ECLI:NL:RBAMS:2015:9923

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
15 oktober 2015
Publicatiedatum
2 maart 2016
Zaaknummer
DX EXPL 15-26
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Effectenlease en de stuitende werking van een collectieve vordering in het licht van verjaring en vernietiging

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam op 15 oktober 2015, staat de vraag centraal of de verjaring van de bevoegdheid tot vernietiging van effectenlease-overeenkomsten is gestuit door een buitengerechtelijke vernietiging die heeft plaatsgevonden vóór het verstrijken van de opt-out termijn van de Duisenbergregeling. De eiser, aangeduid als [eiser], heeft lease-overeenkomsten ondertekend met Dexia Nederland B.V. en stelt dat deze overeenkomsten rechtsgeldig zijn vernietigd door zijn partner, [partner], op basis van artikel 1:89 BW. Dexia betwist de vorderingen van [eiser] en stelt dat de vordering tot vernietiging is verjaard. De rechtbank overweegt dat de Hoge Raad in eerdere arresten heeft bepaald dat lease-overeenkomsten als huurkoop moeten worden aangemerkt, wat betekent dat toestemming van de partner vereist is. De rechtbank concludeert dat de vernietigingsbrief van [partner] voldoende duidelijk was om de vernietiging van alle lease-overeenkomsten te omvatten. De zaak wordt aangehouden voor verdere uitlating door [eiser] over de gevolgen van een recent arrest van de Hoge Raad met betrekking tot de stuitende werking van een collectieve actie.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling Privaatrecht
zaak- en rolnummer: 3855943 DX EXPL 15-26
vonnis van: 15 oktober 2015
f.no.: 466
Vonnis van de kantonrechter:
i n z a k e
[eiser] ,
wonende te [woonplaats] ,
eiser in conventie,
gedaagde in reconventie,
nader te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: mr. G. Van Dijk,
t e g e n
de besloten vennootschap
DEXIA NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
nader te noemen: Dexia,
gemachtigde: mr. T.R. van Ginkel.
De procedure
in conventie en in reconventie
1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 3 februari 2015 van [eiser] , met producties.
  • de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie van Dexia, met producties.
  • Bij tussenvonnis van 30 april 2015 is bepaald dat de onderhavige zaak schriftelijk zal worden voortgeprocedeerd. Vervolgens zijn ingediend.
  • de conclusie van repliek in conventie en van antwoord in reconventie van [eiser] , waarbij zij haar eis vermeerdert, met producties,
  • de conclusie van dupliek in conventie en van repliek in reconventie van Dexia,
  • de conclusie van dupliek in reconventie van [eiser] .
Vonnis is bepaald op heden.
Gronden van de beslissingin conventie en in reconventie
De feiten2. Als gesteld en onvoldoende weersproken staat vast:
2.1. Dexia Bank Nederland N.V., de vennootschap die aanvankelijk partij was, is na een fusie met haar aandeelhoudster verdwenen als rechtspersoon. Dexia is haar rechtsopvolgster onder algemene titel. Dexia is tevens de rechtsopvolgster onder algemene titel van Bank Labouchere N.V., alsmede van Legio-Lease B.V. (hierna: Labouchere of Legio-Lease). Waar hierna sprake is van Dexia worden haar rechtsvoorgangsters daaronder mede begrepen.
2.2 [eiser] heeft de volgende lease-overeenkomsten ondertekend waarop hij als lessee stond vermeld, met als wederpartij Dexia:
Nr
Contractnr.
Datum
Naam overeenkomst
Looptijd
Leasesom
I.
[contractnummer]
09-05-1997
WinstVerdubbelaar
60 mnd
ƒ 36.590,90
II.
[contractnummer]
25-11-1998
WinstVerDriedubbelaar
36 mnd
ƒ 16.930,47
III.
[contractnummer]
28-01-2001
WinstVerDriedubbelaar
36 mnd
ƒ 31.301,06
IV.
[contractnummer]
28-01-2001
WinstVerDriedubbelaar
36 mnd
ƒ 31.026,56
V.
[contractnummer]
25-02-2001
WinstVerDriedubbelaar
36 mnd
ƒ 20.266,55
VI.
[contractnummer]
25-02-2001
WinstVerDriedubbelaar
36 mnd
ƒ 20.831,80
VII
[contractnummer]
04-12-1997
Beleggen met Korting
36 mnd
ƒ 15.991,09
VIII.
[contractnummer]
20-02-1998
WinstVerDriedubbelaar
36 mnd
ƒ 27.600,54
De lease-overeenkomst I is voor een termijn van 36 maanden verlengd. De lease-overeenkomsten II,III en IV zijn voor eenzelfde termijn verlengd.
2.3. Dexia heeft met betrekking tot deze lease-overeenkomsten eindafrekeningen opgesteld met de volgende resultaten:
Nr.
Datum eindafrekening
Resultaat
Betaald
I.
01-09-2003
- € 109,45
nvt
II.
25-11-2004
- € 2.217,06
ja
III.
07-11-2005
- € 6.416,23
nee
IV.
07-11-2005
- € 5.255,25
nee
V.
19-02-2004
- € 0,00
nvt
VI.
19-02-2004
- € 0,00
nvt
VII.
04-12-2000
+ € 1.920,47
nvt
VIII.
19-02-2001
+ € 3.107,11
nvt
2.4. [partner] (hierna: [partner] ) heeft [eiser] , met wie zij ten tijde van het aangaan van de lease-overeenkomsten was gehuwd, geen (schriftelijke) toestemming verleend voor het aangaan van deze lease-overeenkomsten.
2.5. Bij brief van 15 september 2004 (hierna: de vernietigingsbrief) heeft [partner] met een beroep op artikel 1:89 BW de lease-overeenkomsten vernietigd.

