niet wenste voort te zetten. Daarbij heeft zij aan [deurwaarderskantoor] toegezegd dat zij een redelijke opzegtermijn van zes maanden zou hanteren. Eigen Haard zou de aanlevering van dossiers voortzetten tot augustus 2013. Omstreeks januari 2013 is de aanlevering door Eigen Haard van nieuwe zaken aan [deurwaarderskantoor] gestagneerd. [deurwaarderskantoor] vordert uit dien hoofde in reconventie schadevergoeding. Zij legt aan die vordering ten grondslag dat Eigen Haard is tekortgekomen in haar verplichting tot het aanleveren van dossiers gedurende de opzegtermijn zodat Eigen Haard verplicht is (naar de rechtbank begrijpt op grond van artikel 6:74 BW dan wel artikel 6:162 BW) de schade die [deurwaarderskantoor] daardoor lijdt te vergoeden. Eigen Haard erkent dat zij geen nieuwe zaken meer heeft aangeleverd en dat [deurwaarderskantoor] daardoor minder omzet heeft kunnen behalen.
4.24.
In dit kader heeft Eigen Haard in conventie de vorderingen onder II, III en IV ingesteld. In de kern komen de stellingen van Eigen Haard op het volgende neer: na de opzegging van de samenwerkingsovereenkomst heeft Eigen Haard geconstateerd dat [deurwaarderskantoor] op oneigenlijke wijze uitvoering heeft gegeven aan de opdrachten tot ontruiming van huurders waardoor Eigen Haard en de getroffen (thans voormalige) huurders recht hebben op teruggave van het teveel aan [deurwaarderskantoor] betaalde aan kosten voor de ontruiming. Tijdens de kort gedingzitting, gehouden op 2 september 2013, heeft Eigen Haard daarom de samenwerkingsovereenkomst ontbonden en een beroep gedaan op opschorting van haar verbintenissen uit die samenwerkingsovereenkomst, aldus steeds Eigen Haard.
Ontbinding
4.25.
Eigen Haard heeft betoogd dat zij door de ontbinding is bevrijd van haar verplichting om nog nieuwe zaken ter incasso aan [deurwaarderskantoor] uit te besteden. Omdat de verplichting daartoe is vervallen, is er geen aanleiding om vervangende schadevergoeding te betalen, aldus Eigen Haard.
4.26.
De rechtbank volgt Eigen Haard niet. Uit hetgeen onder 4.23 is overwogen, volgt dat de samenwerkingsovereenkomst tussen partijen is geëindigd op 1 augustus 2013. Sinds die datum bestaat deze overeenkomst niet meer. Ontbinding is dan uitgesloten, nu deze niet met terugwerkende kracht kan worden uitgesproken. Dat betekent dat de vordering in conventie onder II, de ontbinding van de overeenkomst tussen Eigen Haard en [deurwaarderskantoor] , dient te worden afgewezen. Ten overvloede wordt nog als volgt overwogen. Ontbinding heeft tot gevolg dat partijen worden bevrijd van nog bestaande verbintenissen uit de overeenkomst. Een op grond van artikel 6:74 BW dan wel artikel 6:162 BW ontstane verbintenis tot (vervangende) schadevergoeding is géén zodanige verplichting uit de overeenkomst. Deze verbintenis vloeit voort uit de wet en gaat door een eventuele ontbinding niet teniet.
Opschorting
4.27.
Eigen Haard heeft nog gesteld dat zij een beroep heeft gedaan op opschorting. Ook als zou komen vast te staan (zoals zij stelt maar [deurwaarderskantoor] betwist) dat Eigen Haard bij de behandeling van het kort geding, op 2 september 2013, een beroep op opschorting heeft gedaan, baat dat haar echter niet. De samenwerkingsovereenkomst was al geëindigd en de schadevergoedingsverbintenis was al ontstaan.
Technische problemen
4.28.
