3.3.De rechtbank stelt vast dat tussen partijen niet in geschil is dat verweerder bij de vaststelling van de beslagvrije voet op grond van artikel 475d, vijfde lid, onder a en b, van het Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering (Rv), rekening dient te houden met de premie van de ziektekostenverzekering en de woonkosten van eiseres. In tegenstelling tot verweerder en anders dan in de uitspraak van deze rechtbank van 10 april 2015 (geregistreerd onder procedurenummer AMS 14/8320) is de rechtbank van oordeel dat uit artikel 3:2 van de Awb volgt dat verweerder met deze gegevens voorafgaand aan zijn besluitvorming omtrent de vaststelling van de aflossingscapaciteit rekening dient te houden. Indien gegevens over woonkosten en premie ziektekosten ontbreken en of onjuist zijn, valt niet in te zien hoe verweerder de beslagvrije voet kan vast stellen met inachtneming van artikel 475d, vijfde lid van het Rv. Daarbij betrekt de rechtbank in de oordeelsvorming dat het hier om een, voor eiseres, belastend besluit gaat.
4. Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het beroep gegrond verklaren, het bestreden besluit vernietigen uitsluitend voor zover daarbij geen proceskosten in bezwaar zijn toegekend. Met besluit B is verweerder immers teruggekomen op het primaire besluit. Dit is, gelet op hetgeen in rechtsoverweging 3.3. is overwogen, het gevolg van een aan verweerder te wijten onrechtmatigheid in de zin van artikel 7:15, tweede lid, van de Awb. Voorts is de rechtbank van oordeel dat de kosten van rechtsbijstand kosten betreffen die eiseres in verband met de behandeling van het bezwaar redelijkerwijs heeft moeten maken. De rechtbank bepaalt voorts dat deze uitspraak in de plaats komt van het vernietigde deel van het bestreden besluit. De rechtbank veroordeelt verweerder voorts met toepassing van dit artikellid in de door eiseres in verband met de behandeling van het bezwaar gemaakte proceskosten. De rechtbank begroot deze kosten met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) op € 490,- als kosten voor verleende rechtsbijstand (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, 1 punt voor de hoorzitting, waarde per punt van € 490,- en een wegingsfactor 0,5).
5. De rechtbank veroordeelt verweerder tevens in de door eiseres in beroep gemaakte proceskosten. Deze kosten bepaalt de rechtbank op grond van het Bpb voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand op € 612,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor de zitting, 0,5 punt voor de nadere zitting, waarde per punt van
€ 490,- en een wegingsfactor 0,5 nu in beroep slechts de kostenvergoeding in bezwaar in geschil is).
6. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, dient verweerder tevens aan eiseres het door haar betaalde griffierecht te vergoeden.