3.Vordering

3.1
[eiser] vordert dat bij vonnis, zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, voor recht wordt verklaard dat de lease-overeenkomsten I tot en met VI door de vernietigingsbrief buitengerechtelijk zijn vernietigd, althans deze te vernietigen dan wel dat Dexia onrechtmatig heeft gehandeld en Dexia te veroordelen tot (terug)betaling van al hetgeen in het kader van de lease-overeenkomsten is betaald, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van betaling tot aan de dag van algehele terugbetaling. Voorts vordert [eiser] dat Dexia een eventuele registratie bij het Bureau Kredietregistratie te Tiel ongedaan laat maken, zulks op straffe van een dwangsom. Ten slotte vordert [eiser] Dexia te veroordelen tot betaling van de proceskosten.

4.Standpunten van [eiser]

4.1
[eiser] stelt, voor zover voor de beoordeling van belang, dat de lease-overeenkomsten I tot en met VI moeten worden aangemerkt als huurkoop in de zin van artikel 7A:1576h BW en derhalve als koop op afbetaling in de zin van artikel 7A:1576 BW en dus de toestemming [partner] behoefden ingevolge artikel 1:88 lid 1 sub d BW. Omdat zij deze (schriftelijke) toestemming niet heeft verleend, heeft zij de lease-overeenkomsten I tot en met VI rechtsgeldig kunnen vernietigen.
Verder stelt [eiser] dat Dexia onrechtmatig heeft gehandeld en aansprakelijk is voor de door hem geleden schade met betrekking tot de lease-overeenkomsten I tot en met VI.
4.2.
Dexia betwist de vorderingen van [eiser] . Daartoe stelt zij zich voor zover hier van belang op het standpunt dat de vordering tot vernietiging van de lease-overeenkomsten
I tot en met VI is verjaard.

5.Vordering in reconventie

5.1.
Dexia vordert [eiser] te veroordelen tot betaling van € 3.193,73 te vermeerderen met de wettelijke rente, stellende dat [eiser] in verzuim is met de nakoming van zijn verplichtingen uit de lease-overeenkomsten III en IV. Dexia vordert voorts dat bij vonnis, zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, voor recht wordt verklaard dat Dexia ten aanzien van de tussen haar en [eiser] gesloten lease-overeenkomsten I tot en met VIII aan al haar verplichtingen heeft voldaan en derhalve niets meer aan [eiser] is verschuldigd. Ten slotte vordert Dexia [eiser] te veroordelen tot betaling van de proceskosten.
5.2.
[eiser] voert gemotiveerd verweer tegen de vorderingen van Dexia.