Eigen Haard heeft nog gesteld dat de aanlevering van dossiers aan [deurwaarderskantoor] gedurende de opzegtermijn is gestagneerd door technische problemen, die samenhingen met de implementatie van een nieuw computersysteem. Eigen Haard heeft aangeboden te bewijzen dat zij van begin 2013 tot in september 2013 kampte met computerproblemen. Dit bewijsaanbod wordt door de rechtbank gepasseerd. Ook als zou komen vast te staan dat Eigen Haard kampte met computerproblemen, komt de tekortkoming in de verplichting tot het aanleveren van dossiers gedurende de opzegtermijn voor haar rekening (artikel 6:75 BW). Ook dat is derhalve geen omstandigheid die aan aansprakelijkheid van Eigen Haard op de voet van artikel 6:74 BW in de weg staat.
Tussenconclusie met betrekking tot vorderingen II, III en IV
4.29.
Het voorgaande betekent dat naast het gevorderde onder II (ook) de in conventie onder III gevorderde verklaring voor recht dat Eigen Haard gelet op de gerechtvaardigde ontbinding niet gehouden was om in 2013 nog zaken aan [deurwaarderskantoor] aan te leveren en dat [deurwaarderskantoor] geen recht heeft op schadevergoeding uit dien hoofde, dient te worden afgewezen. Bij deze stand van zaken is evenmin plaats voor hoofdelijke veroordeling van [deurwaarderskantoor] , [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] om aan Eigen Haard € 42.000,00 te betalen als gevorderd onder IV in conventie. Ook die vordering wordt derhalve afgewezen.
Proceskosten
4.30.
Eigen Haard zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [deurwaarderskantoor] worden begroot op:
- griffierecht € 3.829,00
- salaris advocaat
2.842,00(2,0 punten × tarief € 1.421,00)
Totaal € 6.671,00
4.31.
De door [deurwaarderskantoor] gevorderde veroordeling in de nakosten is in het kader van deze procedure slechts toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment reeds kunnen worden begroot. De nakosten zullen worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.
in reconventie
4.32.
Uit hetgeen in conventie is geoordeeld, volgt dat [deurwaarderskantoor] recht heeft op vergoeding van de schade die is ontstaan in de periode 12 februari 2013 – augustus 2013 doordat Eigen Haard de aanlevering van dossiers na de opzegging niet heeft voortgezet. De thans te beantwoorden vraag is of haar nog iets toekomt naast het bedrag van € 42.000,00 dat Eigen Haard reeds ten titel van schadevergoeding heeft betaald. Volgens [deurwaarderskantoor] heeft zij nog recht op € 278.715,54 onder aftrek van het reeds ontvangen voorschot van € 42.000,00.
4.33.
Eigen Haard heeft daartegen het volgende aangevoerd. De looptijd van de nog aan te leveren dossiers was beperkt, met het oog op de beëindiging van de samenwerking. De in het verleden behaalde omzet is dus niet zonder meer de maatstaf voor de berekening van de schade. De schade kan bovendien niet gelijk worden gesteld aan de omzet, daar moet de kostprijs nog vanaf worden gehaald. Ook is het gemiddelde van de gegeven opdrachten onjuist. Zo staan op de lijst van [deurwaarderskantoor] over 2013 dossiers die al in een eerder stadium waren overgedragen, drie dossiers die per abuis uit handen waren gegeven en al na een paar dagen weer waren gesloten en daarnaast opende [deurwaarderskantoor] puur om administratieve redenen op eenzelfde huurder soms meerdere dossiers. Daarnaast geeft [deurwaarderskantoor] de gemiddelde omzet niet juist weer. Van de dossiers die uit handen werden gegeven, werd gemiddeld ongeveer de helft zonder gerechtelijke procedure afgedaan. In die dossiers was de gemiddelde omzet beperkt tot de incassokosten. Bovendien steunt de berekening van [deurwaarderskantoor] juist op zaken, waarin zij op onrechtmatige wijze haar omzet heeft opgeschroefd. En zij baseert haar berekening op zaken die vanaf eind 2013, na de beëindiging van de samenwerking, zijn gesloten en waarin door [deurwaarderskantoor] werd afgeweken van de gemaakte afspraken over de honorering. Eigen Haard constateert al met al dat [deurwaarderskantoor] haar schade onvoldoende heeft onderbouwd. Het schatten van de schade is niet aan de orde, aldus – steeds – Eigen Haard.