6.Beoordeling van de vorderingen

Huurkoop en artikel 1:88/1:89 BW

6.1.
Ingevolge de arresten van de Hoge Raad van 28 maart 2008, (LJN BC2837) en
9 juli 2010 (LJN BM3868) worden de lease-overeenkomsten aangemerkt als huurkoop.
6.2.
Dit betekent dat artikel 1:88 lid 1 onder d BW op de lease-overeenkomsten I tot en met VI van toepassing is, zodat [eiser] voor het aangaan van deze lease-overeenkomsten de toestemming van [partner] behoefde. Nu volgens artikel 7A:1576i BW huurkoop bij akte wordt aangegaan, diende deze toestemming ook schriftelijk te worden gegeven (vgl. het arrest van het gerechtshof te Amsterdam van 1 maart 2007, LJN AZ9721, rov 2.12.3 en het reeds genoemde arrest van de Hoge Raad van 28 maart 2008). Aangezien deze schriftelijke toestemming ontbreekt, had [partner] de bevoegdheid een beroep te doen op de hier bedoelde vernietigbaarheid.
6.3.
Ten aanzien van hetgeen Dexia nog heeft aangevoerd terzake de verlengde overeenkomsten, wordt het volgende overwogen: Om een lease-overeenkomst te kunnen verlengen dient de afnemen eveneens schriftelijke toestemming van de echtgenoot/echtgenote te verkrijgen. Gewezen wordt op de volgende uitspraken: ‘met het sluiten van de verlengingsovereenkomst zijn verplichtingen aangegaan die overeenkomen met de verplichtingen die voortvloeien uit een overeenkomst van huurkoop’ (bijv. vonnis 12 maart 2008; 816751 DX EXPL 06-3112 en vonnis 13 februari 2008; 874775 DX EXPL 27-1235).
6.4.
Nu de oorspronkelijke overeenkomst en de verlenging hetzelfde contractnummer hebben en de vernietigingsbrief dat nummer noemt, wordt de vernietiging geacht betrekking te hebben op zowel de oorspronkelijke overeenkomst als de verlenging, ook al wordt de verlenging niet expliciet genoemd. De weren van Dexia worden aldus afgewezen.
Verjaring
7.1.
Dexia beroept zich er op dat het vernietigingsrecht van artikel 1:89 BW is verjaard. De verjaringstermijn voor een beroep op dit vernietigingsrecht is op grond van artikel 3:52 lid 1 sub d BW drie jaar. De termijn vangt aan op het moment dat degene aan wie de bevoegdheid tot vernietiging toekomt bekend wordt met de overeenkomst. Niet noodzakelijk is dat deze bekend is met de juridische kwalificatie van die overeenkomst (vgl. HR 5 januari 2007, LJN AY8771 en Gerechtshof Amsterdam, 19 mei 2009, LJN BI 4359). Van belang is derhalve wanneer [partner] bekend was met het bestaan van de lease-overeenkomsten I tot en met VI.
7.2.
Op Dexia rust de stelplicht en bewijslast ten aanzien van het beroep op verjaring.
7.3.
Dexia heeft hiertoe aangevoerd bij brief van 15 september 2004 de overeenkomsten
I en II niet worden genoemd. Uit dit schrijven valt niet af te leiden dat [partner] de vernietiging van de overeenkomsten I en II voor ogen stond, aldus Dexia.
7.4.
[eiser] heeft hiertegen aangevoerd dat [partner] bij brief van 15 september 2004 wel degelijk de onderhavige overeenkomsten I en II heeft vernietigd in de zin van artikel 1:88/1:89 BW. Immers, zij heeft duidelijk bedoeld al de tussen [eiser] en Dexia gesloten overeenkomsten buitengerechtelijk te vernietigen.
7.5.
De vraag die thans allereerst dient te worden beantwoord is of de echtgenote van [eiser] bij brief van 15 september 2004 met een beroep op artikel 1:89 BW de lease-overeenkomsten I en II heeft vernietigd.
Die vraag wordt bevestigend beantwoord.
Overwogen wordt dat als minimumvereiste dient te gelden dat ingeval van een beroep op de artikelen 1:88/1:89 BW en de daarmee samenhangende buitengerechtelijke vernietiging van een overeenkomst dan wel meerdere overeenkomsten, er geen misverstand mag bestaan welke overeenkomsten door die buitengerechtelijke vernietiging worden geraakt.
In de brief van 15 september 2004 beroept [partner] zich op de vernietigingsgrond van artikel 1:89 BW ten aanzien van “alle zonder mijn toestemming gesloten overeenkomsten”. Onder verwijzing naar hetgeen is overwogen in het arrest van het Gerechtshof in Amsterdam van 8 oktober 2013 (ECLI:NL:GHAMS:2013:3256), valt niet in te zien waarom met deze zinsnede het voor Dexia niet duidelijk was dat de vernietiging betrekking had op alle door [eiser] gesloten overeenkomsten. Anders dan Dexia stelt behoeven de lease-overeenkomsten waarop de vernietiging betrekking heeft in een geval als de onderhavige niet expliciet in de vernietigingsbrief te worden genoemd.
Dexia voert bij conclusie van dupliek terecht aan dat de echtgenote van [eiser] in de vernietigingsbrief niet spreekt over ‘verlieslatende’ overeenkomsten. Gelet op de bewoordingen in de brief, te weten ‘.. een
aantaleffectenleasecontracten tot stand gekomen. Het gaat daarbij,
voor zover ik kan nagaanom ..’, valt evenwel niet in te zien waarom het met deze zinsnede voor Dexia niet duidelijk was dat de vernietiging betrekking had op alle door [eiser] met Dexia gesloten overeenkomsten.
Dit verweer van Dexia slaagt niet.
7.6.
In het arrest van de Hoge Raad van 9 oktober 2015 (ECLI:NL:HR:2015:3018), heeft de Hoge Raad prejudiciële vragen heeft beantwoord betreffende de stuitende werking van een collectieve actie op de voet van art. 3:305aBW (in casu: van de Stichting Eegalease) en van een (tijdige) opt-outverklaring.
Naar aanleiding hiervan worden partijen in de gelegenheid gesteld (de eisende partij als eerste) om hun stellingen aan te passen en uiteen te zetten wat de gevolgen zijn van dit arrest voor de onderhavige zaak.
7.7.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.
Beslissing
De kantonrechter:
I. stelt [eiser] bij akte in de gelegenheid zijn stellingen aan te passen en uiteen te zetten zoals geformuleerd in rechtsoverweging 7.6;
II. bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 5 november 2015 voor uitlating [eiser] ;
III. houdt iedere verdere beslissing aan.
Aldus gewezen door mr. C.L.J.M. de Waal, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 15 oktober 2015 in tegenwoordigheid van de griffier.