4.34.
Op de gronden, vermeld door de voorzieningenrechter in zijn vonnis van 16 september 2013, dient ook naar het oordeel van de rechtbank de misgelopen omzet tot uitgangspunt te strekken bij de schadebegroting. Eigen Haard heeft in de afgelopen jaren een gedeelte van de incasso van haar huurvorderingen uitbesteed aan [deurwaarderskantoor] . Partijen strijden over het aantal dossiers dat per jaar werd uitbesteed en over de gemiddelde omzet per dossier. Volgens [deurwaarderskantoor] bedroeg de gemiddelde omzet € 1.132,99 per dossier en ging het om circa 485 dossiers per jaar (dus circa 41 dossiers per maand). Eigen Haard heeft zich hierover in het kader van de schadeberekening niet concreet uitgelaten.
4.35.
Partijen zijn het erover eens dat slechts een klein deel van de opdrachten uiteindelijk tot een – mogelijke – ontruiming leidde. Bij gebreke van een (voldoende) andersluidend aanknopingspunt ziet de rechtbank dan ook aanleiding de gemiddelde omzet te schatten op € 500,00 per dossier in plaats van het door [deurwaarderskantoor] genoemde bedrag van € 1.132,99 per dossier. De rechtbank heeft daarbij mede in aanmerking genomen dat [deurwaarderskantoor] in de dagvaarding in de kort geding procedure (overgelegd als productie 1 bij dagvaarding) onder 25 (ook zelf) nog stelt: “De gemiddelde omzet per dossier is € 500,00”. De rechtbank zal voorts schattenderwijs uitgaan van het (onvoldoende gemotiveerd betwiste) door [deurwaarderskantoor] genoemde aantal van 41 dossiers per maand. Daarmee resulteert een voor vergoeding vatbaar bedrag over zes maanden van € 123.000,00 (€ 500,00 x 41 x 6). Daarvan is al € 42.000,00 door Eigen Haard voldaan, zodat toewijsbaar is een bedrag van € 81.000,00.
4.36.
Over een schadevergoeding is geen handelsrente maar enkel de gewone wettelijke rente van artikel 6:119 BW verschuldigd. Nu tegen de ingangsdatum van de wettelijke rente geen (voldoende gemotiveerd) verweer is gevoerd, is deze toewijsbaar met ingang van 1 augustus 2013.
4.37.
Eigen Haard zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. Omdat een aanzienlijk deel van het gevorderde bedrag wordt afgewezen, begroot de rechtbank de proceskosten aan de zijde van [deurwaarderskantoor] op basis van het toegewezen bedrag op (2,0 punten x 0,5 x tarief € 1.421,00) derhalve totaal € 1.421,00.
4.38.
De door [deurwaarderskantoor] gevorderde veroordeling in de nakosten is in het kader van deze procedure slechts toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment reeds kunnen worden begroot. De nakosten zullen worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt Eigen Haard in de proceskosten, aan de zijde van [deurwaarderskantoor] tot op heden begroot op € 6.671,00,
5.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
in reconventie
5.4.
veroordeelt Eigen Haard om aan [deurwaarderskantoor] te betalen een bedrag van € 81.000,00 (éénentachtig duizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over het toegewezen bedrag met ingang van 1 augustus 2013 tot de dag van volledige betaling,
5.5.
veroordeelt Eigen Haard in de proceskosten, aan de zijde van [deurwaarderskantoor] tot op heden begroot op € 1.421,00,
5.6.
verklaart dit vonnis wat betreft de onder 5.4 en 5.5 genoemde beslissingen uitvoerbaar bij voorraad,
5.7.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in conventie en in reconventie
5.8.
veroordeelt Eigen Haard in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 205,00 voor de conventie en reconventie samen aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat Eigen Haard niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,
5.9.
verklaart dit vonnis wat betreft de onder 5.8 genoemde beslissing uitvoerbaar bij voorraad,
5.10.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.M. Korsten - Krijnen, rechter, bijgestaan door mr. R. Verloo, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 29 juli 2015. [1]

Voetnoten

1.**